Op Europa c.q. de EU valt, om het zacht uit te drukken, het nodige aan te merken. Het is erg in zwang om negatieve dingen te schrijven of te zeggen over Europa, zoals dagelijks te lezen is in de krant of te zien is op de TV. Schrijvers en sprekers met positieve bijdragen worden bovendien weggezet als naïevelingen of dommeriken. Een echt debat over de waarde van Europa lijkt nauwelijks meer mogelijk.
Toch is een goed debat over Europa uiterst zinvol, juist omdat de Europese Unie zo’n bijzonder samenwerkingsverband is. Het mooie van de EU is dat het géén federatie is, maar toch een aantal wezenlijke zaken kan organiseren die een gezamenlijk belang zijn van alle lidstaten, waarbij de culturele en historische verscheidenheid van de lidstaten intact blijft. Overigens valt hierbij aan te tekenen dat er juist op het gebied van cultuur en wetenschap in de 16e en 17e eeuw veel uitwisseling was tussen de toenmalige Europese staten, vanwege een aanzienlijke internationale mobiliteit van allerlei kunstenaars en wetenschappers.
De grootste voorstanders van de EU willen het liefst naar een federatie waarbij de nationale staten een positie krijgen vergelijkbaar met de staten in de VS. Verklaarde tegenstanders vinden dat de EU zich met veel teveel zaken is gaan bemoeien waar ze juist van af moeten blijven en zich zou moeten beperken tot het openhouden van de gemeenschappelijke markt (waarbij de vraag is wat daar dan precies onder moet worden verstaan).
Ik vind beide modellen onaantrekkelijk. Europa is vooral gediend met een tussenmodel waarin de voordelen zo groot mogelijk kunnen zijn en de nadelen kunnen worden geminimaliseerd. Het heeft weinig zin zo’n tussenmodel precies te beschrijven. Het moet zich geleidelijk aan ontwikkelen, met vallen en opstaan, waarbij er ook de mogelijkheid moet zijn om verkeerde bewegingen terug te draaien.
Ik geef hieronder enkele mogelijkheden die kunnen helpen om tot een aanvaardbaar tussenmodel te komen.
De EU heeft een slechte naam gekregen door zich te bemoeien met allerlei details van het dagelijkse leven. Daar kan de EU inderdaad beter mee ophouden, hoewel er in bepaalde gevallen best wat voor een Europese regelgeving te zeggen valt, bijvoorbeeld op het gebied van grensoverschrijdende milieuvraagstukken.
Wat in elk geval beter zou kunnen is de uitwerking van Europese richtlijnen door de diverse lidstaten. Veelal lopen mensen te hoop tegen zo’n uitwerking, omdat die nogal eens beduidend gedetailleerder is dan de oorspronkelijke richtlijn. Het zou nog beter zijn als zo’n nationale uitwerking niet nodig zou zijn. Met andere woorden, maak alleen Europese richtlijnen als het echt niet anders kan en dan liefst zodanig dat er op nationaal niveau weinig of niets aan behoeft te worden toegevoegd.
Europa heeft ook een probleem gekregen door een risicovolle invoering van de euro, met als gevolg dat de EU nu (noodgedwongen) strikt toe moet zien op het financiele beleid van de eurolanden. Daarmee lever je inderdaad een stukje autonomie in, zeker als er sprake is van een fors tekort, maar het is aan de andere kant wel een goede stok achter de deur voor landen die anders makkelijk teveel geld uitgeven. Blijft de vraag hoe het beste kan worden omgegaan met sociaaleconomische verschillen tussen diverse landen.
Voor de eurozone is het min of meer onontkoombaar dat er op sociaaleconomisch terrein de nodige beleidsconvergentie komt.
Feitelijk gaat het ondertussen best aardig met de euro, het is een stevige munt gebleken en de onderlinge handel tussen de landen is erdoor toegenomen. Het is voor de eurolanden bovendien wel prettig om te weten dat ze deel uitmaken van het grootste economische blok ter wereld, want je kunt daarmee in principe een grote invloed uitoefenen op de internationale economie.
Overigens zijn zelfs de meeste tegenstanders van de EU wel voorstander van diverse vormen van economische samenwerking, dus dat kan in elk geval worden voortgezet, ook met de landen die niet met de euro in zee zijn gegaan. Een interessante vorm van samenwerking is bijvoorbeeld het investeren in technologische onderzoekprogramma’s die voor afzondelijke landen te duur zouden zijn.
De vrije Europese arbeidsmarkt heeft per saldo nogal wat bijgedragen aan een negatieve beeldvorming over Europa. Mensen uit Midden- en Oosteuropese landen willen graag in Westeuropese landen werken omdat daar voor hen betere kansen liggen en ze ook nog beter betaald krijgen (zelfs als ze naar onze maatstaven onderbetaald worden). Zij lijken daarmee de werkloosheid in Westeuropa te vergroten. Maar aan de andere kant zijn ze heel productief, wat goed is voor de economie, terwijl vele Westeuropeanen blijkbaar niet in staat zijn om met ze te concurreren op de arbeidsmarkt. Toegegeven moet worden dat het ontwijken of ontduiken van CAO’s de concurrentieverhoudingen nogal verstoort, maar dit is zeker niet de enige factor die hierop invloed uitoefent en bovendien moet worden bedacht dat bv. ook Nederlandse zzp’ers niet onder een CAO vallen.
Sommige Midden- en Oosteuropese landen fungeren voorts als lagelonenlanden, waardoor ze productie naar zich toe kunnen trekken die bij ons te duur zou zijn. Dat heeft trouwens ook positieve kanten: de betreffende producten zijn goedkoop te importeren en het stimuleert Westeuropese bedrijven tot innovaties waarmee ze de productie weer terug kunnen halen naar het eigen land, zeker als ook nog blijkt dat productie in Westeuropa duurzamer is dan productie in Midden- en Oosteuropa.
Verwacht mag worden dat de beloningsverschillen met Westeuropese landen geleidelijk aan minder groot zullen worden, zoals we ook bij diverse Aziatische landen hebben gezien.
Het vervelendste aspect van de vrije arbeidsmarkt is dat criminelen hun opera-tiegebied makkelijk kunnen uitbreiden naar andere Europese landen. Dit verschijnsel maakt de vrije arbeidsmarkt jammer genoeg, maar wel terecht, tot een bijzonder gevoelig onderwerp. Juist ook op dit punt is samenwerking tussen de lidstaten heel nuttig.
De internationale politiek van de EU is helaas bijzonder zwak vergeleken met de andere grote machtsblokken. Het lijkt me een goede gedachte om vooral op dit punt de nodige autonomie van de lidstaten over te dragen aan de Unie, zodat de EU een vuist kan maken in de wereld, terwijl Europa momenteel makkelijk uit elkaar kan worden gespeeld. Een Europees leger zou hierbij een mooi sluitstuk vormen. Het lijkt me trouwens voor alle Europeanen een veilig idee om deel uit te maken van een wereldmacht.
Ondertussen erkent vrijwel iedereen dat de Europese samenwerking een eind heeft gemaakt aan de onderlinge conflicten tussen Europese landen, dus wat dat betreft moeten we zeker niet terug naar af. Terugkeer van nationalisme in Europa moet zelfs als een riskante strategie worden beschouwd.
De aanstaande Europese verkiezingen zullen heel wat debat met zich meebrengen over de zin en onzin van Europa. Alleen al daarom is zo’n verkiezing zinvol. Het zal felle voorstanders en tegenstanders niet bij elkaar kunnen brengen, maar de grote middengroep die een beetje heen en weer wordt geslingerd tussen de uiteenlopende standpunten zal er wellicht wat duidelijkheid mee krijgen. Ik vermoed overigens dat heel wat tegenstanders hun standpunten vooral daarom zo luid en duidelijk poneren, omdat ze weten dat de Europese Unie toch wel blijft bestaan.
Peter van Hoesel
Januari 2014
Boeken van Peter van Hoesel en verdere informatie.
– http://www.ambachtseconomie.nl/
– Hoesel, P. van (2008) Partij van de Eenvoud. Uitgeverij Sdu, Den Haag
Via Bol.com
Partij voor eenvoud / druk 1
Hoesel, P. van
Via Managementboek.nl
Samenvatting van 'Partij voor eenvoud'
Het beleid van de overheid is in de afgelopen decennia allengs ingewikkelder geworden. Bij elkaar genomen is het beleidssysteem inmiddels zo ingewikkeld, dat de kwaliteit van het beleid in ernstige mate is aangetast. Beter beleid wordt regelmatig belemmerd door bestaand beleid. Ernstiger is dat bestaand beleid in veel gevallen onvoldoende blijkt te werken of zelfs negatieve effecten oplevert. Het vertrouwen in de overheid heeft daardoor flinke schade opgelopen.
Het is voor onze samenleving van wezenlijk belang om deze schade te gaan herstellen. Daarvoor zijn drastische beleidswijzigingen nodig om dat kleine aanpassingen niet altijd tot vereenvoudiging leiden. Helaas zijn grote veranderingen bijzonder lastig te verwezenlijken, want politieke partijen houden elkaar voortdurend in een patstelling. De kiezer weet daardoor niet meer waar hij zijn stem moet laten.
Het valt te hopen dat politici zich op afzienbare termijn durven te bevrijden uit deze patstelling. Zij kunnen daarvoor de nodige inspiratie putten uit dit boek, en politiek geïnteresseerde burgers zullen hen daarbij hopelijk aanmoedigen.
Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding
2. Een synthese tussen links en rechts
3. Naar een organische economie
4. Economische groei
5. Kwaliteitscriteria voor overheidsbeleid
6. Valkuilen in het beleidsproces
7. Sociaal-economisch beleid
8. Economisch stimuleringsbeleid
9. Publieke dienstverlening
10. Binnenlands bestuur, democratie en grondrechten
11. Ruimtelijke ordening en infrastructuur
12. Veiligheid en milieu
13. Internationaal beleid
14. Een doortastend beleidsprogramma
Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789012129190/
partij_voor_eenvoud_peter_van_hoesel?affiliate=1910
Peter van Hoesel over methoden en technieken voor beleidsonderzoek
Via Bol.com
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
P.H.M. van Hoesel & J.W.M. Mevissen
Via managementboek.nl
Samenvatting van 'Beleidsonderzoek in Nederland'
'Beleidsonderzoek in Nederland' schetst een beeld van de wordingsgeschiedenis, de huidige stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen van het beleidsonderzoek in Nederland. Het gaat hier om een relatief jong vakgebied dat zijn wortels heeft in de wetenschap. Beleidsonderzoek is langzamerhand een belangrijke rol gaan spelen in de ontwikkeling en uitvoering van beleid bij overheden, organisaties in het maatschappelijke middenveld en, zij het nog in mindere mate, het bedrijfsleven. Het spreekt bijna voor zich dat de exacte invulling van die rol afhankelijk is van de behoeften van de opdrachtgever. Daarom wordt gebruik gemaakt van een veelheid aan methoden en technieken, theorieën, producten, rapportagetypen, enzovoort. Tegelijkertijd vindt er binnen het vakgebied een voortdurend proces van innovatie en professionalisering plaats waardoor sneller, beter en tegen minder kosten aan de vraag kan worden voldaan.
In tien hoofdstukken laat dit boek zien:
– wat beleidsonderzoek is;
– hoe het ontstaan is;
– welke rol het speelt in het beleidsproces en welk rendement het kan hebben;
– hoe de Nederlandse markt er uit ziet en hoe beleidsonderzoek in het buitenland georganiseerd is;
– welke kritiek erover geuit wordt en waarom;
– wat het toekomstperspectief voor het vak is.
Het boek is bedoeld voor beleidsonderzoekers (bij onderzoeksinstituten én bij interne onderzoeksafdelingen), opdrachtgevers, beleidsontwikkelaars en uitvoerders, toezichthouders en studenten die zich tot het vak aangetrokken voelen.
Inhoudsopgave
1 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in Nederland
1.1 Inleiding
1.2 De ontwikkeling van beleidsonderzoek in drie perioden
1.3 Het prille begin (de periode tot 1945)
1.4 De overgangstijd (1945 – 1975)
1.5 Het tijdperk van professionalisering (1975 – heden)
1.6 Afsluiting
2 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in de Verenigde Staten
2.1 Grondslag van Policy Sciences
2.2 Groeiende kennis, groeiende invloed
2.3 Drors nieuwe wetenschap
2.4 Verschillende opvattingen
2.5 Booming Business
2.6 Controverse
2.7 Great Society
2.8 Niet langer bijzonder
2.9 Rand Corporation
2.10 Speaking truth to power
2.11 Heroriëntatie en politieke actie
2.12 Uitwaaierend beleidsonderzoek
2.13 Evaluatie
2.14 Amerika en Europa
3 Wat is beleidsonderzoek?
3.1 Definitie en kenschets
3.2 Wat is beleidsonderzoek niet?
3.3 De groei van het evaluatieonderzoek
3.4 Afsluiting
4 Het beleidsproces in theorie en praktijk
4.1 Inleiding
4.2 Het begrip ‘beleid’
4.3 Het beleidsproces in fasen
4.4 Van probleem naar oplossing: de beleidstheorie
4.5 Typen van beleid
4.6 Het beleidsproces in de praktijk: de aanleg van IJburg
4.7 Kritiek op het fasenmodel
4.8 Samenvatting
5 Plaats en functies van beleidsonderzoek in het beleidsproces
5.1 Het belang van onderzoek voor de beleidsontwikkeling
5.2 Kennismanagement
5.3 Relatie tussen onderzoek en beleid
5.4 Het model van de beleidscyclus
5.5 Functies van beleidsonderzoek
5.6 Afsluiting en relativering
6 Wat is het rendement van beleidsonderzoek?
6.1 Inleiding
6.2 Voorwaarden voor het optreden van rendement
6.3 Rendementstypen
6.4Partijen die specifieke typen rendement kunnen ondervinden
6.5 Kan rendement van beleidsonderzoek gemeten worden?
6.6 Hoe kan het feitelijk gebruik van beleidsonderzoek verbeterd worden?
7 De markt voor beleidsonderzoek
7.1 Inleiding
7.2 Intern onderzoek
7.3 Intern of extern onderzoek?
7.4 De markt voor extern beleidsonderzoek
7.5 Is het beleidsonderzoek optimaal georganiseerd?
7.6 Conclusies
8 Beleidsonderzoek in onze buurlanden
8.1 Inleiding
8.2 Duitsland
8.3 Groot-Brittannië
8.4 Vlaanderen 138
9 Beleidsonderzoek onder vuur
9.1 Hoe meer onderzoeksrapporten, hoe meer elkaar tegensprekende resultaten
9.2 Beleidsonderzoek is ‘quick and dirty’
9.3 Er is te veel onderzoek, je ziet door de bomen het bos niet meer
9.4 Onderzoek levert lange, onleesbare en technische rapportages op
9.5 Goed onderzoek, maar met een verkeerde probleemstelling
9.6 Beleidsonderzoek levert conclusies op waarmee je alle kanten op kunt
9.7 Onderzoeksresultaten komen vaak als mosterd na de maaltijd
9.8 Opdrachtgever heeft de onderzoekers/het onderzoeksbureau gemanipuleerd
9.9 Beleidsonderzoek trapt open deuren in
9.10 Beleidsonderzoek is lastig omdat er steevast om meer of ander beleid wordt gevraagd
10 Een toekomstperspectief voor het beleidsonderzoek
10.1 Alles beweegt, maar waarheen?
10.2 Steeds sneller en beter door ICT
10.3 Het begrip ‘deskresearch’ krijgt een andere betekenis
10.4 Datamining als de nieuwe revolutie in het beleidsonderzoek
10.5 Van een passieve naar een actieve rol van de beleidsonderzoeker
10.6 De beleidsonderzoeker krijgt een eigen status
10.7 Evaluatieonderzoek evolueert naar een hoger niveau
10.8 Van een gesloten naar een open markt (of toch niet helemaal?)
10.9 Beleidsonderzoek vooral in samenwerking en netwerken
10.10 Beleidsonderzoek als uitvloeisel van professionalisering van het beleidsproces
10.11 De invloed van Europa blijft groeien
10.12 Tot besluit: de vergeten schakel in de Nederlandse kennis-infrastructuur
Methoden van beleidsonderzoekers
Marieke Boekenoogen & Carla Verheijen