Samenlevingsentropie: Het einde van het Romeinse rijk.

Successen worden breed uitgemeten maar van neergangen is net zoveel te leren. ‘Aan alles komt immers een eind’, zo luidt één van de ondernemerswetten van Wagtmans & Van Dijk (zie het boek ‘Ondernemen natuurlijk!’).
Maarten van Rossem schreef in dat kader een leuk werkje getiteld ‘Het einde van het Romeinse rijk’ en stelt de vraag ‘zou het ons ook kunnen overkomen?’.
De Romeinse militaire machine leek onoverwinnelijk. Bezweek het enorme rijk aan een disfunctioneel politiek systeem, of aan interne rot en decadentie? Of waren het de barbaren die het rijk van buiten penetreerden? Het is een vreemde en complexe geschiedenis, waarbij de fixatie op het einde van het westelijk deel van het rijk soms doet vergeten dat het oostelijk deel nog duizend jaar, tot 1453, heeft bestaan.
Onderstaand een uitgebreide samenvatting met een persoonlijke toevoeging. Ook al is het niet de insteek van Van Rossem, zijn weergave laat mooi zien wat samenlevingsentropie (of samenlevingsentropisering) inhoudt. Wat de wet van entropie en energie betekent als die als kader voor het duiden van samenlevingsontwikkelingen wordt gebruikt.

Het einde van het Romeinse rijk
Auteur: Maarten van Rossem
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam, 2016
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/9789046819081/
het-einde-van-het-romeinse-rijk-maarten-van-rossem?affiliate=1910

De culturele erfenis van het oude Rome is tot op de dag van vandaag prominent aanwezig. Het Latijn bleef tot in de 19de eeuw de taal van de wetenschap en voor wetenschappelijke planten en dieren is de naamgeving nog steeds in die taal.
Aan het begin van de derde eeuw had Rome waarschijnlijk tegen de miljoen inwoners en was zij nog steeds een symbolische hoofdstad van een wereldrijk dat zijn weerga niet kende. Maar er was ook een duidelijke erosie waarneembaar. Constantinopel was in aanbouw en keizers verbleven meestal elders. Een eeuw later, na de Gotische oorlog, had de stad vrijwel haar hele bevolking verloren en huisden er nog zo’n 35.000 inwoners te midden van de ruïnes. De diepe val van de schitterende wereldstad heeft als een van de grote historische vraagstukken altijd sterk op de verbeelding gewerkt. Zeker na publicatie van Edward Gibbons (1737-1794), nog steeds actuele ‘The History of the Decline and Fall of the Roman Empire’. Te beluisteren via:
https://www.youtube.com/watch?v=a95Y0na7Toc&list=
PLOOwSORhCX7a44AkKxBx1_S3cuPb1-E6e
 

Oorzaken en patronen: eerste gedachten
Maar wat zijn de oorzaken van die val of zit er een patroon in? De Duitse historicus Alexander Demandt onderscheidde 210 oorzaken zoals genotzucht, luiheid, hedonisme, klimaatverandering (!), gebrek aan wilskracht en, last but not least, gratis brood en spelen.

De kunstenaar Thomas Cole, heeft en een beeldverhaal in de vorm van schilderijen van gemaakt getiteld ‘The Course of History’. Sommigen zien Londen of Europa eenzelfde lijn volgen.

Schilderij 1 toont de onbedorven natuurstaat van de mens in indianententen.
Schilderij 2 leeft de mens rustig en tevreden in een arcadisch landschap.
Schilderij 3 is het imperium op zijn hoogtepunt maar krijgt de decadentie de wereld in haar greep.
Schilderij 4 wordt het imperium door barbaren overweldigd en is de bevolking in paniek
Schilderij 5 laat een weergekeerde rust zien en een bleke maan verlicht de ruïnes waar geen levende ziel meer te bekennen is.

Ondanks het beeld van een schitterende stad, was Rome in de praktijk behoorlijk smerig. Er was niet zoiets als een stadsreiniging. Zieken bezochten de grote badhuizen hetgeen de verspreiding van ziektes sterk bevorderde. Zonder permanente grootschalige immigratie zou de stad al snel zijn ontvolkt.

Het bijzonder effectieve leger was de kern van het Romeinse rijk met zijn talloze veroveringen. Het was het product van keiharde training en discipline. Zelfs als ze verloren konden de Romeinen hun tegenstanders grote schade toebrengen. Ook logistiek was er ondersteuning. Niet voor niets hebben ze een wegennet van zo’n 80.000 km aangelegd (wat ook goed was voor de handel). Sommigen stellen dat de rekrutering van barbaren die toenemend plaatsvond uit de nieuwe gebieden mede verantwoordelijk was voor de erosie en ‘entropisering’ van de Romeinse legioenen. Het spreekt vanzelf dat het overgrote deel van de belastingheffing was bestemd voor het leger. Die fiscale basis was evenredig aan het grondgebied dat ze bezaten. Het betekende ook dat diegene waar de legers trouw aan waren, zoals Caesar, de echte macht hadden. Dat hoefde niet de keizer te zijn. In de late vierde en vijfde eeuw waren het de opperbevelhebbers van het leger die de werkelijke macht uitoefenden. Keizers waren gereduceerd tot marionetten.

Box: Entropie
De tweede hoofdwet van de thermodynamica luidt:
De richting waarin een proces in een gesloten en geïsoleerd systeem verloopt is altijd die waarbij de entropie toeneemt of gelijk blijft, nooit die waarbij zij afneemt.
Als bijvoorbeeld twee blokken metaal met verschillende temperaturen met elkaar in contact worden gebracht zullen ze snel één temperatuur aannemen. De warmte vloeit van het warmere blok naar het koudere. Daarna bereikt het systeem een nieuw equilibrium. Deze wet heeft een universele kracht. Ieder systeem dat van buiten wordt beïnvloed zal uiteindelijk de meest wanordelijke toestand aannemen.
Maar ook op maatschappelijk niveau is dit mechanisme werkzaam. Entropie staat dan voor de geleidelijke degradatie van een systeem of samenleving, voor toenemende wanorde. Zet op kleine schaal maar eens enkele kleuters in een goed opgeruimde kamer (lage entropie) bij elkaar. Na een uur zal de entropie in de kamer aanmerkelijk hoger zijn. Toenemende heterogeniteit kan gepaard gaan met toenemende wanorde.
De tegenovergestelde kracht is de vorming van (soms spontane) ‘ordeningen’ om energiestromen te kanaliseren. Daarbij neemt de entropie van een veel groter systeem toe, en op een kleiner terrein af. Bijv. wij als mensen gebruiken energie van de zon. Dat gebruik laat de entropie toenemen. Een deel van dat gebruik leidt echter tot ‘ordeningen’ die het mogelijk maken dat  over een groter vlak de entropie juist toeneemt. Net zoals een kachel die we maken een geordend instrument is. Maar stookgebruik ervan zal een grotere entropie bewerkstelligen.

De crisis van de derde eeuw
Het had niet veel gescheeld of het West-Romeinse rijk was al 200 jaar eerder uit elkaar gevallen. De eerste twee eeuwen vormen een periode van ongekende bloei maar dat veranderde in 235 toen keizer Alexander Severus door zijn eigen soldaten werd vermoord. Dat was het begin van vier chaotische decennia waarin meer dan 50 keizers, tegenkeizers en andere pretendenten aantraden. Ze werden bijna allemaal vermoord. Het gevolg van die permanente burgeroorlog was aanhoudende chaos. Daardoor werd de grensbewaking verwaarloosd en diverse Germaanse stammen konden hun gang gaan in het rijk. Tegelijkertijd hield de Pest zeker twee decennia huis in de vorm van een pokkenepidemie, waardoor overal arbeidstekorten ontstonden.

In 260 bleek het lastig de zaak bijeen te houden en viel het rijk uiteen in drie delen: het Gallische rijk, het Palmyreense rijk en het kerngebied met Italië, Noord-Afrika en de Balkan. Aurelianus, een bekwame militaire leider, herstelde echter de eenheid waarmee een vroege implosie werd voorkomen. Maar in de uithoeken van het rijk waren niet te repareren rafelranden ontstaan. Daarbij was het niet meer veilig op de handelswegen. Overal opereerden struikrovers opereerden struikrovers en piraten die niet meer werden afgestopt. Grote villa´s werden uitgerust met forse versterkingen. Je zou het als het ontstaan van ´gated communities´ in het rijk kunnen zien. Muren werden weer om Rome gebouwd.

Romeinse entropisering: steeds meer eigenstandige verschillende groepen in het rijk
Het rijk ´entropiseerde´ verder. Als er meerdere gevaren waren, bleek het niet meer afdoende te verdedigen. Diocletianus, besloot een collega-keizer aan te stellen en bij voorbaat als twee opvolgers te benoemen. Dat werkte goed zolang Diocletianus als baas werd gezien. Die breidde het leger fors uit, vooral aan de grenzen maar dat maakte ook belastingverhoging noodzakelijk. Het bestuursapparaat verdubbelde in omvang: van 15000 naar 30000 man. Hij werd opgevolgd door Constantijn die een einde maakte aan de Christenvervolging, dat zelfs op zijn sterfbed tot rijksgodsdienst verhief, en stimuleerde in 330 de bouw van Constantinopel: Roma Nova. Dat liet onverlet dat plunderaars hun gang kunnen gaan. Vooral in de Westerse provincies werd er geplunderd. Het Oost-Romeinse rijk offerde slechts de Balkan aan de barbaarse plunderaars.

Een nieuwe strategische beslissing was dat de grensbewaking werd verzwakt ten gunste van een mobiele strategische gevechtseenheden. Maar dat was ook weer niet zo werkzaam. Ze deden er gemiddeld 60 dagen om op de plaats van bestemming aan te komen. Bovendien werden, om de kosten te drukken, ze gekwartierd in steden. Daardoor ontstond daar corruptie en trainden ze te weinig. Bovendien bezuinigde Constantijn, noodzakelijk vanuit financieel oogpunt omdat er minder grondgebied was om belasting over te heffen, het aantal legioenen van 5000 tot 1000. Daardoor, toen het werkelijk op aan kwam, was niet alleen de grensbewaking ondermaats maar functioneerde ook de mobiele eenheid niet of nauwelijks. De Hunnen, losse verbanden van Aziatische nomaden, werden door Attila samengesmeed, althans voor enkele jaren, tot een omvangrijke en strategisch gevaarlijke roversbende. Dat leidde tot een migratie van de Goten die zij veroorzaakten. Deze moesten, om aan voedsel te komen, hun kinderen verkopen aan andere stammen. Ze pikten dat niet gingen zij rebelleren. Daar hadden de Romeinen geen controle meer over. Bovendien werden de Goten in toenemende mate militair sterker en werden de Visigoten die de zuidelijke Balkan plunderden om aan voedsel te komen. Er werd in 382 en overeenkomst gesloten door keizer Theodosius met de Visigoten. Ze mochten in het rijk blijven en hoefden hun autonomie niet op te geven. Daardoor bleven ze een significante plaag en droegen bij aan het aftakelingsproces van het Romeinse rijk. Kijk daarbij ook naar de poreuze grens tussen het Romeinse rijk en de Germaans stammen. De laatsten raakten beter georganiseerd, werden gedisciplineerder en gingen grotere politieke eenheden vormen. Theodosius werd de laatste keizer van West en Oost samen. Alarik, die als Visigotenleider nooit had kunnen doorstromen in het Romeinse leger en bovendien ontevreden was de samenwerking, richtte zich in 403 naar Italië waar hij behoorlijk huishield voordat hij door de opvolger van Theodosius, Stilicho, werd verslagen en Italië weer verliet. In 405 werd Noord-Italië opnieuw aangevallen maar nu door een groep afkomstig uit de Germanen. Stilicho dacht er goed aan te doen om toch met Alarik te gaan samenwerken maar dat pakte verkeerd uit. De mannen van Alarik werden in de praktijk niet vertrouwd en Stilicho werd vermoord. Achterdocht en vreemdelingenhaat beheersten het leven wat maakte dat 30000 Germaanse huurlingen in Romeinse dienst overliepen naar het leger van Alarik. Uiteindelijk nadat onderhandeling, en een mislukte moordpoging op Alarik het nog erger maakte, werd Rome geplunderd door de Visigoten. Dit mede doordat iemand op 234 augustus 410 de Salarische Poort openzette. Sommige kerken werden ontzien omdat de Visigoten hun eigen variant van het Christendom hadden ontwikkeld. Rome was gevallen en Romeinse strijdkrachten waren betekenisloos geworden. In zekere zin was Rome door zijn eigen overgelopen strijdkrachten geplunderd. Het kernmechanisme was dat het rijk toenemend minder belastinginkomsten kreeg waardoor er steeds minder goede legerkracht voorhanden was. Bij gebrek aan een goed leger konden stammen hun gang gaan waardoor steeds minder belastingen voorhanden waren. Een vicieuze cirkel die nog kan worden aangevuld met de afnemende trainingskwaliteit en bijbehorende discipline. Daarmee was het niet helemaal afgelopen De relatie tussen het Romeinse gedag bleef even ambivalent als voorheen, nu eens bondgenoten dan weer vijanden.

De opvolger van Alarik was diens zwager Ataulf die weer op verdere tochten buiten Italië werd vermoord. De volgende in de rij, Wallia, kreeg voedselproblemen en sloot een verdrag met Constantius. Deze laatste sloot ook verdragen met de Germanen. Hij was een van die competente leiders die zorgden voor een tijdelijke consolidatie van de ruïne die het West-Romeinse rijk was geworden. Van 433 tot 454 was Aetius de ware machthebber en bevelhebber. Net als zijn voorganger consolideerde hij de boel waarbij hij gebruik maakte van de Hunnen als huurtroepen. Maar Attila was wel steeds machtiger geworden, zorgde ook voor behoorlijke verwoestingen, én bezat grote delen van het rijk. Zijn plotselinge dood en verdeling van de erfenis maakte dat het gebied van de Hunnen snel uiteenviel. Wel ze hadden wel een essentiële bijdrage aan de entropisering, verval en uiteindelijke ondergang van het rijk. De keizer naast Aetius, Valentianus, vermoordde Aetius hoogstpersoonlijk toen deze rapport kwam uitbrengen. De keizer werd het jaar daarop weer vermoord door vrienden van Aetius. Maar hoe dan ook, het verval was niet meer te stoppen.

Eerder, in 406, waren o.a. de Vandalen en de Alanen Gallië binnengetrokken en arriveerden in 409 op het Iberisch schiereiland waar ze onophoudelijk oorlog moesten voeren. Toen in 428 Gunderik, de koning van de Vandalen en Alanen overleed, werd hij opgevolgd door zijn halfbroer Geiserik, een geslepen strategisch denker die ook nog eens lang leefde (389-477). Hij maakte van zijn stamverband geleidelijk een prominente speler in het West-Romeinse rijk. Hij nam diverse van de Noord-Afrikaanse gebieden in. Dat werd een gevaar voor de Romeinen toen in 432 een Romeins leger dat voor de tweede maal werd verslagen. Een groot deel van de graanvoorziening, waarmee de bevolking in Rome in leven werd gehouden, kwam uit Noord-Afrika dat toen een iets vochtiger klimaat had dan nu. Zeker ook de belastingen die deze rijke provincie betaalde, vielen ook weg. De Romeinen sloten een verdrag met Geiserik, die beloofde Carthago met rust te laten in ruil voor behoorlijk grote gebieden. Daar heeft hij zich niet aan gehouden. Ondanks een tijdelijke vrede veroverden de Vandalen In de volgende decennia ook alle eilanden in het westelijk deel van de Middellandse zee: Sicilië, Corsica en de Balearen. Na de moord op Valentianus beschouwde Geiserik zich helemaal vrij en plunderde hij Rome in 455. Ditmaal grondiger dan in 410.

In de loop van de jaren 470 sloot Geiserik met beide helften van het Romeinse rijk een verdrag. Ricimer (zoon van een Suevische koning waarbij diens moeder een dochter van Wallia was), was leider van de magere restanten van het West-Romeinse rijk Italië en het zuiden van Gallië van 456 tot 472. Ricimer kon, vanwege zijn Germaanse roots geen keizer worden en zette daarom tweemaal achter elkaar een vervanger voor hem op de troon. Keizers van het West-Romeinse rijk werden, omdat ze toenemend afhankelijk werden van het Oost-Romeinse rijk voor militaire en financièle steun, aangewezen door dat Oost Romeinse rijk. Na Ricimers dood was de laatste keizer die werd gekroond een 14-jarige jongen: Romulus Augustus, waarvan de tijdgenoten Romulus Augustulus maakten: ´keizertje´.

Dat de successen van de Vandalen te danken waren aan de talenten van Geiserik bleek uit het feit dat diens ‘Vandalen’-koninkrijk toenemend in de problemen raakte en in 534 werd veroverd door Oost-Romeinse troepen.

De Romeinse sociale structuur en cultuur
Ook al gingen de Germaanse invloeden gepaard met nogal wat verwoestingen, ze hadden geen idee van de wijze waarop een complexere maatschappelijke ordening moest worden opgebouwd dan wel hoe deze in stand te houden. Dat betekende in de praktijk, ondanks alle puin, dat de Romeinse ambtenaren vaak gewoon doorwerkten. Ook wist op sommige plaatsen de Romeinse aristocratie zich te handhaven. De Goten bleven in Italië gewoon Gotisch spreken en behielden hun snorren. In de Romeinse cultuur was daar niet eens woord voor en werd je uitgelachen als je er eentje liet staan.

Uiteindelijk won de Romeinse cultuur het van de ruwere Gotische cultuur getuige de van Latijn afgeleide Spaanse en Italiaanse taal. Maar hoe verder je van de Middellandse zee af was, hoe minder er overbleef van het relatief comfortabele leven die de Pax Romana, en de bijbehorende complexere maatschappelijke ordening, mogelijk had gemaakt. In Britannia bijv. viel de beschaving meer dan twee millennia terug. Voor een ieder werd de wereld kleiner en die kleinere, lokale wereld was aanzienlijk onveiliger dan het Romeinse tijd in zijn beste tijd was geweest. Overal moesten muren worden gebouwd, of versterkingen waar de bevolking in geval van gevaar kon schuilen. Verder verdwenen veel technieken op plaatsen zoals bijv. het pottenbakkerswiel. Een maatschappelijke teruggang kan dus ook technische regressie inhouden.

Eindreflectie Van Rossem: Oorzaken van neergang van het West-Romeinse rijk
Een van de belangrijkste oorzaken ziet Van Rossem, in het verlengde van de eerder genoemde Edward Gibbon, in de bouw van Roma Nova, Constantinopel. Hij bezegelde daarmee de geografische splitsing van het rijk door de bijzonder strategische sterke positie van de nieuwe indrukwekkend versterkte stad. Die tweedeling maakte het lastig, zo niet onmogelijk, om de totale hulpbronnen van het rijk te mobiliseren. Daarnaast was de elite in het oosten minder flinterdun en superrijk. Dat betekende dat er een bredere en betrouwbaardere fiscale basis was voor de financiering van het leger. De grootste tegenstander van het Oosten, de Sassaniden, waren geen losse ‘clans’ maar vormden een coherente eenheid waarmee verdragen konden worden gesloten.

Bovendien was de Rijngrens van het westen uitermate kwetsbaar en werd sedert de derde eeuw niet meer verdedigd. Daaraan toegevoegd mag worden de erosie in de mankracht (minder discipline van gevechtstraining én zelfoverschatting) van het leger en de aanhoudende rekruteringsproblemen. Dat leger werd bovendien geteisterd door corruptie op grote schaal. Je ging niet in het leger omdat de res publica je aan het hart ging, maar om er zelf rijker van te worden.

Daaraan mag worden toegevoegd dat sentimenten en intriges, met de bijbehorende persoonlijke uitschakelingen, belangrijker werden gevonden dan strategisch defensief denken.

Kijkend naar alle stammen die over de grens kwamen, trekt Van Rossem een parallel met het heden. De risico’s van een omvangrijke migratie schuilen niet in het mogelijke verlies van onze eigenheid, maar in het isolement en de achterstelling van de immigranten ten gevolge van een onvoldoende integratie. Alle immigratie, zo stelt hij, veroorzaakt, zij het meestal tijdelijk, aanzienlijke sociaal-culturele frictie.

Tot slot
Zelf zie ik in de analyse van Van Rossem ook nog een ander model weerspiegeld. Een samenleving die complexer wordt en uiteenvalt omdat de groepen die er toenemend in plaats nemen, gesloten eigen bolwerken blijven vormen zonder een overall gemeenschappelijke onderliggende cultuur. Sommige van die groepen zijn actief bezig een eigen positie te verwerven, maar er zijn er ook die een meer parasitair karakter hebben. Uiteraard met alle gradaties ertussen. Dat leidt tot te grote verschillen waarbij kans bestaat dat een reguleringssysteem (lees: politiek/overheidssysteem) die ‘heterogeniteit zonder onderliggende diepere homogeniteit’ niet meer aankan.

Zoals Ashby’s Law zegt: ‘variety can destroy variety’. Een varieteit waar het reguleringssysteem te weinig regulerende varieteit tegenover kan stellen. Dat leidt tot een complexiteit die gepaard gaan met een toenemende maatschappelijke ‘entropie’ resulterend in versplintering en verval. Iets dat zeer wel denkbaar is voor de Europese Unie.

   

Bron van de figuur: Hulsbergen, W. Successful implementing Risk management using the Cynefin framework and Agile techniques. Via  http://www.cratosrisk.nl/successful-implementing-risk-
management-using-the-cynefin-framework-and-agile-techniques/
 

Zie voor de uitleg van bovenstaande plaatje
https://www.youtube.com/watch?v=5mqNcs8mp74

Max Herold
Mei, 2016