Het Westen zal in deze eeuw haar dominante positie verliezen aan Azië. Azië moderniseert in hoog tempo en heeft de snelst groeiende economieën. Het Westen steekt de kop in het zand en weigert deze verschuiving te aanvaarden. Zelfgenoegzaamheid is het credo in de Westerse wereld. Fout, aldus Kishore Mahbubani! Vooral politici krijgen er van hem van langs. Zij zouden de ontwikkelingen moeten toejuichen. Deze worden immers grotendeels bereikt door gebruik te maken van westerse principes.
Het denken in het Westen moet om. Vandaag de dag zijn 5,6 miljard mensen die zich buiten de westerse sfeer bevinden niet meer bereid de besluiten te accepteren die namens hen in westerse hoofdsteden genomen worden. Deze mensen willen het Westen niet bedreigen, maar ook zelf de westerse droom van een comfortabel bestaan verwezenlijken. Zij willen graag van het Westen leren, maar wel met behoud van hun eigen cultuur.
Kishore Mahbubani is een voormalig topdiplomaat uit Singapore. Hij was onder andere ambassadeur bij de Verenigde Naties. Momenteel leidt hij de Lee Kuan Yew School of Public Policy in Singapore. Hij is één van de belangrijkste Aziatische denkers over de gevolgen van de opkomst van Azië.
Mahbubani ziet de opkomst van Azie als een mogelijkheid voor een meer vreedzame wereld. Hij verwacht dat de modernisering ook het islamitische deel van de wereld positief zal beïnvloeden. Azie en het Westen dienen tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over hoe deze nieuwe wereld er uit zal zien. Immers Amerika en Europa zullen sterk blijven en een belangrijke rol blijven spelen in de wereldeconomie. Aziatische landen zijn ook bereid de verantwoordelijkheid voor deze nieuwe wereldorde op zich nemen.
In zijn boek schetst hij drie scenario´s.
De eerste is het doorzetten van de mars der moderniteit van de Aziatische landen. Dit is de gunstigste. Door een opkomst van de moderniteit met een hoger levenspeil zullen Aziatische burgers een deel krijgen van de welvaart en minder behoefte hebben zich af te zetten tegen anderen.
Het tweede scenario is dat men zich terugtrekt op zijn stellingen. Theoretisch is het Westen voor vrijhandel. Echter in de praktijk stelt zij zich vaak protectionistisch op. Op den duur snijdt het Westen zichzelf daarmee economisch in de vingers. Het echte gevaar dat de wereld bedreigt, is dat Europa en Amerika zich nog meer protectionistisch op zullen stellen. Er is veel te verliezen voor het Westen. In de naoorlogse wereld hebben zij veel privileges opgebouwd die zij niet zo maar op willen geven. Het derde, maar minst waarschijnlijke, scenario is dat het Westen dominant zal blijven.
Mahbubani stelt dat de Aziatische landen nu in opkomst zijn omdat ze de zeven peilers van de westerse wijsheid hebben ontdekt waarop de westerse vooruitgang steunde en die het westen de afgelopen twee eeuwen in staat stelde beter te presteren dan de Aziatische samenlevingen.
Elke Aziatische samenleving die de vrijemarkteconomie heeft toegepast, heeft en spectaculaire groei doorgemakt. De vrijemarkteconomie is bijvoorbeeld in China ontwikkeld nadat Mao’s principes van centraal geleide economie terzijde waren geschoven. Deng stond aan de basis van deze ontwikkeling en is voor China erg belangrijk geweest. In Azië is onder invloed van deze verandering de armoede spectaculair gedaald.
De tweede peiler is de aandacht voor natuurwetenschappen en technologie. Azië heeft een aantal belemmerende factoren achter zich gelaten. De belangrijkste zijn: een religieuze denkwijze die de materiële wereld afwijst, een gebrek aan geloof in de menselijke vooruitgang, een aangeboren gezagsgetrouwheid en een gebrek aan kritische vraagstelling. Inmiddels vinden Aziaten niet meer dat ze op het gebied van natuurwetenschappelijk en technologisch onderzoek onderdoen voor het westen.
De derde peiler is meritocratie. Meritocratie gaat ervan uit dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om zich te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Geen enkel talent mag verwaarloosd worden. Eeuwenlang hebben Aziatische samenlevingen vermeden de meritocratie door te voeren. De feodale denkwijze, die in Europa na de Industriële Revolutie geleidelijk verdween, is in Azië lang blijven bestaan. Belangrijk is hoe een samenleving haar eigen leden ziet. Zijn de armen een last of een potentieel rijke bron die nog aangesproken moet worden?
Pragmatisme is de vierde peiler. Japanners zijn hierin het grote voorbeeld. Ze benaderden de uitdaging om Japan te moderniseren zonder ideologische visies of oogkleppen. Ze waren bereid de beste westerse methoden uit elk land te overwegen en tevens om hun beleid op eclectische wijze te formuleren. Ook Deng Xiaoping werkte in deze lijn. Hij nam het moedige besluit om de Chinese samenleving bloot te stellen aan de opmerkelijke welvaart van de Amerikaanse samenleving. Dit was een enorm politiek risico.
Een cultuur van vrede is de volgende peiler. Niet alleen heeft er meer dan twintig jaar vrede geheerst in Oost-Azië, het gebied heeft ook een belangrijke stresstest doorstaan die aanleiding had kunnen geven tot conflicten in de regio: de Aziatische financiële crisis van 1997-1998. In het westen is deze staat van vrede bereikt na de Tweede Wereldoorlog. Gezien de honderden jaren van conflicten in de westerse landen is dit opmerkelijk. China heeft geleerd van het positieve voorbeeld van de westerse wereld en het negatieve voorbeeld van de Sovjet-Unie. Om verschillende redenen is de laatstgenoemde geïmplodeerd. Eén daarvan was het besluit om zich te richten op militaire in plaats van economische ontwikkeling. China heeft besloten precies het tegenovergestelde te doen.
De zesde peiler is rule of law. De meeste Aziaten zijn er eeuwenlang van uitgegaan dat de heersende klasse boven de wet staat. Zij beginnen gebruik te maken van de principes van de rule of law, niet op ethische gronden maar om functionele redenen, als middel om de individuele burger te beschermen tegen willekeurig machtsgebruik door de overheid. Het gaat nog lang niet perfect, maar er is vooruitgang. In China worden leden van de communistische partij nog steeds bevoordeeld, maar er zijn vorderingen gemaakt in de wetgeving om dit te beperken. In India is het rechtsstelsel weliswaar gebaseerd op het Engelse systeem, maar de Indiase rechtbanken zijn opvallend inefficiënt en kennen enorme achterstanden.
De laatste peiler is onderwijs. Uniek aan westerse universiteiten is dat zij zich niet exclusief op het westen richten. Ze zien hun taak eerder als het bewaren van oude kennis en het ontginnen van verborgen kennis voor de hele mensheid. De diepe overtuiging van de Amerikanen in de jaren zestig dat een generatie van de besten en de slimsten een samenleving daadwerkelijk kan veranderen, heeft zich tot ver buiten Amerika verspreid en de psychologische dynamiek van Azië beïnvloedt.
Opvallend is dat hij democratie niet als peiler ziet, terwijl het Westen daar juist altijd zo op hamert. Volgens Kishore Mahbubani kan economische ontwikkeling zowel met als zonder democratie tot stand komen. Wel stelt hij dat in een modern land democratie uiteindelijk wel het eindstadium is.
Het Westen zou blij moeten zijn dat haar waarden en normen zo sterk zijn overgenomen in Azië. Uit het vrijwel ontbreken van enthousiaste reacties in het Westen over de opkomst van Azië blijkt echter dat het zich ervan bewust is dat het, in materiële zin, een aantal wezenlijke verliezen te verwerken kan krijgen. Er zullen geen absolute verliezen geleden worden, maar wel relatieve.
Na de Tweede Wereldoorlog is de wereldorde bepaald door de overwinnaars van toen. Zij gingen de dienst uitmaken in de nieuwe wereldinstituties. Dat geldt nog steeds voor bijvoorbeeld de samenstelling van de Veiligheidsraad en de leiding van het IMF of de Wereldbank. Ook is er sprake van een grote militaire macht in het Westen. Amerika neemt alleen 46% van alle militaire uitgaven in de wereld voor zijn rekening.
De politieke macht is nog steeds groot, maar al lang niet meer zo groot als destijds. In de afgelopen twintig jaar hebben zich waarschijnlijk de grootste veranderingen in de geschiedenis van de mensheid voltrokken. De grootste verandering is waarschijnlijk dat de 88% van de wereldbevolking die niet in het Westen woont niet langer het lijdende voorwerp in de wereldgeschiedenis is, maar er onderwerp van is geworden.
Helaas wordt het westerse intellectuele leven nog steeds gedomineerd door degenen die blijven geloven in de superioriteit van het Westen. Het tijdperk van de westerse overheersing heeft zijn langste tijd gehad. Op dit moment is de meerderheid van de niet-westerse landen bereid samen te werken met het Westen. Als het Westen echter probeert zijn dominantie in stand te houden, is een terugslag onvermijdelijk. Daarom bevindt de mensheid zich op een beslissend keerpunt in de geschiedenis.
De 5,6 miljard mensen die niet in het Westen wonen, geloven steeds minder in de aangeboren of onvervreemdbare superioriteit van de westerse beschaving. Het Westen moet inzien dat dit de belangrijkste historische tendens van onze tijd is. Veel mensen in het Westen willen geloven dat dit van voorbijgaande aard is en wordt veroorzaakt door het harde en ongevoelige beleid van één regering. Als de regering-Bush verdwijnt wordt alles anders en zal de wereld weer van Amerika gaan houden. Dat is een illusie. De zienswijze van de grootste bevolkingsgroepen in Azië – de Chinezen, de moslims en de Indiërs – is onherroepelijk veranderd.
Het verdwijnen van de mythe van westerse superioriteit is een van de oorzaken van het ontwesteringsproces in China. Een andere verklaring voor de groeiende kloof is het feit dat veel westerlingen niet in staat zijn de nieuwe werkelijkheid van China te begrijpen. Uit dat westerse onvermogen om te zien hoe gelukkig de meeste Chinezen zijn met hun huidige situatie, blijkt hoe ideologisch bevooroordeeld de westerse waarnemers zijn geworden.
De westerse geest kan zich niet voorstellen dat het ‘onvrije’ volk van China ook maar enigszins gelukkig kan zijn. De westerse geest geeft een starre, eendimensionale en ideologische uitleg aan het woord ‘vrijheid’. Het idee dat vrijheid relatief kan zijn en inderdaad vele vormen kan aannemen, is hun vreemd. Maar de Chinezen vinden dat ze – als ze hun leven nu vergelijken met zo’n twintig jaar geleden – een veel grotere vrijheid hebben bereikt.
Door de steeds beter wordende economische prestaties en de toename van de welvaart ondergaat China nu dezelfde sensatie als het Westen in de Renaissance doormaakte: de herontdekking van zijn rijke verleden en de ontwikkeling van nieuwe culturele perspectieven. Niemand in het Westen gelooft dat er culturele vernieuwing gaande is in de islamitische wereld.
Toch is het waarschijnlijk dat zich in veel islamitische samenlevingen een proces zal gaan voordoen dat vergelijkbaar is met dat in China. De meeste moslims wonen in Zuid-Azië en Zuidoost-Azië, waar de mars naar de moderniteit zich al heeft voorgedaan. Slechts een zesde van de moslims woont in de Arabische wereld.
De meeste regeringen in de islamitische wereld willen hun islamitisch erfgoed beschermen en versterken, maar willen tevens hun samenleving moderniseren. Tegelijkertijd is er sprake van een toenemende anti-westerse houding in de islamitische wereld. De islamitische wereld ziet het Westen een corrupte en decadente macht die erop uit is die macht en dominantie te behouden onder het mom van morele rechtschapenheid.
India neemt in de westerse fantasie een bijzondere plaats in. In de westerse verbeelding zijn zowel de Chinese als de islamitische beschaving vreemde en verre beschavingen. De meeste westerlingen zijn daarentegen positief over de Indiase cultuur en beschaving. Dit is gedeeltelijk het gevolg van romantisering van de Britse kolonisatie van India in het westerse denken. Die positieve kijk op India heeft geleid tot de verwachting dat, als India uiteindelijk een grootmacht wordt, het zich zal aansluiten bij de westerse landengemeenschap.
Het is India op het lijf geschreven om als een brug tussen het Oosten en het Westen te dienen. Geen enkel land in Azië is daarvoor beter gekwalificeerd. De politieke en sociale cultuur van India heeft iets unieks; de Indiase geest is doordrongen van omarming en tolerantie. Terwijl het Westen vaak tracht de wereld te vangen in zwart-wittermen, is de Indiase geest in staat de wereld in veel verschillende kleuren te zien.
Volgens Mahbubani is het Westen een belangrijke veroorzaker van veel mondiale problemen. Dat ziet het Westen zelf niet zo. Zij beschouwt zichzelf als bron van oplossingen en niet van problemen. Daarom zoekt men nooit de oorzaak van de internationale problemen bij zichzelf en worden ze vervolgens verkeerd aangepakt.
Tot 2003 werd geaccepteerd dat het gebruik van geweld onder twee voorwaarden legitiem was: ten eerste indien het werd ingezet ter zelfverdediging en ten tweede na toestemming van de VN Veiligheidsraad. De Amerikaans-Britse beslissing om Irak binnen te vallen, was op geen van beide punten gerechtvaardigd. Ook de superioriteit op het terrein van mensenrechten heeft een forse deuk op gelopen na Abu Ghraib en Guantanamo.
Als het gaat om de uitstoot van broeikasgassen neemt het Westen niet het voortouw. Andere landen dan ook tot weinig bereid zijn. Zij zullen denken dat het Westen al rijk is en dat zij op weg zijn om zich te ontwikkelen. In tegenstelling tot wat het Westen wil dat de rest van de wereld gelooft, zijn de kernmachten zelf de grootste bron van uitbreiding van kernwapens, met name de VS en Rusland, die nog steeds voorraden aanleggen en duizenden kernwapens blijven ontwikkelen.
Uiterst kritisch is Mahbubani over Europa. Europa speelt onvoldoende in op de externe situatie. Het is vooral bezig met zichzelf. Het lukt maar niet om de aangrenzend gebieden – Rusland, Noord-Afrika, Midden-Oosten en Turkije – op een constructieve manier aan zich te binden en bloeiende economische en politieke relaties aan te bieden. In plaats daarvan vervreemdt het deze gebieden van zich.
Om het westerse begrip van wat er in de wereld speelt, te verbeteren moet het Westen zijn zwart-witperspectief vervangen en beginnen in te zien dat de meerderheid van de wereldbevolking bezig is te veranderen.
Op dezelfde manier waarop de wereld de heropleving van Europa in de naoorlogse jaren mogelijk maakte, moet de wereld nu in de voor ons liggende jaren de opkomst van de nieuwe Aziatische economieën mogelijk maken. Dat betekent dat mondiale instituties en nieuwe mondiale spelregels nodig zijn. Bestaande instituties als de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad, het IMF en de Wereldbank zullen zich moeten hervormen. Ook zullen de instituties het mogelijk moeten maken dat mondiale problemen als milieubescherming en energievoorraden adequaat opgepakt kunnen worden.
Kishore Mahbubani heeft met zijn boek veel stof doen opwaaien. Met gezag en kennis van zaken laat hij overtuigend zien dat er een einde komst aan de Westerse overheersing. Om hier zelf goed uit te komen zal het Westen moeten nadenken over de eigen houding en positie in de wereld. Het boek is een must voor iedereen die wil weten wat zich op mondiaal niveau afspeelt!
Bert van Ravenhorst,
April 2009.