– Dat kost teveel capaciteit!
– Ik verlies de controle! Ik loop risico!
– Ik kan falen!
– Het werk kan juist sneller!
– Het wordt gemakkelijker!
– Er worden betere idee?n ontwikkeld!
– Er zijn anderen die me ondersteunen!
Dat is eerste vraag die je stelt als je het hebt over de Return on Involvement.
Een hoge return op Involvement betekent dat je een rendement verwacht in kwaliteit, committment ?n productiviteit door het engageren van anderen. Een lagere Return on Involvement betekent dat betekent dat je de activiteit beter alleen kunt doen of slechts met enkele anderen.
-
Je eigen capaciteiten.
Kun je het alleen?
Als je het alleen doet gaat dat ten koste van de kwaliteit? -
Hoe anderen zullen voelen als ze zich bij je aansluiten.
Zien ze het als een goede investering van hun tijd en energie?
Zijn ze enthousiast? -
Voelen ze zich buitengesloten als ze niet ?binnengesloten' zijn?
Hoe kunnen anderen waarde toevoegen aan hetgeen jij doet?
Welke voordelen kunnen resulteren uit het betrekken van anderen bij deze activiteit? -
Wat moet je doen om anderen betrokken te krijgen?
Hoe moeilijk of makkelijk is dat?
Hoeveel tijd en energie kost het om ze betrokken te houden?
– Wat voor soort betrokkenheid is nodig?
– Hoe weet ik wie er bij te betrekken?
– Hoe nodig ik de mensen uit zodat ze betrokken worden?
– Hoe hou ik de mensen betrokken?
– Hoe beëindig ik de activiteit?
Bij soort betrokkenheid kun je aan de volgende aspecten denken:
Wat voor expertise ?know-how' heb ik nodig die ik zelf niet bezit?
Uitvoerende betrokkenheid.
Heb ik uitvoerende handen en voeten nodig van anderen tijdens de duur van de activiteit?
GO-NO GO betrokkenheid
Heb ik bepaalde sponsoren nodig?
Post activiteit betrokkenheid
Zijn er anderen nodig die in de toekomst bepaalde verantwoordelijkheden op zich gaan nemen?
Doorgaans zie je de volgende groepen.
-
Mensen die er om geven, die de activiteit belangrijk vinden (vrijwilligers).
-
Mensen met autoriteit en verantwoordelijkheid.
-
Mensen met informatie en expertise.
-
Mensen die geraakt worden door het effect van de activiteit.
-
Mensen die verschillende percepties op het standpunt hebben.
-
Mensen die worden gezien als ?probleemmakers'.
– Wie MOET je uitnodigen.
– Wie is het WENSELIJK uit te nodigen.
– Wie hoeft niet te worden uitgenodigd?
– Als je veel energie wilt genereren zijn grotere groepen gewenst.
– Als je weinig tijd hebt zijn kleinere groepen gewenst.
– En de platte vraag: hoeveel geld heb je te spenderen?
– Telefoon.
– Brieven kaarten en leaflets.
– e-mail.
– Posters en advertenties
Een voorbeeld:
"Ik weet niet of ik voldoende tijd hiervoor heb. What's in it for me?"
Reacties op deze opmerkingen die effect hebben bezitten doorgaans iets van het aangeven van het voordeel voor betrokkene, maar soms ook een uitnoging om mee te denken hoe de activiteit voor hem (en zijn doelgroep) voordelen oplevert.
Ook ondersteuning bij hetgeen ze doen wordt helpt natuurlijk de betrokkenheid te continueren. Een derde belangrijke punt een open oor te hebben voor hetgeen ze aandragen: verbeteringen die helpen een en ander nog beter te laten verlopen.
Mensen die daaraan hebben meegewerkt, blijven vaak naar de eerste keer kijken, net zo lang totdat ze hun naam voorbij hebben zien komen. Een stukje erkenning.
Beëindiging maakt duidelijk dat een activiteit is afgerond. Dat kan via een leuk ritueel of act. Vaak is een afronding ook de plek om verhalen met elkaar te delen, iets dat kan worden gestimuleerd door reflecties in het afrondingsprogramma op te nemen. Daarbij wil je mensen inspireren om een volgende keer weer mee te doen.
Tegelijkertijd is het ook een voorbereiding voor de toekomst. Wat hebben we er van geleerd voor een volgende keer.