Het beleggingsspel.

Dit artikel is een verkorte versie van een artikel (titel: Bedrijven speelbal van de effectenbeurs?) dat in augustus 2001 in ESB is verschenen (auteurs: Peter van Hoesel, Klaas Jaarsma en Joris Meijaard). Het artikel heeft helaas nog niets aan actualiteit ingeboet.

Inleiding
Doel en middel in de economie kunnen soms in een verkeerde volgorde terechtkomen. Het middel wordt dan doel, en het oorspronkelijke doel wordt ondergeschikt.
Een paar voorbeelden:
• een ondernemer die vanaf een bepaald moment meer denkt aan cashen dan aan ondernemen
• een medewerker die het allang niet meer naar zijn zin heeft maar toch vasthoudt aan zijn baan
• een fusie die vooral wordt nagestreefd ten behoeve van de status van directieleden
• een juridische constructie die specifiek wordt ontwikkeld om de fiscus te omzeilen.

Aan dit rijtje kunnen we tegenwoordig moeiteloos toevoegen: beleggers die vooral naar de korte termijn kijken en een bedrijf onmiddellijk laten vallen als anderen dat ook lijken te doen.

Het beleggingsspel
De effectenbeurs is oorspronkelijk bedoeld om voor bedrijven risicokapitaal bijeen te brengen, ten behoeve van hun strategische (= lange termijn) doelen. Dit kapitaal blijft gedurende langere tijd ongemoeid ten einde het bedrijf in staat te stellen die doelen te bereiken. Beleggers moeten op deze beurs weliswaar geduld oefenen, maar dan ligt er ook een behoorlijk rendement in het verschiet.

Maar hoe werkt de beurs tegenwoordig? Een actieve groep beleggers heeft helemaal geen geduld meer. Alleen een liefst snelle stijging van de koersen vindt men acceptabel, zodat er snel grote winsten kunnen worden gerealiseerd waarmee nieuwe avonturen mogelijk worden. Het gaat deze actieve groep beleggers bepaald niet om de participatie in bedrijven, maar om het spelen van een beleggingspel. Een loterij zonder nieten, zolang men elkaar op de beurs omhoog praat, maar inmiddels ook een geweldig risico voor zowel bedrijven als beleggers, zodra de stemming negatief wordt. Het spelelement heeft voor deze actieve groep zodanig de overhand gekregen, dat zij moeten worden beschouwd als speculanten in plaats van beleggers.

Juist omdat deze speculanten zo actief zijn, hebben ze een onevenredig grote invloed op de koersontwikkelingen.  De hoeveelheid aandelen die zij verhandelen is immers slechts een fractie van het totale aandelenbezit, terwijl hun handelen de waarde van alle aandelen direct beinvloedt.

Het beleggingsspel wordt bovendien ondersteund door de economische prikkels bij de bemiddelaars tussen beleggers en de beurs. De hoeveelheid gefaciliteerde transacties is immers een belangrijk deel van hun broodwinning. Van rustige lange termijn beleggers worden zij niet zo gek veel wijzer. Bemiddelaars bieden nieuwe beleggers zelfs leningen aan om de aankoop van aandelen te financieren. Daarmee wordt bewust lucht geblazen in de waarde van aandelen, op kosten van de beleggers.

Er is verder een kleine groep actieve beleggers die zo bedreven zijn in het beleggingsspel dat zij er baat bij (menen te) hebben dat de beurs als een jojo op en neer gaat. Zij zien het liefst een forse ‘volatiliteit’, want dat biedt optimale kansen om op een leuke manier in en uit te stappen. Die term, volatiliteit, klinkt serieus genoeg om de indruk te wekken dat dit een normaal verschijnsel is. En het is ook normaal zolang dit de weerspiegeling is van ‘echte’ onzekerheid rond een bepaald bedrijf of de algemene economische ontwikkeling. De huidige volatiliteit is aan dat laatste echter slechts voor een klein deel toe te schrijven.

De huidige volatiliteit wordt grotendeels bepaald door speculatie en emoties en pakt daarom nogal eens verkeerd uit voor de bedrijven en voor de meeste beleggers. Die zijn slachtoffer van de korte termijn aandriften van de speculanten. Het spelelement is inmiddels het doel geworden en bedrijven zijn inmiddels slechts het middel om de behoefte aan speculatie te bevredigen.
Een fenomeen dat dit soort heftige bewegingen verder versterkt is de derivatenhandel (opties, futures e.d.). Dit type handel is vooral tot stand gekomen om beleggers te gerieven en heeft hoogstens indirect een functie voor de beursgenoteerde bedrijven zelf.

Natuurlijk is de beurs ook bedoeld om een hoeveelheid liquiditeit te verkrijgen rond aandelenpakketten, zodat er wat te verhandelen valt, dat er een prijs gevormd kan worden en dat beleggers hun risico kunnen spreiden.  Maar dit doel mag het primaire doel niet gaan dwarsbomen.

Effecten op de bedrijven zelf
Jonge snelgroeiende bedrijven hebben vooral in de jaren 90 van de goklust kunnen profiteren. Er werd geboden op de meest wanstaltige koers/winst verhoudingen. In veel gevallen zelfs (meest internetbedrijven) zijn enorme bedragen neergelegd voor bedrijven die nog bitter weinig produceerden, laat staan winst maakten. Die bedrijven werd een grote groeipotentie toegedicht.

Dat lijkt wel aardig, maar zodra de stemming omslaat kunnen de groeimogelijkheden voor die bedrijven in een keer de nek worden omgedraaid. Voor een reeks van die bedrijven betekende dat op zijn best gedwongen overname en op zijn slechtst einde oefening. Dit is niet alleen jammer voor het bedrijf, maar ook de investering van de grote groep beleggers die te laat is uitgestapt, kan nooit meer worden terugverdiend. En wat nog erger is, beleggers worden gedurende langere tijd dermate kopschuw van zulke ontwikkelingen dat nieuwe bedrijven veel minder mogelijkheden hebben om aan geld te komen.

Dat is overigens ook de schuld van deze jonge bedrijven zelf. Zij deden grif mee met het scheppen van hoge verwachtingen, in plaats van nuchter te laten zien op welke termijn het geld pas kon worden terugverdiend.
Sterker nog, er zullen beslist bedrijven bij zijn geweest, die primair zijn opgericht om snel te kunnen cashen tijdens de hausse van de beurs, en die hoogstens in secundaire zin als serieuze poging waren bedoeld om een echt bedrijf van de grond te krijgen. Beleggers lijden nogal eens aan een zodanige blikvernauwing, dat een aardig aantal van dit type ‘ondernemers’ hebben kunnen profiteren van hun gretigheid zonder een echte inspanning te hoeven leveren. Bovendien was het voor de beleggers schier onmogelijk het kaf van het koren te scheiden.

Tien jaar lang hard werken en de buikriem aanhalen is de normale gang van zaken om een echt bedrijf op poten te kunnen zetten. Drie jaar wat aanrommelen op het internet en dan de rest van je leven op vakantie gaan is veeleer parasitair gedrag dan een constructieve bijdrage aan de samenleving.

Het zou waarschijnlijk goed zijn wanneer de beurs bij dit soort nieuwe toetredingen weer een streng toelatingsbeleid zou voeren en een beursgang pas mogelijk zou maken na een aantal jaren van stabiele winstontwikkeling.

Oudere, grotere bedrijven vallen niet meteen om van een negatieve koersontwikkeling, maar ze kunnen er wel fors door worden gehinderd of zelfs geblokkeerd. Grotere bedrijven die goed presteren worden daarvoor nogal eens gestraft, als de gokkers op nog meer hadden gerekend. Bedrijven die een winstwaarschuwing geven, worden soms zelfs genadeloos afgestraft met een zodanige koersval dat ze nog maar een fractie waard zijn van wat ze even geleden waard waren.

Een koerscorrectie is uiteraard op zijn plaats, maar waarom moet het meteen een afstraffing worden? Investeren wordt voor deze bedrijven een nagenoeg onmogelijke opgave. Misschien zouden zulke bedrijven moeten overwegen hun eigen aandelen maar op te kopen (de kosten zijn immers laag), zodat ze voortaan bevrijd zijn van het juk van de beurs. Al was het maar om vijandige overname te voorkomen, omdat ze met die lage koers (te) goedkoop zijn geworden.

Er is inmiddels een groeiende stroom (vooral middelgrote) bedrijven te zien, die de beurs de rug toekeren om niet langer afhankelijk te zijn van dit soort verschijnselen. Heel grote spelers hebben wellicht het idee dat zij op de beurs thuishoren, maar sommigen zouden er misschien graag van af willen.

Maar ook bedrijven die zoiets nog niet is overkomen, zouden eens moeten overwegen of het verlies aan status als beursgenoteerde onderneming opweegt tegen de risico’s van al te heftige beursbewegingen. Er zijn diverse rustige beleggers te vinden, zoals pensioenfondsen, die daar baat bij zouden hebben vanwege een gewenste stabiliteit in de waarde-ontwikkeling. We kunnen in elk geval aan vele voorbeelden van grote familiebedrijven en diverse coöperaties zien dat een niet-beursgenoteerde onderneming prima kan functioneren.

De economie als geheel loopt óók risico’s door het gedrag van speculanten. Als de koersen over een grote linie kelderen, zakt de consumptie sterk in (omdat veel consumenten/beleggers zich armer zien worden), en dat kan zelfs een negatieve spiraal veroorzaken, omdat de beurs natuurlijk ook weer gaat reageren op die slechte consumptiecijfers. Het is duidelijk dat zowel bedrijven als consumenten ongewenst gevoelig worden voor ‘oneigenlijke’ sentimentgolven.

Oplossingen
Dit alles leidt tot de vraag of de beurs nog wel in lijn ligt met haar oorspronkelijke doelen en met de economische doelen van onze samenleving. Het leidt vooral tot de vraag of de beurs niet anders moet gaan functioneren.
Misschien is het niet eens zo moeilijk om de spelregels van de beurs zodanig aan te passen, dat het gokgedrag wordt ingedamd. Hieronder bediscussiëren we een aantal ideeën voor oplossingen.

Zo zou een regel kunnen worden ingevoerd, die vastlegt dat na een aankoop van een pakket aandelen deze gedurende een bepaalde periode (een paar maanden) niet mogen worden verkocht (ongeacht de koersontwikkeling). Een aanvullende regel zou kunnen zijn, dat bij verkoop van aandelen de verkoper gedurende een paar maanden niet meer in dit fonds mag stappen. Dat vereist een goede registratie van aan- en verkopen, maar dat moet te regelen zijn omdat de belegger tussenpersonen nodig heeft voor aan- en verkoop. Hiermee worden verschijnselen als day-trading onmogelijk gemaakt, maar dat is nu juist de bedoeling.

Een (aanvullende) regel kan zijn een beperking of zelfs verbod op gelijktijdig contrair handelen (tegengestelde opties; hedging), hetgeen vooral door day-traders en commissionairs wordt beoefend. Dit betekent dat men zich op hetzelfde moment niet meer mag indekken tegen een bepaald koersverloop. Daardoor zal de risicobereidheid sterk worden ingedamd.

Een ander soort regel zou kunnen zijn dat grote pakketten niet in een keer aangekocht of verkocht mogen worden. Er moet dan een aankondiging plaatsvinden van grote transacties, waardoor andere beleggers niet kunnen worden overvallen. Dit kan ook het voorkennisprobleem grotendeels ondervangen.

Ook zou gedacht kunnen worden aan het inzetten van twee soorten aandelen: aandelen A die vooral bedoeld zijn voor de lange termijn beleggers en die niet snel verhandelbaar zijn en aandelen B die bedoeld zijn voor actieve beleggers.

Een variant op dit idee is het invoeren van een beurs met twee snelheden of twee parallelle beurzen. Bij de snelle beurs is alles geoorloofd (ongeveer zoals nu of zelfs nog liberaler), terwijl bij de langzame beurs maatregelen gelden als voornoemd. Bedrijven kunnen dan kiezen bij welke beurs zij hun aandelen willen laten verhandelen. Eventueel plaatst men een deel van het pakket van de snelle en een ander deel bij de langzame beurs; dit komt neer op het voorgaande idee. De index van de langzame beurs zal een betere indicator zijn van de economische ontwikkeling dan die van de snelle beurs.

Natuurlijk halen zulke maatregelen enige lol uit het beleggingsspel. Maar daarvoor komt in de plaats dat de serieuze belegger weer serieus kan beleggen, gericht op de lange termijn, wat bijvoorbeeld goed is voor onze pensioenvoorzieningen. En daarvoor komt ook in de plaats, dat bedrijven hun strategie kunnen ontplooien zonder grote beursschokken. Een aanvullend voordeel zou kunnen zijn, dat op die manier het vertrouwen in de beurs weer gaat toenemen, waardoor er meer geld beschikbaar komt.

Peter van Hoesel, Klaas Jaarsma en Joris Meijaard.
Augustus 2001/oktober 2012

Boeken van Peter van Hoesel en verdere informatie.
http://www.ambachtseconomie.nl/
– Hoesel, P. van (2008) Partij van de Eenvoud. Uitgeverij Sdu, Den Haag

Via Bol.com

Partij voor eenvoud / druk 1
Hoesel, P. van

Via Managementboek.nl
Samenvatting van 'Partij voor eenvoud'
Het beleid van de overheid is in de afgelopen decennia allengs ingewikkelder geworden. Bij elkaar genomen is het beleidssysteem inmiddels zo ingewikkeld, dat de kwaliteit van het beleid in ernstige mate is aangetast. Beter beleid wordt regelmatig belemmerd door bestaand beleid. Ernstiger is dat bestaand beleid in veel gevallen onvoldoende blijkt te werken of zelfs negatieve effecten oplevert. Het vertrouwen in de overheid heeft daardoor flinke schade opgelopen.

Het is voor onze samenleving van wezenlijk belang om deze schade te gaan herstellen. Daarvoor zijn drastische beleidswijzigingen nodig om dat kleine aanpassingen niet altijd tot vereenvoudiging leiden. Helaas zijn grote veranderingen bijzonder lastig te verwezenlijken, want politieke partijen houden elkaar voortdurend in een patstelling. De kiezer weet daardoor niet meer waar hij zijn stem moet laten.

Het valt te hopen dat politici zich op afzienbare termijn durven te bevrijden uit deze patstelling. Zij kunnen daarvoor de nodige inspiratie putten uit dit boek, en politiek geïnteresseerde burgers zullen hen daarbij hopelijk aanmoedigen.

Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding
2. Een synthese tussen links en rechts
3. Naar een organische economie
4. Economische groei
5. Kwaliteitscriteria voor overheidsbeleid
6. Valkuilen in het beleidsproces
7. Sociaal-economisch beleid
8. Economisch stimuleringsbeleid
9. Publieke dienstverlening
10. Binnenlands bestuur, democratie en grondrechten
11. Ruimtelijke ordening en infrastructuur
12. Veiligheid en milieu
13. Internationaal beleid
14. Een doortastend beleidsprogramma

Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789012129190/
partij_voor_eenvoud_peter_van_hoesel?affiliate=1910

Peter van Hoesel over methoden en technieken voor beleidsonderzoek
Via Bol.com
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
P.H.M. van Hoesel & J.W.M. Mevissen

Via managementboek.nl
Samenvatting van 'Beleidsonderzoek in Nederland'
'Beleidsonderzoek in Nederland' schetst een beeld van de wordingsgeschiedenis, de huidige stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen van het beleidsonderzoek in Nederland. Het gaat hier om een relatief jong vakgebied dat zijn wortels heeft in de wetenschap. Beleidsonderzoek is langzamerhand een belangrijke rol gaan spelen in de ontwikkeling en uitvoering van beleid bij overheden, organisaties in het maatschappelijke middenveld en, zij het nog in mindere mate, het bedrijfsleven. Het spreekt bijna voor zich dat de exacte invulling van die rol afhankelijk is van de behoeften van de opdrachtgever. Daarom wordt gebruik gemaakt van een veelheid aan methoden en technieken, theorieën, producten, rapportagetypen, enzovoort. Tegelijkertijd vindt er binnen het vakgebied een voortdurend proces van innovatie en professionalisering plaats waardoor sneller, beter en tegen minder kosten aan de vraag kan worden voldaan.

In tien hoofdstukken laat dit boek zien:
– wat beleidsonderzoek is;
– hoe het ontstaan is;
– welke rol het speelt in het beleidsproces en welk rendement het kan hebben;
– hoe de Nederlandse markt er uit ziet en hoe beleidsonderzoek in het buitenland georganiseerd is;
– welke kritiek erover geuit wordt en waarom;
– wat het toekomstperspectief voor het vak is.

Het boek is bedoeld voor beleidsonderzoekers (bij onderzoeksinstituten én bij interne onderzoeksafdelingen), opdrachtgevers, beleidsontwikkelaars en uitvoerders, toezichthouders en studenten die zich tot het vak aangetrokken voelen.

Inhoudsopgave
1 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in Nederland
1.1 Inleiding
1.2 De ontwikkeling van beleidsonderzoek in drie perioden
1.3 Het prille begin (de periode tot 1945)
1.4 De overgangstijd (1945 – 1975)
1.5 Het tijdperk van professionalisering (1975 – heden)
1.6 Afsluiting

2 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in de Verenigde Staten
2.1 Grondslag van Policy Sciences
2.2 Groeiende kennis, groeiende invloed
2.3 Drors nieuwe wetenschap
2.4 Verschillende opvattingen
2.5 Booming Business
2.6 Controverse
2.7 Great Society
2.8 Niet langer bijzonder
2.9 Rand Corporation
2.10 Speaking truth to power
2.11 Heroriëntatie en politieke actie
2.12 Uitwaaierend beleidsonderzoek
2.13 Evaluatie
2.14 Amerika en Europa

3 Wat is beleidsonderzoek?
3.1 Definitie en kenschets
3.2 Wat is beleidsonderzoek niet?
3.3 De groei van het evaluatieonderzoek
3.4 Afsluiting

4 Het beleidsproces in theorie en praktijk
4.1 Inleiding
4.2 Het begrip ‘beleid’
4.3 Het beleidsproces in fasen
4.4 Van probleem naar oplossing: de beleidstheorie
4.5 Typen van beleid
4.6 Het beleidsproces in de praktijk: de aanleg van IJburg
4.7 Kritiek op het fasenmodel
4.8 Samenvatting

5 Plaats en functies van beleidsonderzoek in het beleidsproces
5.1 Het belang van onderzoek voor de beleidsontwikkeling
5.2 Kennismanagement
5.3 Relatie tussen onderzoek en beleid
5.4 Het model van de beleidscyclus
5.5 Functies van beleidsonderzoek
5.6 Afsluiting en relativering

6 Wat is het rendement van beleidsonderzoek?
6.1 Inleiding
6.2 Voorwaarden voor het optreden van rendement
6.3 Rendementstypen
6.4Partijen die specifieke typen rendement kunnen ondervinden
6.5 Kan rendement van beleidsonderzoek gemeten worden?
6.6 Hoe kan het feitelijk gebruik van beleidsonderzoek verbeterd worden?

7 De markt voor beleidsonderzoek
7.1 Inleiding
7.2 Intern onderzoek
7.3 Intern of extern onderzoek?
7.4 De markt voor extern beleidsonderzoek
7.5 Is het beleidsonderzoek optimaal georganiseerd?
7.6 Conclusies

8 Beleidsonderzoek in onze buurlanden
8.1 Inleiding
8.2 Duitsland
8.3 Groot-Brittannië
8.4 Vlaanderen 138

9 Beleidsonderzoek onder vuur
9.1 Hoe meer onderzoeksrapporten, hoe meer elkaar tegensprekende resultaten
9.2 Beleidsonderzoek is ‘quick and dirty’
9.3 Er is te veel onderzoek, je ziet door de bomen het bos niet meer
9.4 Onderzoek levert lange, onleesbare en technische rapportages op
9.5 Goed onderzoek, maar met een verkeerde probleemstelling
9.6 Beleidsonderzoek levert conclusies op waarmee je alle kanten op kunt
9.7 Onderzoeksresultaten komen vaak als mosterd na de maaltijd
9.8 Opdrachtgever heeft de onderzoekers/het onderzoeksbureau gemanipuleerd
9.9 Beleidsonderzoek trapt open deuren in
9.10 Beleidsonderzoek is lastig omdat er steevast om meer of ander beleid wordt gevraagd

10 Een toekomstperspectief voor het beleidsonderzoek
10.1 Alles beweegt, maar waarheen?
10.2 Steeds sneller en beter door ICT
10.3 Het begrip ‘deskresearch’ krijgt een andere betekenis
10.4 Datamining als de nieuwe revolutie in het beleidsonderzoek
10.5 Van een passieve naar een actieve rol van de beleidsonderzoeker
10.6 De beleidsonderzoeker krijgt een eigen status
10.7 Evaluatieonderzoek evolueert naar een hoger niveau
10.8 Van een gesloten naar een open markt (of toch niet helemaal?)
10.9 Beleidsonderzoek vooral in samenwerking en netwerken
10.10 Beleidsonderzoek als uitvloeisel van professionalisering van het beleidsproces
10.11 De invloed van Europa blijft groeien
10.12 Tot besluit: de vergeten schakel in de Nederlandse kennis-infrastructuur

Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789023241614/
beleidsonderzoek_in_nederland_peter_van_hoesel?affiliate=1910

Methoden van beleidsonderzoekers
Methoden van beleidsonderzoekers
Marieke Boekenoogen & Carla Verheijen