China op weg naar de Olympische Spelen.

China doet er alles aan om zich te presenteren als een modern land dat respect afdwingt door perfect georganiseerde Olympische Spelen te organiseren. Helaas lukt het niet om alles te regisseren. De demonstraties in Tibet en de manier waarop de Chinese autoriteiten daarop hebben gereageerd laten ook de zwakke kanten van het regime zien. Overleg komt niet van de grond en repressie lijkt het enige antwoord.

De blijvende aandacht voor de mensenrechten irriteert de Chinezen duidelijk. Het economisch mirakel en het beeld van een modelmaatschappij krijgen zo niet de aandacht die de Chinezen er graag op vestigen. In haar boek ‘China; Centrum van de wereld, de geactualiseerde Olympische Spelen-editie’ analyseert Garrie van Pinxteren de doelstellingen en methoden van de Chinese overheid aan de hand van verhalen van mensen die zij ontmoet. Garrie van Pinxteren werkte na haar studie Chinees als tolk-vertaler en als correspondent in China voor onder andere NRC Handelsblad en de NOS. Op dit moment verblijft zij in China om voor de NOS de Olympische Spelen te verslaan. Haar boek getuigt van een diep inzicht in de Chinese samenleving en de doelstellingen van haar machthebbers. Voor wie verder wil kijken dan het sportevenement een heldere inleiding!

De belangrijkste uitdaging voor de Chinese regering is om de almachtige communistische partij en de markteconomie naast elkaar te laten bestaan op een manier die China als natie bij elkaar houdt en tegelijk de economische groei laat doorgaan. Dit is soms een wankel evenwicht. Het grote schrikbeeld voor de Chinese overheid is dat het land net zoals de Sovjet-Unie uit elkaar valt. Deze angst is een overheersend thema in de politiek van de Chinese machthebbers.

Kenmerkend voor het Chinese stelsel is dat er geen scheiding van machten is. De wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht woorden alledrie aangestuurd door de communistische partij. De invloed van de communistische partij is dan ook door de hele samenleving verweven. Het overleven van de partij is het hoofddoel en daartoe zijn alle middelen geoorloofd. Objectiviteit en onafhankelijkheid zijn daaraan ondergeschikt. Journalistieke vrijheid is geen doel. De media zijn een instrument in handen van de staat. Illustratief is dat het Westen altijd een ordelijk beeld van de verschaffing van noodhulp in geval van rampen voorgeschoteld krijgt. Chaos als bij de Katrina in New Orleans zal niet getoond worden. Ook dit past in de propaganda. In dit beeld past ook dat buitenlandse journalisten nauwlettend worden gevolgd en waar nodig tegengewerkt. Onafhankelijke organisaties van bijvoorbeeld werknemers zijn er ook niet. Er is niet zoals in Nederland een onafhankelijk maatschappelijk middenveld waarmee de overheid zaken doet. Als onderdeel van de regievoering worden politieke lessen georganiseerd voor ambtenaren. Daar leren zij hoe ze tegen onderwerpen moeten aankijken en hoe ze daarover moeten praten. Het gevolg is dat als je met meerdere ambtenaren spreekt je steeds hetzelfde verhaal te horen krijgt.

Economische groei is inmiddels geen keuze meer maar een bittere noodzaak om de groeiende bevolking aan het werk en tevreden te houden. Met name de boeren die van het platteland naar de stad trekken moeten werk kunnen vinden. Ondanks de economische groei is er veel ontevredenheid. In de jaren negentig kregen niet de besten de meeste kansen om zich naar een hoger niveau toe te werken, maar degenen die de beste contacten in de communistische partij hadden. Dit heeft tot veel wrevel geleid. Ook zijn er veel grote en kleine opstanden, vooral op het platteland. De boeren verliezen vaak hun grond voor wegenaanleg of industrie. Er is een continue angst voor sociale onrust. Een van de gevolgen hiervan is dat het nemen van de noodzakelijke milieumaatregelen niet risicoloos is voor de Chinese machthebbers omdat strengere regels leiden tot minder economische groei en verminderde internationale concurrentiekracht. De nieuwe Chinese president Hu Jintao lijkt de kwetsbaarheid in te zien. Hij praat het dan ook over harmonieuze verhoudingen. Het is de vraag of het land die ook daadwerkelijk zal ontwikkelen. China is misschien wel kwetsbaarder dan het lijkt.

In het Westen bestaat nogal eens het beeld dat door economische groei Chinezen steeds meer naar ons toe groeien en zich uiteindelijk door dezelfde universele principes zullen laten leiden als het Westen. Dit is het geloof in een soort natuurlijke hierarchie van systemen. Het is echter, volgens Van Pinxteren, maar de vraag of dat zo is. Zou China als wereldmacht die steeds zelfverzekerder wordt niet juist een eigen stelsel van opvattingen ontwikkelen? Misschien ziet China wel veel meer in een land waar beperkte politieke vrijheid samengaat met maatschappelijke orde en grote welvaart.

Recentelijk zijn de mensenrechten weer volop in de aandacht gekomen, nadat dit een tijd lang een ondergeschikt onderwerp is geweest. Tibet en ervaringen van dissidenten hebben de discussie weer hoog op de agenda gebracht. China is nu een economische grootmacht aan het worden en het Westen gedraagt zich opportunistisch. Door leiders werden de mensenrechten vaak slechts plichtmatig aan de orde gesteld. Dit neemt niet weg dat er sprake is van teleurstelling dat China niet tot zichtbare verbeteringen is gekomen als het gaat om politieke mensenrechten. Zelf definieert China mensenrechten vooral als economische en sociale rechten. Zo gedefinieerd zijn er belangrijke vorderingen gemaakt als het gaat om de voedselvoorziening, onderwijs, huisvesting en werk. China vindt de discussie over mensenrechten hypocriet en vindt dat het Westen het gebruikt om China klein te houden. Garrie van Pinxteren is niet voor een boycot. Met Amnesty International denkt zij dat het goed is om de Spelen te benutten om de dialoog open te houden. Wel vindt zij dat China de Spelen nog niet echt verdient omdat de overheid de bevolking nog steeds genadeloos weet aan te pakken als het erop aankomt. De Spelen zijn te veel een pr-campagne voor China en het Chinese staatssysteem.

Nationalisme en patriottisme zijn sterk in China en zijn ook oprecht. Chinezen zijn trots op wat er de laatste dertig jaar economisch bereikt is. Natuurlijk zijn ze ook trots dat China nu de Olympische Spelen mag organiseren. De Chinese regering laat dan ook geen mogelijkheid onbenut om dit aan te moedigen. Chinezen zijn ook afkering van westerse inmenging. In China bestaat een breed gevoel dat andere landen niet hoeven te bepalen hoe het in China moet. Kritiek op de mensenrechten in China leidt tot een gevoel van afkeer onder de Chinese bevolking. Hetzelfde geldt voor de kwestie Tibet. Chinezen zien dat als Westerse propaganda.

Doordat haar boek in mei 2008 uitkwam is Garrie van Pinxteren in staat geweest om de laatste ontwikkelingen op weg naar de Spelen mee te nemen. Het boek is vlot geschreven en fascineert van het begin tot het einde. Voor wie zich gedegen wil voorbereiden op de niet-sportieve kanten van de Olympische Spelen is dit boek een aanrader met doordachte inzichten over de Chinese maatschappij en de politiek achter de Spelen.

Bert van Ravenhorst,
Juli 2008.