Het DNI & politieke belemmeringen.

Inleiding voor het congres van de Derde Kamer ‘Eerlijk Delen = Eerlijk Meten' op
22-5-06 in het provinciehuis van Zuid-Holland[1] 

(Voor meer informatie over Roefie Hueting, zie  http://www.sni-hueting.info )

Dit congres van de Derde Kamer en het Nederlands Comité voor Duurzame Ontwikkeling en het onderwerp ervan, andere indicatoren voor welvaart dan alleen het nationaal inkomen, zijn naar ik heb gemerkt voor velen van  jullie iets nieuws. Voor mij is het dat niet. Al veertig jaar houd ik inleidingen op nationale en internationale fora die identiek zijn aan dit congres. Ondanks alle wetenschappelijke erkenning van mijn werk heeft dat het doel geen stap dichterbij gebracht, namelijk de publicatie van het productieniveau dat de toekomst niet bedreigt – het duurzaam nationaal inkomen (dni) – naast het standaard nationaal inkomen (NI) door een statistisch bureau. Ik zal graag twee voorbeelden geven van de mechanismen die dit verhinderen.

Steven Keuning, de voorganger van Peter van de Ven als hoofd NR van het CBS, heeft in een aantal artikelen eerst het dni verkeerd weergegeven en vervolgens bestreden, waarbij hij komt tot soms bizarre conclusies die de zaak op zijn kop zetten. Eén daarvan verscheen in de CBS bundel ‘The value added of the national accounts'. Ik heb de argumenten van Keuning en een paar andere auteurs weerlegd in het  CBS Liber Amicorum voor Henk van Tuinen, de voor-voorganger van Van de Ven. Dat artikel is zonder opgaaf van redenen geweigerd, een gebeurtenis zonder precedent die neerkomt op censuur. Het artikel staat sinds kort op de websites www.dni.nu en www.managementissues.com.[2]

Maar nu komt het. Alle subsidies voor voortzetting van het dni onderzoek en voor dni ramingen in andere landen, vooral ontwikkelingslanden, zijn geschrapt, waardoor voortgang van het dni nu al vier jaar stagneert. Ik heb gegronde redenen om aan te nemen dat dit gebeurt grond van de artikelen van Keuning en zielsverwanten. Dit is één mechanisme.

Een ander mechanisme is het herhaaldelijk verkeerd voorlichten  van de Tweede Kamer over het dni.

Vanwege het  belang van de praktische kant van de congresdoelstelling heb ik hieraan volgens mijn stopwatch drie en een halve minuut besteed en heb nu ruim zes minuten over om iets over het dni te vertellen.

Het dni is een raming van het maximaal haalbare productieniveau dat onbeperkt kan worden volgehouden bij de stand van de techniek in het onderzoeksjaar, doordat vitale milieufuncties, waarvan ook de productie afhankelijk is, behouden blijven. Milieufuncties zijn de gebruiksmogelijkheden van de niet door de mens gemaakte fysieke omgeving van de mens. Concurrerend milieufuncties zijn per definitie economische goederen. Om de kosten van het verlies van milieufuncties te ramen moeten we eerst de waarde ervan kennen. De waarde van een economisch goed wordt bepaald door twee factoren, namelijk de kosten van hun verkrijging – het aanbod – en de preferenties voor hun beschikbaarheid – de vraag.

 De eliminatiekostencurve oftewel de aanbodcurve van milieufuncties kan steeds worden bepaald. Maar de vraagcurve slechts zeer gedeeltelijk omdat de dringendheid van de vraag naar milieufuncties zich grotendeels niet kan manifesteren. Daarom is voor het geven van informatie het maken van een veronderstelling over de preferenties voor milieufuncties onontkoombaar. Eén van de mogelijke veronderstellingen is het bestaan van preferenties voor  blijvende beschikbaarheid van vitale milieufuncties op grond van de behoefte voor het behoud ervan voor komende generaties, zonder te gokken op nog niet beschikbare technologie met als inzet de levensomstandigheden van onze kindskinderen.

De duurzame beschikbaarheid van de functies van onze fysieke omgeving kan uitsluitend worden vastgesteld aan de hand van fysieke duurzaamheidsnormen. Wensen voor het behoud van het fysieke milieu kunnen uitsluitend een hanteerbare gestalte krijgen in de vorm van normen. De vraagcurve naar duurzaam gebruik van vitale milieufuncties krijgt derhalve in het relevante gebied van het kwadrant waarin de vraag- en aanbodcurven liggen de vorm van een rechte. Op de horizontale as van dit kwadrant is de mate beschikbaarheid van functies afgezet in fysieke eenheden. Op de verticale as staan de eliminatiekosten voor de verkrijging van functies in monetaire eenheden. Langs deze weg wordt de steeds goed meetbare afstand tussen de situatie in het onderzoeksjaar en de duurzaamheidnorm in fysieke eenheden vertaald in de te spenderen kosten voor het overbruggen van die afstand. Het gaat om de bekende figuur uit de studie Nieuwe schaarste en economische groei (1974).

Het gaat dus bij het dni om de formulering van de maatregelen voor het bereiken van de duurzaamheidsnormen en de raming van de kosten van die maatregelen. Technologische maatregelen maken milieubelastende productie en consumptie duurder in reële termen. Dat leidt tot een verandering van  de prijsverhoudingen, tot een verschuiving van activiteiten in milieuvriendelijker richting en tot een lager productieniveau. Hetzelfde gebeurt bij het opleggen van heffingen op milieubelastende activiteiten (productie en consumptie) en bij rechtstreekse re-allocatie in milieuvriendelijker richting.

De duurzaamheidskosten vormen, vereenvoudigd gezegd, input in een economisch model. Hieruit resulteren zowel de prijsverhoudingen, dus de prijzen van producten,  in een duurzame situatie als het niveau van het dni. De afstand tussen het NI en het dni geeft dát deel van het productievolume in het onderzoeksjaar weer dat niet duurzaam is gerealiseerd. Bij herhaling van de dni raming in opeenvolgende jaren blijkt uit het verloop van de afstand tussen NI en dni of de productie wel of niet verder is afgedreven van milieuduurzaamheid. Uit de dni ramingen voor Nederland door het IVM in de jaren 1990, 1995 en 2000 blijkt die afstand met dertien miljard euro te zijn toegenomen. In die periode is Nederland dus verder afgedreven van milieuduurzaamheid.

Onder de veronderstelling van overwegende voorkeur voor een economische ontwikkeling met duurzaam milieubehoud zijn de hieruit resulterend prijzen correct. Dit ontwikkelingspad wordt beschreven door het dni dat onder die veronderstelling optimaal is.  Een andere mogelijke veronderstelling is dat de productie zich thans op een optimaal pad bevindt dat wordt beschreven door veranderingen in het standaard NI. Onder die veronderstelling zijn de prijzen waarop het NI berust correct. Zowel het dni als het standaard NI zijn dus  fictief in de context van waar het in de economische theorie en de statistiek om gaat, namelijk het indiceren van het effect van  ons handelen op onze welvaart. 


[1] De bedoeling van het congres is om de raming van indicatoren te stimuleren die in aanvulling op het nationaal inkomen (NI) informatie geven over de ontwikkeling van de welvaart, zoals de index for sustainable economic welfare (ISEW) en het duurzaam nationaal inkomen (DNI). Zulks omdat de enorme nadruk die de groei van het NI krijgt in de politiek en bij instellingen zoals de World Bank en het IMF met name in ontwikkelingslanden tot intering op het natuurlijk kapitaal leidt waarvan die landen sterk afhankelijk zijn.