De opnieuw opgelaaide strijd tussen Israël en Hamas is de zoveelste geweldsepisode in het Midden-Oosten die een duurzame oplossing verder weg brengt. Het geweld is haast continu aanwezig en laait regelmatig verhevigd op. Zo gaat het al jaren en als we Wessel te Gussinklo mogen geloven zal het ook zo doorgaan. In zijn boek ‘Palestina als adderkluwen; De Israëlische tragedie’ schept hij een welhaast apocalyptisch beeld van de toekomst in het Midden-Oosten. In zijn analyse komt hij tot de conclusie een regionaal probleem inmiddels is uitgebroeid tot een gevecht tussen twee grote ideologieën: de totalitaire ideologie van de islam in de Arabische wereld en de open liberale ideologie van het vrije Westen. Alles wat in de strijd tussen Palestijnen en Israël gebeurt wordt tegenwoordig in dat kader geplaatst.
Wessel te Gussinklo is schrijver en essayist en winnaar van diverse literatuurprijzen. In een literaire stijl met veel uitwijdingen en beeldspraken filosofeert hij over het ontstaan en het verloop van het conflict in het Midden-Oosten en legt hij haarscherp de houdbaarheid van de argumenten en de gemiste kansen over en weer bloot.
Het conflict begon niet als een ideologische strijd. Nadat in het begin van de twintigste eeuw de Turken waren verslagen en Syrië en Irak semi-zelfstandig waren geworden, werd de afspraak gemaakt om in Palestina een joods Nationaal Tehuis te stichten. Palestina was toen een stoffige uithoek van het Turkse rijk en werd losgemaakt van de provincie Syrië. Het was dunbevolkt en arm en leek in niets op het ‘Land van Melk en Honing’ uit de bijbel. Vervolgens groeide in de jaren twintig en dertig het aantal joodse immigranten in Palestina gestaag. Dit kwam mede door het antisemitisme in Europa. Vervolgens werd mede onder invloed van de massamoord op de joden in de Tweede Wereldoorlog in 1948 door de wereldgemeenschap de staat Israël erkend. Het verwijt dat de Europese landen hun schuld aan de jodenvervolgingen tijdens de Tweede Wereldoorlog deels op de Arabische wereld afwentelden is volgens Te Gussinklo terecht.
Een belangrijke reden waarom het niet boterde tussen de joden en de inwoners van Palestina was het cultuurverschil. De Joden kwamen uit Europa en waren ontwikkelde moderne lieden die in een collectivistisch georiënteerd systeem (de kibboetzim) landbouw en handarbeid wilden verrichten. In vergelijking hiermee was de Arabische bevolking primitief. Verder waren de joden eenkennig. Een belangrijk aspect van hun geloof was dat zij door God zelf uitverkoren waren boven alle andere volkeren. Dan kun je je niet vermengen. Aan de andere kant is ook de islam een geloof van exclusiviteit. Niet gelovigen worden niet als volwaardig gezien. Deze cultuurkenmerken maakten toenadering onmogelijk. Tegelijkertijd groeide de stroom van joden sterk zonder dat de Arabieren daar iets tegen konden doen. Het probleem werd daarmee alleen maar groter.
De oorlog van 1948 werd door de Arabieren verloren. Ondanks de getalsmatige overmacht konden ze niet tegen de beter bewapende en sterk gemotiveerde joden op. De joden behielden in grote lijnen het gebied dat hen bij de verdeling van Palestina door de Verenigde Naties was toegewezen. De gevluchte Arabieren kwamen in kampen terecht.
Onder inspiratie van de Egyptische leider Nasser kwam het beeld van één grote Arabische natie op de voorgrond. Deze grote Arabische rijken zijn er in het verleden ook geweest. Uiteraard met Egypte als natuurlijke leider en Nasser zelf aan het hoofd. Hier ontstaat echter wel een contradictie. Immers als er sprake is van één Arabische natie, dan moet het relatief geringe aantal Palestijnse vluchtelingen toch gemakkelijk opgenomen kunnen worden. Te Gussinklo stelt dat enerzijds het joodse nationalisme en anderzijds de druk van de omringende Arabische landen de vroegere inwoners van Palestina ook de identiteit hebben gegeven van het volk der Palestijnen. Voorheen was dat nationale gevoel veel minder sterk.
In 1956 besloot Nasser het Suezkanaal te bezetten. Hiermee lokte hij een invasie van Engeland en Frankrijk uit. Israël sloot zich bij de invasie aan. Een strategische fout, oordeelt Te Gussinklo, omdat Israël zich hiermee in het westerse kamp schaarde. Daarna zijn de verhoudingen verhard.
In 1967 waren de spanningen opnieuw hoog opgelopen en ontstond de Zesdaagse Oorlog. Israël bracht haar tegenstanders Egypte, Jordanië en Syrië een verpletterende nederlaag toe met veel gebiedswinst. Israël deed het aanbod aan de Arabische wereld: land voor vrede. Concreet hield dit een erkenning van de Joodse staat in binnen de grenzen van 1948. Een redelijk aanbod wat resoluut werd geweigerd door de Arabische wereld, inclusief de in ballingschap opgerichte PLO.
Ook in 1973 ontstond een oorlog, de Jom Kippoer-oorlog. Na aanvankelijk Israëlische verliezen keerde het tij, waarna de Verenigde Staten en de Verenigde Naties ingrepen en een staakt-het-vuren afdwongen om de balans in het Midden-Oosten in evenwicht te houden.
In 1977 besloot de Egyptische president Sadat het onveranderbare te aanvaarden en vrede met Israël te sluiten. In feite het einde van de pan-Arabische gedachte. Op dat moment hing er echter al een sfeer van verharding in de lucht, zowel aan Arabische als aan Israëlische zijde. In Israël kwam de religieus georiënteerde Likoedpartij aan de macht in plaats van de socialistische Arbeiderspartij. Het ging hen niet meer uitsluitend om een veilige staat op socialistische grondslag, maar ook om het door God gegeven Heilige Land Israël (Eretz Israël).
Dit leidde tot kolonisatie van de veroverde gebieden, hetgeen tot veel verzet bracht in de Arabische wereld. Aan de andere kant kreeg de eis dat heel Palestina voor de Arabieren moest zijn een eveneens een religieuze ondertoon: islamitisch land mocht nimmer voor de islam verloren gaan. Hiermee was het een belangrijk religieus conflict geworden. Een brandpunt van een grote wereldomspannende worsteling tussen de open democratische, liberale wereld en de nieuwe totalitaire ideologie op religieuze basis. De zaak van de Islam putte inspiratie uit de komst van Khomeiny in Iran en later de Taliban in Afghanistan. De kracht van het islamitisch reveil is vervolgens deels ondermijnd door de inval van Saddam in Iran. Overgebleven zijn fanatieke groepen die aanslagen plegen, zoals Bin Laden.
Het conflict is nu verhard en in een religieus en ideologisch kader gekomen. Het is alles of niets geworden. Een Palestijnse staat voldoet niet. Het gaat om de vernietiging van Israël. De optie land voor vrede wordt niet geaccepteerd. Aan de andere kant is ook Israël verhard. Steeds sterker is de roep geworden om een groot Israël
De Palestijnen worden veelal als de underdog gezien in het conflict. Gezien door de bril van een alomvattend conflict tussen de Arabische wereld en de Westers wereld is dat ten onrechte. Dan hebben ze juist veel steun en zo’n tweehonderd miljoen mensen die achter hen staan en graag zouden zien dat de joden de zee in gedreven worden. De blinde haat die daarvan uitgaat is voor Israël intimiderend.
Wessel te Gussinklo is erin geslaagd een heldere analyse neer te leggen die aanspreekt, relativeert en tot nadenken aanzet. Zijn stijl is literair met briljante beeldspraken en uitgebreide uitwijdingen. Soms zijn die wel erg lang, waardoor je goed op moet letten de draad van het betoog vast te houden. Het boek verveelt echter nooit. De rode draad van de strijd tussen twee ideologieën die elkaar bestrijden en niet tot een oplossing kunnen komen is tragisch, maar wel realistisch. Wat overblijft is de vraag hoe dit perspectief te keren.
Impliciet geeft Te Gussinklo daar toch wel aanwijzingen voor. Zo geeft aan dat beelden over de werkelijkheid voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Dat kan zich dus ook ten positieve keren. Verder kan gewezen worden op enkele bijna-overeenkomsten en niet volledig uitgenutte vredesverdragen. Een overeenkomst op belangrijke onderdelen van het conflict zou natuurlijk wel kunnen helpen om tot een stabiele situatie te komen voor langere tijd. Dat vraagt om groot staatmanschap. Tevens zijn er op de wereld, naast brandhaarden van religieuze strijd, ook plekken waar verschillende religies in vrede naast elkaar leven. Kortom: het hoeft niet zo absoluut te zijn als Te Gussinklo stelt.
Bert van Ravenhorst,
Januari 2009.