Voorkomen van sociaal-economische ongelijkheid.

De verdeling van vermogens heeft volgens Piketty een nog grotere invloed op de sociaaleconomische ongelijkheid dan de inkomensverdeling. Niet onlogisch trekt hij daaruit de conclusie dat er meer aandacht moet komen voor het belasten van vermogens. Hij stelt zelfs een wereldwijde vermogensbelasting voor, hoewel hij ook wel inziet dat dit eigenlijk geen haalbaar voorstel is. Het dient dan ook vooral als waarschuwing. 

Meer weten?
Kapitaal in de 21ste eeuw

Auteur: Thomas Piketty
Uitgeverij: De Bezige Bij, 2016, 816 pag.
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/9789023443520/kapitaal-in-de-21ste-eeuw-?affiliate=1910 


Piketty geeft in zijn boek vooral feiten, maar besteedt geen aandacht aan de oorzaken van de steeds groter worden ongelijkheid. Aanpakken van die oorzaken zou de ongelijkheid kunnen voorkomen, wat heel wat effectiever lijkt dan alleen een correctie achteraf via de vermogensbelasting. 

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want de mechanismes die ongelijkheid veroorzaken zitten diep verankerd in onze samenleving. Maar een wereldwijde vermogensbelasting is waarschijnlijk nog lastiger te verwezenlijken.

Globaal bekeken komt de ongelijkheid tot stand via een sterke overschatting van de economische waarde die door mensen met hoge inkomens/vermogens wordt geleverd, met als keerzijde een onderschatting van de economische waarde van mensen met lagere inkomens/vermogens.
Aangedreven door allerlei eigenschappen van het huidige geldsysteem wordt er in verhouding systematisch te veel geld onttrokken aan mensen met lagere en middeninkomens, geld dat wordt doorgesluisd naar mensen met hoge inkomens/vermogens.

Zo worden de prijzen van bijna alle producten en diensten van grote bedrijven omhoog gestuwd door: explosief gegroeide inkomens van topfunctionarissen, inhuren van allerlei dure consultants, hoge honoraria voor artiesten/sporters/presentatoren voor het maken van reclame, sponsoring van bijvoorbeeld sportverenigingen, teveel tussenpersonen in de distributieketen en nog wel meer. Een klein aantal mensen wordt daar rijk van, alle andere mensen betalen het gelag. Tegelijkertijd weten grote bedrijven de belastingafdracht minimaal te houden, wat vervolgens moet worden opgebracht door werknemers, kleine bedrijven en zelfstandigen.

Grotere beleggers op de beurs maken gebruik van allerlei technieken (derivaten, flitshandel, voorkennis) waarmee ze geld naar zich toesluizen, terwijl dat wordt onttrokken aan kleine beleggers.
Daarnaast worden allerlei bedrijven naar de beurs gebracht op basis van een beloftevolle toekomst die vervolgens nog wel helemaal moet worden waargemaakt. Dat levert een klein aantal eigenaren veel geld op, terwijl nieuwe beleggers in veel gevallen teleurgesteld worden.
Bij de verkoop van kleinere bedrijven wordt door de verkopende partij veel geld geïncasseerd op basis van een schatting van onzekere toekomstige rendementen. Dat geld moet uiteindelijk worden opgehoest door klanten en medewerkers van zulke bedrijven. Beleggingsproducten voor kleine beleggers leveren nogal eens verliezen op wegens erg hoge kosten, veel te hoog voorgespiegelde rendementen en te hoge risico’s. Daar worden de aandeelhouders van banken/verzekeraars en allerlei tussenpersonen rijker van, maar dat gaat dan wel ten koste van de kleine beleggers.
Op zoek naar hoge rendementen besteden pensioenfondsen veel geld aan dure tussenpersonen die worden ingeschakeld om de pensioenpremies te beleggen in tamelijk riskante beleggingen. De hoge kosten daarvan worden betaald door de deelnemers.
Consumenten maken schulden ten behoeve van de aanschaf van een eigen huis. Aangedreven door gunstige fiscale regelingen krijgen zij te maken met aanbiedingen waarvoor zij nogal eens meer moeten betalen dan nodig is om de kosten (plus een normale winst) van de financiers te dekken.
Huurders hebben te maken met een prijsstijgingen die hoger zijn dan de inflatie en die worden veroorzaakt door schaarste aan huurwoningen. Dat is leuk voor de betreffende verhuurders, maar het onttrekt onnodig veel geld aan de huurders.
Monopolisten zoals fabrikanten van medicijnen vergaren enorme winsten ten koste van (in dit geval) de premiebetalers van ziektekostenverzekeringen. Grote ICT-bedrijven die de markt beheersen maken grote winsten die moeten worden opgebracht ofwel via de hoge prijzen van hun diensten/producten ofwel via de reclame-inkomsten die in de prijzen van producten/diensten van andere producenten verwerkt worden.

Overheden maken grote schulden, die door toekomstige generaties moeten worden terugbetaald. Zolang die schulden betrekking hebben op investeringen die in de toekomst zullen gaan renderen is dat wel verantwoord, maar als het gaat om de dekking van exploitatie-uitgaven is het zeer bedenkelijk, vooral als het gaat om uitgaven waarvan het nut dubieus is. Daar komt nog bij dat veel overheidsuitgaven ontstaan door onnodige complexiteit van de regelgeving, waar uitvoerders, consultants en juristen wel bij gebaat zijn maar de gewone burger bepaald niet.
Deze lijst met voorbeelden is nog veel langer te maken. Het leidt bij elkaar tot een enorme denivellerende geldstroom die niet voortkomt uit het leveren van een dienovereenkomstige economische waarde, maar door afroomgedrag. Als het mogelijk zou zijn deze geldstroom in te dammen, zou dit niet alleen de sociaaleconomische ongelijkheid tot draaglijke proporties terugbrengen maar ook leiden tot een veel beter functionerende economie.
Invoering van een basisinkomen zou natuurlijk ook een bijdrage kunnen leveren aan het bestrijden van ongelijkheid, maar zolang deze denivellerende geldstroom niet wordt aangepakt zal die bijdrage tamelijk gering zijn. Sterker nog, het is zelfs denkbaar dat een basisinkomen kan leiden tot het aanzwellen van deze geldstroom.

Hoe pak je oorzaken van ongelijkheid aan? De remedies zijn helemaal niet moeilijk te bedenken. Ik noem een paar voorbeelden om dit te illustreren:

  • opzetten van een alternatieve effectenbeurs, waar geen snelle handel mogelijk is

  • inkomsten uit vermogen even hoog belasten als inkomen uit arbeid

  • verbod op financiële wanproducten

  • ongelijk speelveld MKB en grootbedrijf egaliseren

  • invoeren van een reclamebelasting

  • saneren van de bureaucratie

  • obsoleet beleid afschaffen.

Maar het gaat er natuurlijk om dat er voldoende politieke wil moet zijn om dit probleem aan te pakken. Zolang de politiek gegijzeld wordt door de belangen die met de denivellerende geldstroom gemoeid zijn, zal hoogstens worden volstaan met kosmetische ingrepen. Hopelijk staat dit maatschappelijke probleem hoog op de agenda tijdens de formatiebesprekingen tussen de 5 of 6 partijen die straks met elkaar moeten onderhandelen over het nieuwe regeerakkoord. Het wordt hoog tijd, dat de groeiende sociaaleconomische ongelijkheid nu eens echt wordt aangepakt.
Niet alleen uit morele verontwaardiging over de extreem scheefgegroeide verhoudingen (zie bijvoorbeeld de columns van Ewald Engelen), maar ook omdat het uiteindelijk leidt tot een veel beter functionerende economie.

Peter van Hoesel
Juli, 2017