Als gevolg van de voortdurend groeiende berg beleidsmaatregelen (wetten, regels, procedures, voorzieningen) overziet niemand meer hoezeer de diverse maatregelen elkaar in de weg blijken te zitten.
Heel wat beleidsmaatregelen werken elkaar zelfs zodanig tegen, dat de beoogde effecten volledig teniet worden gedaan of erger, dat er een maatschappelijke verslechtering optreedt in plaats van een verbetering.
Neem bijvoorbeeld de filebestrijding, die ernstig gehinderd wordt door de sterk verlaagde belasting op kleine zuinige auto’s, waardoor het in veel gevallen voordeliger is geworden om auto te rijden dan om het openbaar vervoer te nemen. Met trouwens ook nog een enorm negatief effect op de belastinginkomsten, waarmee een gewenste algemene lastenverlichting aanmerkelijk wordt belemmerd.
Of neem de beperkingen die aan werkzoekenden met een uitkering worden opgelegd bij hun pogingen om weer aan het werk te komen, waarbij hen bijvoorbeeld niet wordt toegestaan om een stage te lopen of een opleiding te volgen, hetgeen hun kansen op werk nota bene verkleint. Of kijk eens naar de ontmoedigende administratieve hordeloop waar aankomende zzp’ers mee te maken krijgen, als ze willen starten met behoud van hun uitkering.
Zie het aanbestedingsbeleid van de overheid, dat gericht is op een gelijk speelveld, maar dat grotere bedrijven systematisch bevoordeelt. En beschouw in dit verband ook eens de veel lagere belastingdruk voor grote bedrijven, die de groei van het toch zo veelbelovende MKB afremt en daarmee ook de zozeer gewenste economische groei dwars zit.
Solidariteit tussen inkomensgroepen wordt afgedwongen via een fors nivellerende werking van de tarieven in box 1, maar hoe valt dat te rijmen met de volstrekt anti-solidaire werking van de tarieven in box 3? Hoe hoger het rendement op vermogen, des te lager is de belasting die moet worden betaald. Daarmee wordt de beoogde solidariteit voor een belangrijk deel weer ondergraven.
De pensioenen worden als gevolg van een extreem verschil tussen de rekenrente en het werkelijke rendement al een decennium lang onnodig bevroren, waardoor gepensioneerden steeds minder kunnen uitgeven. Dit belemmert de zo gewenste economische groei in beduidende mate en leidt dus ook tot minder belastinginkomsten.
De decentralisatie van allerlei taken naar gemeenten wordt terecht verdedigd door te wijzen op de kleinere afstand die gemeenten hebben tot hun inwoners. Maar waarom hindert de rijksoverheid gemeenten met allerlei beperkende regels die leiden tot een slechtere kosten-baten verhouding van het uit te voeren beleid? Het rijk wil daarmee misschien gelijke rechten voor burgers bewerkstelligen, maar als dat zo belangrijk is waarom wordt er dan gedecentraliseerd?
De overheid probeert te komen tot meer duurzame energieopwekking, maar maakt bedrijven en burgers nogal onzeker met een zwalkend zigzagbeleid dat investeringen in duurzame energie nogal afremt, als gevolg waarvan Nederland een achterhoedespeler is geworden op dit gebied.
Waarom stopt de overheid zoveel geld in topsectorenbeleid, hoewel juist die sectoren geen extra financiële impulsen nodig hebben om te innoveren, terwijl innovatie in andere sectoren in verhouding zoveel meer kan opleveren omdat er bij veel bedrijven in die sectoren allerlei potentiele innovaties op de plank blijven liggen?
De landbouw wordt in Europa nog steeds sterk gesubsidieerd, hetgeen de doelen van het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking behoorlijk dwars zit. Per saldo is er sprake van een negatief effect, omdat de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking lang niet voldoende compenserend zijn voor het gebrek aan toegang voor ontwikkelingslanden tot de Europese markt.
Criminaliteit wordt onder meer in de hand gewerkt door ingewikkelde belastingwetten. De kosten van criminaliteitsbestrijding kunnen dat bij lange na niet compenseren. Vereenvoudiging van het belastingstelsel zal leiden tot beduidend minder criminaliteit en kan bovendien zorgen voor meer belastinginkomsten.
Het is helaas niet moeilijk om deze lijst voorbeelden verder uit te breiden. De voorbeelden laten met name zien hoe verschillende beleidsdoelstellingen met elkaar gaan conflicteren als gevolg van de concrete beleidsmaatregelen die met het oog op de betreffende doelen zijn genomen. Wie alle details van de regelgeving wil onderzoeken op onderlinge inconsistenties zal stuiten op een eindeloze hoeveelheid die alleen met behulp van een slim computerprogramma volledig in kaart kan worden gebracht.
Bij elke nieuwe beleidsmaatregel neemt het risico op nog meer beleidsinconsistentie verder toe. Het is geen gek idee om voortaan bij elke nieuwe beleidsmaatregel een consistentietoets te eisen, maar het zou nog veel beter zijn als ook al het
bestaande beleid tegen het licht wordt gehouden.
Waar het natuurlijk om gaat is, dat de politiek veel te weinig oog heeft voor alle inconsistenties die door hun beleidsmaatregelen worden veroorzaakt. Misschien zijn politici zich er niet zo van bewust, maar het kan ook zijn dat ze hun ogen ervoor sluiten vanwege allerlei politieke belangen die zij belangrijker vinden dat het voeren van consistent beleid.
Een politieke partij die het zou aandurven dit soort hypocrisie achter zich te laten, zou hier een succesvolle verkiezingscampagne op kunnen baseren.
Alleen al door te wijzen op het bestaan van zoveel beleidsinconsistentie zou een partij de wind in de rug kunnen krijgen, maar het zou natuurlijk nog mooier zijn als zo’n partij ook durft aan te geven hoe het beleid consistenter kan worden gemaakt.
Peter van Hoesel
November 2014