Stukje van Hans Waltman. Hij is docent Management & Organisatie aan de Academie Mens en Arbeid van de Saxion Hogescholen Enschede/Deventer en onderzoeker naar oorzaken van formalisering en bureaucratisering (http://www.probleemoplossing.nl). Daarnaast is Hans werkzaam als zelfstandig organisatie-adviseur.
Voordat ik tot deze bevindingen kom zal ik mijn eerste indrukken beschrijven van het Hubertusslot. Berlage heeft dit slot begin 20e eeuw ontworpen in opdracht van mevrouw Kr?ller-M?ller. De opdracht luidde een gebouw te ontwerpen dat dienst zou doen als een monumentaal kunstwerk, waar mensen nog jaren naar zouden komen kijken en van genieten. Het was dus beslist niet de bedoeling dat het gebouw een functie zou gaan vervullen. Iets dat het daarna toch wel heeft gedaan, namelijk als huisvesting van het Kr?ller-M?ller-paar. Ook werd het thema Hubertus vastgelegd en Berlage kon aan het werk. Het gebouw is als een hertengewei gebouwd, met tussen de stangen het Hubertuskruis. Elke ruimte symboliseert een gedeelte van de legende. Wat mij echter frappeerde was de minutieuze wijze van ontwerpen: elke tegel, elk meubelstuk, elk kunstwerk, elk onderdeel van vloerbedekking, elk raam, kortom alles komt van de tekentafel van Berlage. Het slot ademt de gedachte, nee, zelfs de overtuiging!, dat de wereld maakbaar is. Op een manier en uitwerking die voor mij bijna letterlijk adembenemend was. Als zoiets perfectionistisch dan ook nog eens bedoeld is als kunst, dan vraag ik me af wat mevrouw Kr?ller-M?ller onder kunst verstond. Uiteindelijk hebben mevrouw Kr?ller-M?ller en Berlage ruzie gekregen over een erker. Mevrouw Kr?ller-M?ller wilde deze erker graag om dan vanuit haar werkkamer uitzicht te hebben op de vijver. Berlage voelde daar niets voor. Het zou principieel strijdig zijn met het symmetrische concept. Uiteindelijk zijn ze uit elkaar gegaan. Berlage begon met het Gemeentemuseum in Den Haag en mevrouw Kr?ller-M?ller vond een Belgische (…) architect bereid de erker voor haar te bouwen.
De eerste associatie die in me op kwam was die met Mintzberg's boek "Op strategiesafarie". Daarin beschrijft hij een aantal scholen van denken rondom strategievorming en strategievormingsprocessen. Uiteraard is Berlage naadloos in de planning- en design-school te plaatsen. Bij de presentatie van dit boek in het Amsterdamse Krasnapolsky-hotel liet Mintzberg een stroomdiagram zien ter illustratie van de planning-school. "Met name in Nederland nog steeds heel populair", zei hij erbij. In Oost-Europa en de Angelsaksische landen raakte deze school van denken al in de 50-er en 60-er jaren uit de mode, maar in Nederland leeft ze nog steeds sterk voort, aldus Mintzberg. Dan moet dat denken wel erg diep verankerd zitten, dacht ik toen in 1999. Voorbeelden hiervan te over. Nog niet zo heel lang geleden bijvoorbeeld, een jaar of 9, heb ik voor een opdrachtgever het informatie- en besluitvormingsproces eens nauwkeurig in kaart gebracht. Toen ik de beschrijvingen en schema's eenmaal klaar had, was ik diep gelukkig: zo zit dat!!! En…: Hier kunnen ze wat mee!!! Ik besefte toen niet dat ik een schijnwerkelijkheid had beschreven en dat mijn aanpak een puur bedrijfsmatige was geweest, die totaal geen recht doet aan de dynamiek van menselijke relaties binnen zo'n organisatie. Toch zie ik nog veel managers op deze manier tijdens vakanties en vrije avonden bezig met het oplossen van in feite onontwarbare puzzles. Dat soort activiteiten lijken verdraaid veel op het ontwerpen van het Hubertusslot: ook de organisatie is maakbaar.
De tweede associatie die ik had was die met het socialisme en de sociaal-democratie. Het socialisme heeft natuurlijk altijd gestreefd naar gelijke kansen en rechten voor iedereen. Gelijke kansen op onderwijs, gelijke rechten ten aanzien van het kiesrecht, enzovoorts. Met name in het woord "gelijke" zie ik een filosofisch begin of basis voor het adagium "Eenheid door Uniformiteit". Er is natuurlijk eeuwen lange sprake geweest van grote ongelijkheid tussen burgers. Of het socialistische antwoord het juiste antwoord was wil ik in het bestek van dit artikel niet bediscussi?ren; wel wil ik wijzen op een fundamentele vergissing. Namelijk de uitdrukking "Gelijke monniken, gelijke kappen" gaat niet op. Simpelweg, omdat er geen gelijke monniken zijn. Dat we ze wel gelijke kappen gaven wil niet zeggen dat elke monnik zichzelf daar prettig bij voelde.
Het blijkt overigens dat Berlage aan het begin van de 20e eeuw een enthousiast sympathisant was van De Radicalen, een stroming links van de toen opgerichte SDAP. Een stroming ook die veel sympathie kon opbrengen voor de revolutionaire beweging die toen in Rusland opkwam. Berlage kreeg in die periode (eind 19e eeuw) ook twee belangrijke opdrachten via relaties als wethouder Treub van Amsterdam voor de Beurs aan het damrak en via Henry Polak voor het gebouw de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB). Berlage is door zijn activiteiten de inspiratiebron voor wat later de Nieuwe Kunst zal worden genoemd. Mondriaan was daar een exponent van. Van Mondriaan is de uitspraak afkomstig, waarin hij pleit voor de inrichting van wijken, straten en ook interieurs, waarbij eenheid en uniformiteit, ook qua meubilering en stoffering van de woningen, de sleutelbegrippen zijn om te komen tot ware individuele vrijheid. behalve dat zo'n filosofie ook uitstekend kan passen bij kloostergemeenschappen als de Benedictijner monniken, die uiteraard vanuit een meer religieuze perceptie dachten, past de gedachte van Mondriaan naadloos in het denken van de sociaal-democraten uit die periode.
(De link tussen Berlage en de sociaal-democratie is een lastige om aan te tonen. Wel ben ik van mening dat cultuur, samenleving en politiek een onderlinge dynamiek hebben en elkaar dus continu be?nvloeden. In deze zin zijn mensen de scheppers maar tegelijkertijd ook het product van de heersende cultuur.)
Sociaal-democraten, maar ook de communisten van de Sovjet Unie, waren, behalve dat ze uit waren op gelijke kansen voor iedereen, ook enthousiaste planners. Wie herinnert zich niet de beroemde 5-jaren plannen om de graanproductie weer op peil te brengen of om de economie weer te doen draaien? Iets minder bekend, maar zeker een mooi voorbeeld van enthousiast plannen komt uit dezelfde hoek als waar Berlage zich ophield: de sociaal democratie van Amsterdam begin 20e eeuw. Onder bestuur van SDAP-wethouders als De Miranda en Wibaut ontvouwde de dienst publieke werken in 1926 een stedenbouwkundig plan voor de komende 100 jaar… Men voorspelde op basis van nauwkeurig onderzoek bijvoorbeeld dat de gemiddelde gezinsgrootte in 1960 3,49 personen zou zijn. Een aantal onderdelen van dit plan zijn trouwens na de 2e wereldoorlog gewoon uitgevoerd, de plannen lagen immers klaar. Het plan, maar met name het onderzoek dat eraan ten grondslag lag heeft wereldwijd grote bewondering geoogst. Maar wat me nu nog het meest verbaasd is de zekerheid waarmee men aan zo'n plan wekte en het grenzeloze vertrouwen dat men kennelijk had in de rationele analyse die aan het plan ten grondslag lag.
Ook vandaag de dag zie ik geregeld varianten op die filosofie, eenheid door uniformiteit, terugkeren in bijvoorbeeld strategische plannen. Een grote hogeschool heeft als motto: van autonomie naar gezamenlijke verantwoordelijkheid. Alsof autonomie en gezamenlijke verantwoordelijkheid per definitie elkaars tegenpolen zouden zijn en niet complementair ingezet zouden kunnen worden. Het grote gevolg van zo'n leitmotiv is het streven naar eenheid door uniformiteit: gelijke monniken, gelijke kappen. Een visie als deze leidt bijna onherroepelijk tot planmatig bestuur, waarbij meerjarenplannen schering en inslag zijn. Deze plannen vinden dan zijn weerslag in tal van operationele zaken als bijvoorbeeld de inzet, en de wijze waarop, van P-instrumenten. Ik durf te stellen dat in dit soort organisaties P-instrumenten dode instituties zijn.
Vanuit de hierboven ge?llustreerde perceptie van planning en de maakbare organisatie meen ik te kunnen vaststellen dat de mechanismen die dan gaan optreden in organisaties funest zijn voor creativiteit, betrokkenheid van medewerkers, klantgerichtheid, enzovoorts. Vandaag de dag omarmen we inzichten als van Mastenbroek, op basis van interne autonomie een krachtige eenheid uitstralen naar buiten, en van Weggeman, streven naar collectieve ambitie. Toch lijken we met zijn allen opgesloten te zitten in meer dan 100 jaar oude denkbeelden en durven we het idee van maakbaarheid niet los te laten.
Ik wil met dit artikel niet beweren dat de sociaal-democratie de enige oorzaak is van onze tegenwoordige regelzucht; wel denk ik dat de beweging hier een belangrijke invloed op heeft gehad en heeft.