Geen gelopen race…..!

De Amerikaanse verkiezingen lijken voor veel Nederlanders een gelopen race. Barack Obama is de favoriet en de vraag lijkt slechts hoe groot het verschil zal zijn met John McCain. Het is echter de vraag of dat wel zo vanzelfsprekend is. Immers Obama staat in de laatste peilingen maar 6% voor op McCain, terwijl bij vorige verkiezingen de voorsprong van Democratische uitdagers in deze fase van de strijd veel groter was.

Ook is het nog maar de vraag of Amerika al toe is aan een zwarte president en of Obama zelf al klaar is voor het presidentschap. McCain doet er overigens alles aan om zichzelf in de schaduw van de charismatische Obama te stellen. Hij voert een klungelige campagne en lijkt vooral te reageren op Obama in plaats van zelf initiatieven te nemen. Met de Democratische conventie voor de deur op 25 augustus en de Republikeinse op 1 september lijken dit de uitgangspunten.

In de aanloop naar de verkiezingen van 4 november verschijnen tal van uitgaven voor de geïnteresseerde volger van het spektakel. Om goed op de hoogte te zijn heb ik twee boekjes gelezen. Over McCain heb ik het boek van Hans Veldman, getiteld ‘John McCain; De Amerikaanse keizer’ gelezen en over Obama het werk van Shelby Steele, getiteld ‘Barack Obama; Waarom iedereen van hem wil houden en wat zijn opkomst betekent. Het aardige van deze boeken is dat ze de gevestigde opinie in Nederland over hoe de race moet eindigen op 4 november behoorlijk op zijn kop zetten.

Hans Veldman, een Nederlandse Amerikadeskundige, stelt dat in de Nederlandse media beduidend meer geschreven wordt over de Democraten dan over de Republikeinen. Een voorliefde die volgens hem samenhangt met onze oriëntatie op het ‘liberal’ en Democratisch getinte oosten van Amerika. Met het middenwesten en zuiden hebben wij minder affiniteit. Toch zijn de presidenten Carter, Reagan, Bush sr., Clinton en Bush jr. uit het zuiden afkomstig. Veldman schreef zijn boek om ons voor verbazing te behoeden als op 4 november toch McCain in het Witte Huis gekozen wordt.

Over McCain schrijft Veldman dat hij sinds eind jaren tachtig een politieke lijn volgde die haaks stond op die van zijn partij en eerder aanleek te sluiten bij die van de Democraten. Hij was tegen de belastingverlaging van Bush, voor het Kyoto-verdrag, voor strengere wetgeving op het gebied van wapenbezit, voor een generaal pardon van veel illegalen en voor verdraagzaamheid ten opzichte van homoseksuelen.

Ook vindt hij dat Amerika een ander zorgstelsel nodig heeft. Hij was uiterst kritisch over de martelingen van terreurverdachten in de gevangenis van Abu Ghraib. Wel is hij met Bush van mening dat van een terugtrekking uit Irak op korte en middellange termijn geen sprake kan zijn. In de Senaat staat hij bekend als ‘Onafhankelijke’. Tijdens de campagne van 2000 werd duidelijk dat McCain de denkbeelden van de Republikeinse partijelite niet deelde. Vervolgens ontwikkelde McCain zich tot criticus van de regering-Bush.

De basisgedachte van zijn campagne is dat hij met zijn heldhaftige oorlogsverleden kiezers kan trekken die de grenzen van de partijen overstijgen en dat hij zich kan positioneren als een kandidaat voor alle Amerikanen. McCain overleefde drie vliegtuigcrashes, folteringen en jarenlange opsluiting in Vietnam. Hij probeerde na zijn terugkeer uit Vietnam opnieuw carrière te maken bij de marine, maar nam uiteindelijk ontslag omdat hij inzag dat hij het door zijn lichamelijke handicaps nooit de familietraditie zou kunnen voortzetten om de derde McCain op rij te worden die het tot Admiraal bracht. Hij ging de politiek in en het werd al snel zijn grote ambitie om president te worden. Als hij zijn twee voorzaten niet kon evenaren, dan moest hij ze maar overtreffen. De president is immers de opperbevelhebber van het leger.

De oppositie tegen McCains kandidatuur is binnen de Republikeinse partij aanzienlijk, met name de rechtervleugel windt zich enorm op. Misschien is hiermee wel meteen de verdienste van McCain verklaard. Als senator of presidentskandidaat laat hij zich niet tot spreekbuis maken van een ideologische stroming binnen de partij. Met zijn kandidatuur wordt binnen de Republikeinse partij een breuk geforceerd met de conservatieve ideologie die de partij de laatste drie decennia overheerst heeft.

Sinds de jaren zestig heeft Amerika’s politieke en economische zwaartepunt zich verlegd van het noordoosten naar het zuiden en het westen. Kenmerkend is dat het gebied sinds 1945 een explosieve economische groei heeft doorgemaakt en een geweldige aantrekkingskracht heeft op Amerikanen op het koudere noorden en oosten. Het gebied werd zo belangrijk dat de Republikeinen sinds 1960 hun verkiezingsstrategie erop afgestemd hebben. Want sinds 1968 gingen de volgende normen en waarden van deze regio de nationale politiek bepalen: wantrouwen jegens de overheid, de revolte van belastingbetalers, deregulering en privatisering, patriottisme en idealisering van het arbeidsethos.

Deze ontwikkelingen werden pas laat in Europa op de juiste waarde geschat. Vandaar dat Europa zich steeds weer verbaasde dat deze kandidaten uiteindelijk de verkiezingen wonnen.
Een smet op het blazoen van McCain is de scheiding van zijn eerste vrouw. Er was veel kritiek omdat hij zijn gehandicapte vrouw Carol inruilde voor de jonge en rijke Cindy.

Ook is er nog een schandaal geweest omdat McCain gebruik heeft gemaakt van de gratis diensten van de directeur van de Keating Bank op het moment dat er een justitieel onderzoek tegen deze man liep. Hij had zijn gezin verschillende keren laten trakteren en had vaak gratis gevlogen. Verdere risico’s liggen in geruchten over een vermeende onwettige zwarte dochter en zijn onvermogen zijn temperament onder controle te houden.

Duidelijk is dat McCain geen kloon van Bush is. Wellicht is hij in staat om met zijn bereidheid om politieke standpunten te herzien wanneer dat nodig is de polarisatie tussen Republikeinen en Democraten te reduceren.

Net als Barack Obama heeft auteur Shelby Steele, hoogleraar aan Stanford University, een blanke moeder en een zwarte vader. Dit betekent dat hij net als Obama altijd het gevoel had te moeten kiezen tussen zwart en blank. Beiden zijn levenslang gedwongen in huidskleur te denken. In dit boek analyseert Steele de drijfveren van Obama. Ook legt hij bloot waarom Obama zoveel losmaakt. Zoals zo vaak in Amerika is het niet mogelijk dit te begrijpen zonder de factor ras erbij te betrekken. Als ras niet zou uitmaken zou Obama vermoedelijk nooit zo ver komen als hij dit jaar hoopt te komen, aldus Steele.

Barack Obama is op nationaal niveau al verder gekomen dan welke andere zwarte persoon ook. Dankzij hem zal Amerika kunnen tonen dat het zozeer verenigd is met democratische principes dat het in staat is een zwarte man tot president te kiezen. Steele stelt dat Obama inspeelt op de geweldige behoefte in de Amerikaanse samenleving aan een dubbele verlossing: van blank racisme en van zwarte minderwaardigheid.

Volgens Steele stemmen mensen op Obama om wat hij vertegenwoordigt en impliciet belooft. Veel van Democratische voorstellen zijn ‘oud-links’ en zeker niet origineel genoeg om zijn immense populariteit te verklaren. Zijn gebrek aan politieke en internationale ervaring zou zelfs moeten leiden tot scepsis.

Dat Obama desondanks een semi-goddelijke status heeft gekregen, komt omdat hij opkomt in een politieke cultuur die hem meer als icoon nodig heeft dan als een mens. Voor de blanken kan een succesvolle, niet bedreigende zwarte verlossing bieden. Obama krijgt steun van de meerderheid van het overwegend blanke electoraat. In ruil voor de macht die ze hem geven krijgen kan hij de blanke schuldgevoelens verzachten voor hun raciale politieke geschiedenis.

Obama heeft altijd gekozen voor radicale zwartheid als een identiteit. De kerngedachte daarvan is dat je als zwarte slachtoffer bent, dat blanke mensen slecht zijn en dat het een racistische samenleving is. Impliciet zeg je daarmee dat anderen de schuld zijn van jouw lot. Dat staat volgens Steele haaks op de westerse cultuur waarin het draait om individuele verantwoordelijkheid, risico’s nemen en creativiteit. Steele verwijt Obama dat hij niet volledig koos voor deze westerse cultuur van onafhankelijkheid, maar voor de zwarte slachtofferrol! Hij hoefde dit niet te doen, want hij had alle kansen in zijn leven om zich hieraan te onttrekken.

Obama hinkt op twee gedachten en maakt zichzelf zodoende aantrekkelijk voor zowel blank als zwart. Wel is het lastig balanceren om beide groepen aan je gebonden te houden. Zo probeert hij het midden te zoeken tussen de zwarte identiteit en de blanke identiteit. Voorgangers van hem – bijvoorbeeld Jesse Jackson – die een poging waagden een hoog ambt in de wacht te slepen kozen radicaal de zwarte identiteit. Zij daagden de blanke overheerser uit. Obama onderhandelt! Hij vergeeft ze hun raciale politiek in ruil voor de macht!

Obama confronteert blanke Amerikanen niet met hun smerige geschiedenis van racisme. De tegenstrijdigheid in Obama blijkt uit het gegeven dat hij toegewijd bleek te zijn aan een kerk die zich toelegde op het koeioneren van blanken. Onder druk moest Obama zijn banden met de radicale dominee Jeremiah Wright verbreken.
Het hinken op twee gedachten maakt hem weinig creatief  en weinig uitgesproken. Hij zegt ook zelf dat hij geen ideoloog is. De vraag komt dan op waar hij werkelijk voor staat als het erop aankomt. Diepe overtuigingen lijkt hij niet te hebben, slechts veel verkiezingsretoriek.

Wie deze twee boeken gelezen heeft komt gemakkelijk tot de conclusie dat McCain misschien zo gek nog niet is en dat Obama niet alles is wat hij lijkt. Een relativering die interessant is om mee te nemen bij het politieke schouwspel wat zich de komende maanden zal ontvouwen.

Bert van Ravenhorst,
Augustus 2008.