Inleiding
Alle politieke partijen vinden dat het goed is om zoveel mogelijk mensen aan het werk te hebben. Maar over de manier waarop dat doel het beste kan worden bereikt zijn er duidelijke verschillen tussen de partijen. Een paar voorbeelden: linkse partijen zijn voor het scheppen van veel banen in de publieke sector, terwijl rechtse partijen zoveel mogelijk banen in de marktsector willen; liberale partijen zijn voor flexibiliteit, orthodoxe partijen voor baanzekerheid; linkse partijen zijn voor inkomensnivellering, rechtse voor vrije lonen zonder minima; linkse partijen zijn voor hangmat-beleid, rechtse voor trampolinebeleid; linkse partijen willen veel regels om de economie te beteugelen, rechtse partijen willen regels afschaffen om de economie ruim baan te geven. Dit is natuurlijk een beetje karikaturaal opgeschreven, maar op dit soort tegenstellingen komt het wel neer.
Die verschillende standpunten hebben allemaal wel een goede grond. Doordat ze elkaar bevechten komt er meestal een slap compromisbeleid uit of gebeurt er helemaal niets zodat het oude beleid blijft voortsukkelen, terwijl voor velen duidelijk is dat het oude beleid achterhaald is. Laten we proberen beleid te bedenken dat de uiteenlopende waarden van de diverse partijen aan elkaar verbindt zonder dat die waarden worden verdrongen. Dat lijkt moeilijk, maar wie de kern van de kennis over de werking van de arbeidsmarkt bekijkt kan wel degelijk zulke verbindingen vinden. Wat is die kern dan? Het is natuurlijk hachelijk om te proberen dit in heel kort bestek uiteen te zetten, maar we gaan het hieronder toch proberen, zodat deze kennis benut kan worden bij het bedenken van betere oplossingen voor de arbeidsmarkt.
Kennis over de arbeidsmarkt: een korte samenvatting
Mensen werken optimaal als ze hun werk goed beheersen c.q. leuk vinden, bo-vendien leidt dit tot innovaties op de werkvloer en tot optimale klantrelaties. Organisaties die hier onvoldoende op letten, zijn minder productief. Vandaar ook de enorme inspanningen t.b.v. een goed HRM-beleid. Goed HRM-beleid levert voor het bedrijfsresultaat meer op dan bijvoorbeeld alleen maar letten op kosten.
Mensen die niet optimaal werken en zeker mensen die buiten het arbeidsproces staan, weten op eigen kracht nauwelijks de weg naar zo’n optimale situatie te vinden. Binnen organisaties houden mensen die niet gelukkig zijn zich liever koest wegens angst voor baanverlies of degradatie. Als werkloze is het uitermate lastig om de weg naar goed werk te vinden, omdat de arbeidsmarkt nogal intransparant is: daar hebben zij dus professionele hulp bij nodig, maar die is onvoldoende voorhanden. Financiele prikkels zijn volstrekt onvoldoende voor het activeren van werklozen en hebben zelfs een tegengestelde werking bij mensen die wel een baan hebben maar geen leuk werk (zelfs volledige schijnwerkers blijven gewoon zitten en houden zich stil). Alleen zeer sterke financiele prikkels (totale verlies van uitkering, dreigend ontslag) geven aanleiding om in actie te komen, maar dat soort situaties is voor de overgrote meerderheid niet aan de orde.
Ook voor werkgevers is de arbeidsmarkt nogal intransparant en bovendien heeft men weinig vat op de instanties die voor toeleiding kunnen zorgen (UWV, sociale diensten, scholen, sociale werkplaatsen, reintegratiebedrijven etc.). De werkgever zoekt zich nogal eens een slag in de rondte. Er zijn daardoor op elk moment (ook tijdens laagconjunctuur) honderdduizenden onvervulde vacatures (manifeste dan wel latente).
Werkgevers hebben over het algemeen een lage dunk van werklozen: ze kunnen niks en ze willen niks, zo denken velen. Dat beeld wordt bevestigd door onwillig gedrag van werklozen wanneer tijdelijke banen in bv. de tuinbouw worden aangeboden en door het niet komen opdagen van werklozen wanneer ze worden opgeroepen om zich bij werkgevers, opleiders of bemiddelaars te melden. Toch is dit beeld voor minstens 80% van de werklozen volstrekt onjuist. Zij willen juist wel graag werken, maar hebben na een serie negatieve ervaringen angst voor de arbeidsmarkt ontwikkeld (weer worden afgewezen dan wel na korte tijd weer ontslagen worden is een beroerd vooruitzicht; werk aannemen wat niet leuk is komt daar soms nog bij).
Ondertussen zijn langdurig werklozen gewend geraakt aan een andere levensstijl die je niet makkelijk verlaat voor een onzeker traject. Ze gedragen zich dus defensief wanneer je ze benadert, maar daarachter zit een diepe wens om weer opgenomen te worden in het actieve deel van de samenleving. Qua opleiding en werkervaring is er weinig mis met die 80%, ze zijn vergelijkbaar met de werkende beroepsbevolking, wel is hun gemiddelde leeftijd hoger en dat vinden werkgevers (ten onrechte) een negatief punt. Als iemand zelfs na 10 jaar werkloosheid weer een paar maanden aan de slag is, is er geen verschil merkbaar met andere werknemers, dus ook dat toont aan de beeldvorming van werkgevers niet klopt.
Scholing is een belangrijke voorwaarde voor het vinden van optimaal werk, maar dit moet toch worden gerelativeerd: veel mensen (de helft!) komen terecht in ander werk dan waarvoor ze zijn opgeleid; het is voor werkgevers bijna net zo lastig om laaggeschoolden te vinden als vakmensen of hooggeschoolden; werkervaring vervangt scholing grotendeels; motivatie is net zo belangrijk als kennis; oudere werknemers worden niet makkelijk aangenomen hoe goed hun scholing/werkervaring ook is.
De voorlichting over kansen op de arbeidsmarkt aan ouders/leerlingen en aan werknemers die omscholing willen schiet schromelijk tekort, zelfs in dit inter-nettijdperk. Daarbij komt dat er allerlei verkeerde beelden bestaan over diverse branches, zoals: werk in de tuinbouw simpel en zwaar, werk in de maakindustrie is smerig, werken met je handen betaalt minder dan werken met je hoofd, bij grote bedrijven heb je meer kansen dan bij kleine. Die beelden zijn hardnekkig en dus lastig uit te roeien. De kennis over de arbeidsmarkt bij mensen die voor beroepskeuzen staan is dan ook zeer beperkt te noemen en daardoor komen veel minder goede matches tot stand dan zou kunnen.
Door te bezuinigen op overbodig werk daalt de werkgelegenheid, maar stijgt de kwaliteit van de arbeid over de hele linie en tevens de kwaliteit van de samenleving. Dit speelt ruimte vrij voor het uitvoeren van relevante en interessante arbeid, zoals bijvoorbeeld in de ambachtseconomie, de zorgsector of de creatieve industrie. Dat bezuinigen lukt vooral in tijden van laagconjunctuur. Wat dit betreft is de huidige crisis een ‘blessing in disguise’.
Liberalisering van de arbeidsmarkt (zoals: flexibele arbeid, individuele arbeids-voorwaarden met keuzevrijheid, vrije lonen, nog veel meer zelfstandigen) heeft economisch gezien positieve gevolgen (hogere productiviteit, meer con-currentiekracht, meer innovatie) maar sociaal gezien kan het leiden tot negatieve gevolgen: te lage inkomens voor sommige groepen, stress, uitsluiting. Dat betekent dat er altijd flankerend beleid nodig is om de negatieve sociale effecten te bestrijden, wil het economische profijt per saldo positief uitpakken (sociale ellende kost veel geld). Overigens is er heel wat regelgeving die nodeloos knellend is en die zowel voor werknemers, werklozen als werkgevers nadelig uitpakt: studeren blijkt door diverse sociale zekerheidsregels te worden bemoeilijkt, starten als zzp’er met een uitkering is een hordeloop, de wereld van bemiddelaars/hulpverleners is door allerlei regels voor velen een soort flipperkast waarin zij van het kastje naar de muur worden gestuurd, allerlei regelgeving is weinig coulant voor zzp’ers.
De demografie laat zien dat de beroepsbevolking komend decennium met 800.000 mensen daalt. Dit lijkt dramatisch, maar moet sterk worden gerelativeerd: het niet werkende deel van de beroepsbevolking is veel groter dan dit aantal, terwijl hun scholingsniveau voor het merendeel vergelijkbaar is; er is nog veel te winnen op het gebied van productiviteitsverbetering; de pensioenleeftijd wordt geleidelijk verhoogd zodat de tendens om op steeds latere leeftijd te stoppen nog een hele tijd kan doorgaan; er kan nog heel veel overbodig werk worden wegbezuinigd.
Tot zover deze korte samenvatting van de kennis over de arbeidsmarkt. Ongetwijfeld zou een andere deskundige dit niet op deze wijze weergeven, maar de inhoud zal in hoge mate overeenkomen.
Probleemstelling
Welke beleidsmaatregelen leiden tot een arbeidsmarkt die optimaal functioneert en tegelijkertijd recht doet aan de uitgangspunten van zoveel mogelijk politieke partijen?
Hieronder wordt een vijftal categorieen van maatregelen in kort bestek voorgesteld.
Vergroting transparantie arbeidsmarkt
De ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt heeft als gevolg dat de arbeidsmarkt lang niet optimaal functioneert. Een uitvoerig en langdurig volgehouden communicatieprogramma kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de arbeidsmarkt.
-
Voorlichting over kansrijke sectoren en beroepen aan leerlingen, ouders en docenten.
-
Voorlichting aan werknemers over omscholingsmogelijkheden.
-
Voorlichting aan werkgevers over de merites van oudere werknemers.
-
Opzet van een landelijk dekkende website voor stagemogelijkheden en op-leidingsplaatsen (laat de publieke sector het goede voorbeeld geven door ruimhartig plaatsen aan te bieden).
-
Opzet van een landelijk dekkende website voor vrijwilligerswerk (tevens laten zien dat vrijwilligerswerk op diverse manieren de kansen op betaald werk vergroot).
-
Opzet van een landelijk dekkende website waarop mensen zich vrijblijvend als potentieel werkzoekende kunnen melden en waarop werkgevers zich vrijblijvend kunnen melden als potentieel geïnteresseerde (waar het om gaat is lagere drempels te hebben voor het leggen van contacten).
Stimuleren van levenslang leren
De dynamiek van de wereldeconomie heeft als gevolg dat mensen meermalen van baan en zelfs van beroep moeten veranderen. Het is dan ook noodzakelijk dat levenslang leren sterk wordt bevorderd.
-
Invoering van een wettelijk recht op leerdagen.
-
Loonbelasting verlagen naar rato van het aantal leerdagen.
-
Publiek gefinancierd onderwijs openstellen voor ouderen.
-
Geen belemmeringen voor het volgen van opleidingen/cursussen door mensen met een uitkering.
-
Sabbaticals ten behoeve van omscholing fiscaal faciliteren.
Vergroting innovatiekracht
De Nederlandse economie moet zich continu vernieuwen om de hoge loonkosten te kunnen opbrengen. Daarnaast is dit van belang voor de ontwikkeling van een duurzame productiestructuur (waarbij uiteindelijk kan worden voldaan aan het cradle-to-cradle principe). Daartoe moet ruimte worden geboden voor een innovatieve cultuur.
-
Ruimte bieden aan zelfstandige arbeid (zzp’ers) door in de wetgeving rekening te houden met deze economische categorie die noch werknemer noch werkgever wil zijn.
-
Starten met een uitkering als zelfstandige makkelijker maken door geen eisen vooraf te stellen.
-
Samenwerkingsverbanden van zelfstandigen toelaten tot overheidsopdrachten.
-
Opzet van een website voor niet benutte vindingen (die op de plank blijven liggen) welke vervolgens door anderen verder kunnen worden ontwikkeld.
-
Belasting op innovatieve arbeid verlagen (verbreding van de WBSO).
-
Innovatieve producten/diensten tijdens een introductiefase vrijstellen van BTW.
-
Innovatiekrediet (met overheidsborgstelling) makkelijk toegankelijk maken.
-
Openstellen publieke innovatieprojecten (ook projecten i.s.m. bedrijfsleven) voor stagiairs e.d.
-
Bij sluiting van industriële bedrijven doorstartmogelijkheden faciliteren (bv. deeltijd WW, borgstellingskrediet inzetten, overheid als launching customer, fiscale tegemoetkoming), althans als het gaat om voor Nederland kansrijke sectoren.
Nieuw onderzoek naar de merites van een basisinkomen
Invoering van een basisinkomen voor iedereen kan de volgende positieve effecten hebben: activeren inactieven, opheffen bureaucratie rond diverse uitkeringen, meer zelfstandige arbeid, meer vrijwilligerswerk mogelijk maken, maatschappelijk erkenning voor een keuze om niet te werken.
In 1985 heeft de WRR de merites van een basisinkomen onderzocht en vervolgens aanbevolen om een (bescheiden) basisinkomen in te voeren. In een nieuwe studie zou kunnen worden nagegaan wat de merites van een basisinkomen kunnen zijn in het huidige tijdsgewricht.
-
Wat kost invoering van een basisinkomen en welke financiele baten kunnen daar tegenover staan?
-
Hoe kan een basisinkomen dienen ter vervanging van bestaande regelingen in de sociale zekerheid?
-
Welke veranderingen in het fiscale stelsel zijn nodig?
-
Wat zijn de verwachte effecten op de arbeidsmarkt, de economie als geheel en de overheidsbegroting?
-
Hoe kunnen (al of niet vermeende) bezwaren tegen het basisinkomen (hoge kosten; laag arbeidsethos) worden ondervangen?
Onderzoek naar overbodige productie
De economie draait deels op nutteloze en soms zelfs schadelijke producten en diensten. Als we erin slagen te stoppen met overbodige productie gaat er geen welvaart verloren en kan de vrijkomende capaciteit worden benut om lacunes te vullen in nuttige sectoren. Ter voorkoming van een mogelijk misverstand: nuttig is een breed begrip, als mensen plezier beleven aan een product is dat al nuttig te noemen. Er bestaan diverse producten en diensten die noch maatschappelijk nut opleveren noch enig plezier opleveren (afgezien wellicht van degenen die het produceren), denk bv. aan de overdaad aan reclameboodschappen, overbodig verpakkingsmateriaal, nodeloos ingewikkelde bureaucratie, dure maar slecht werkende beleidsinstrumenten.
Daarnaast houden we soms angstvallig vast aan productie die elders in de wereld beter op zijn plaats is, niet alleen vanwege lage lonen maar ook vanwege aanwezig grondstoffen (bv. zeldzame metalen in China), een beter klimaat (bv. zonne-energie in de Sahara) e.d. Door zulke productie niet in Nederland te houden kunnen ook wij profiteren van een veel betere kosten/baten verhouding en kan de vrijkomende capaciteit worden aangewend in sectoren die beter bij Nederland passen.
Het is dan ook zinvol een grootscheeps onderzoekprogramma te entameren om na te gaan welke productie beter niet kan blijven bestaan en waar vervolgens met meer succes in kan worden geïnvesteerd (bv. de zg. topsectoren).
-
Welke overbodige productie kan worden onderkend in het Nederlandse be-drijfsleven en welke daarvan is mogelijk schadelijk voor de samenleving?
-
Hoe kan overbodige productie van bedrijven worden teruggedrongen?
-
Welke overbodige productie kan worden onderkend in de publieke sector en welke daarvan is mogelijk schadelijk voor de samenleving?
-
Hoe kan overbodige productie van de publieke sector worden teruggedrongen?
-
In welke voor Nederland kansrijke sectoren kan extra worden geïnvesteerd?
-
Hoe kunnen dergelijke investeringen op gang worden gebracht?
Afsluitend
De VVD-PvdA-regering kan met bovenstaand advies desgewenst zijn voordeel doen. Ze hoeven elkaar daarvoor niet eens dingen te gunnen, want als ze het goed beschouwen voldoen de voorstellen in voldoende mate aan beider ideologieën.
Verantwoording: het eerste deel is geheel voor rekening van Peter van Hoesel, het tweede deel grotendeels ook maar is gebaseerd op een discussie van de stuurgroep NP
Peter van Hoesel (arbeidsmarktonderzoeker, voorzitter RPA Rijn/Gouwe, lid stuurgroep NPI)
September, 2013
Boeken van Peter van Hoesel en verdere informatie.
– http://www.ambachtseconomie.nl/
– Hoesel, P. van (2008) Partij van de Eenvoud. Uitgeverij Sdu, Den Haag
Via Bol.com
Partij voor eenvoud / druk 1
Hoesel, P. van
Via Managementboek.nl
Samenvatting van 'Partij voor eenvoud'
Het beleid van de overheid is in de afgelopen decennia allengs ingewikkelder geworden. Bij elkaar genomen is het beleidssysteem inmiddels zo ingewikkeld, dat de kwaliteit van het beleid in ernstige mate is aangetast. Beter beleid wordt regelmatig belemmerd door bestaand beleid. Ernstiger is dat bestaand beleid in veel gevallen onvoldoende blijkt te werken of zelfs negatieve effecten oplevert. Het vertrouwen in de overheid heeft daardoor flinke schade opgelopen.
Het is voor onze samenleving van wezenlijk belang om deze schade te gaan herstellen. Daarvoor zijn drastische beleidswijzigingen nodig om dat kleine aanpassingen niet altijd tot vereenvoudiging leiden. Helaas zijn grote veranderingen bijzonder lastig te verwezenlijken, want politieke partijen houden elkaar voortdurend in een patstelling. De kiezer weet daardoor niet meer waar hij zijn stem moet laten.
Het valt te hopen dat politici zich op afzienbare termijn durven te bevrijden uit deze patstelling. Zij kunnen daarvoor de nodige inspiratie putten uit dit boek, en politiek geïnteresseerde burgers zullen hen daarbij hopelijk aanmoedigen.
Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding
2. Een synthese tussen links en rechts
3. Naar een organische economie
4. Economische groei
5. Kwaliteitscriteria voor overheidsbeleid
6. Valkuilen in het beleidsproces
7. Sociaal-economisch beleid
8. Economisch stimuleringsbeleid
9. Publieke dienstverlening
10. Binnenlands bestuur, democratie en grondrechten
11. Ruimtelijke ordening en infrastructuur
12. Veiligheid en milieu
13. Internationaal beleid
14. Een doortastend beleidsprogramma
Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789012129190/
partij_voor_eenvoud_peter_van_hoesel?affiliate=1910
Peter van Hoesel over methoden en technieken voor beleidsonderzoek
Via Bol.com
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
P.H.M. van Hoesel & J.W.M. Mevissen
Via managementboek.nl
Samenvatting van 'Beleidsonderzoek in Nederland'
'Beleidsonderzoek in Nederland' schetst een beeld van de wordingsgeschiedenis, de huidige stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen van het beleidsonderzoek in Nederland. Het gaat hier om een relatief jong vakgebied dat zijn wortels heeft in de wetenschap. Beleidsonderzoek is langzamerhand een belangrijke rol gaan spelen in de ontwikkeling en uitvoering van beleid bij overheden, organisaties in het maatschappelijke middenveld en, zij het nog in mindere mate, het bedrijfsleven. Het spreekt bijna voor zich dat de exacte invulling van die rol afhankelijk is van de behoeften van de opdrachtgever. Daarom wordt gebruik gemaakt van een veelheid aan methoden en technieken, theorieën, producten, rapportagetypen, enzovoort. Tegelijkertijd vindt er binnen het vakgebied een voortdurend proces van innovatie en professionalisering plaats waardoor sneller, beter en tegen minder kosten aan de vraag kan worden voldaan.
In tien hoofdstukken laat dit boek zien:
– wat beleidsonderzoek is;
– hoe het ontstaan is;
– welke rol het speelt in het beleidsproces en welk rendement het kan hebben;
– hoe de Nederlandse markt er uit ziet en hoe beleidsonderzoek in het buitenland georganiseerd is;
– welke kritiek erover geuit wordt en waarom;
– wat het toekomstperspectief voor het vak is.
Het boek is bedoeld voor beleidsonderzoekers (bij onderzoeksinstituten én bij interne onderzoeksafdelingen), opdrachtgevers, beleidsontwikkelaars en uitvoerders, toezichthouders en studenten die zich tot het vak aangetrokken voelen.
Inhoudsopgave
1 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in Nederland
1.1 Inleiding
1.2 De ontwikkeling van beleidsonderzoek in drie perioden
1.3 Het prille begin (de periode tot 1945)
1.4 De overgangstijd (1945 – 1975)
1.5 Het tijdperk van professionalisering (1975 – heden)
1.6 Afsluiting
2 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in de Verenigde Staten
2.1 Grondslag van Policy Sciences
2.2 Groeiende kennis, groeiende invloed
2.3 Drors nieuwe wetenschap
2.4 Verschillende opvattingen
2.5 Booming Business
2.6 Controverse
2.7 Great Society
2.8 Niet langer bijzonder
2.9 Rand Corporation
2.10 Speaking truth to power
2.11 Heroriëntatie en politieke actie
2.12 Uitwaaierend beleidsonderzoek
2.13 Evaluatie
2.14 Amerika en Europa
3 Wat is beleidsonderzoek?
3.1 Definitie en kenschets
3.2 Wat is beleidsonderzoek niet?
3.3 De groei van het evaluatieonderzoek
3.4 Afsluiting
4 Het beleidsproces in theorie en praktijk
4.1 Inleiding
4.2 Het begrip ‘beleid’
4.3 Het beleidsproces in fasen
4.4 Van probleem naar oplossing: de beleidstheorie
4.5 Typen van beleid
4.6 Het beleidsproces in de praktijk: de aanleg van IJburg
4.7 Kritiek op het fasenmodel
4.8 Samenvatting
5 Plaats en functies van beleidsonderzoek in het beleidsproces
5.1 Het belang van onderzoek voor de beleidsontwikkeling
5.2 Kennismanagement
5.3 Relatie tussen onderzoek en beleid
5.4 Het model van de beleidscyclus
5.5 Functies van beleidsonderzoek
5.6 Afsluiting en relativering
6 Wat is het rendement van beleidsonderzoek?
6.1 Inleiding
6.2 Voorwaarden voor het optreden van rendement
6.3 Rendementstypen
6.4Partijen die specifieke typen rendement kunnen ondervinden
6.5 Kan rendement van beleidsonderzoek gemeten worden?
6.6 Hoe kan het feitelijk gebruik van beleidsonderzoek verbeterd worden?
7 De markt voor beleidsonderzoek
7.1 Inleiding
7.2 Intern onderzoek
7.3 Intern of extern onderzoek?
7.4 De markt voor extern beleidsonderzoek
7.5 Is het beleidsonderzoek optimaal georganiseerd?
7.6 Conclusies
8 Beleidsonderzoek in onze buurlanden
8.1 Inleiding
8.2 Duitsland
8.3 Groot-Brittannië
8.4 Vlaanderen 138
9 Beleidsonderzoek onder vuur
9.1 Hoe meer onderzoeksrapporten, hoe meer elkaar tegensprekende resultaten
9.2 Beleidsonderzoek is ‘quick and dirty’
9.3 Er is te veel onderzoek, je ziet door de bomen het bos niet meer
9.4 Onderzoek levert lange, onleesbare en technische rapportages op
9.5 Goed onderzoek, maar met een verkeerde probleemstelling
9.6 Beleidsonderzoek levert conclusies op waarmee je alle kanten op kunt
9.7 Onderzoeksresultaten komen vaak als mosterd na de maaltijd
9.8 Opdrachtgever heeft de onderzoekers/het onderzoeksbureau gemanipuleerd
9.9 Beleidsonderzoek trapt open deuren in
9.10 Beleidsonderzoek is lastig omdat er steevast om meer of ander beleid wordt gevraagd
10 Een toekomstperspectief voor het beleidsonderzoek
10.1 Alles beweegt, maar waarheen?
10.2 Steeds sneller en beter door ICT
10.3 Het begrip ‘deskresearch’ krijgt een andere betekenis
10.4 Datamining als de nieuwe revolutie in het beleidsonderzoek
10.5 Van een passieve naar een actieve rol van de beleidsonderzoeker
10.6 De beleidsonderzoeker krijgt een eigen status
10.7 Evaluatieonderzoek evolueert naar een hoger niveau
10.8 Van een gesloten naar een open markt (of toch niet helemaal?)
10.9 Beleidsonderzoek vooral in samenwerking en netwerken
10.10 Beleidsonderzoek als uitvloeisel van professionalisering van het beleidsproces
10.11 De invloed van Europa blijft groeien
10.12 Tot besluit: de vergeten schakel in de Nederlandse kennis-infrastructuur
Methoden van beleidsonderzoekers
Marieke Boekenoogen & Carla Verheijen