De Prinses.

Iedereen kent ze wel. De verhalen van 1001 nacht. Ze stammen uit de negende eeuw, waarschijnlijk uit het toenmalige Perzië en andere Arabische landen. De mullah gaf via deze verhalen les en maakte daarmee moralistische regels zichtbaar voor het volk.

Nu hebben er zich de afgelopen 1100 jaren, nadat deze sprookjes werden opgeschreven, enkele ontwikkelingen voorgedaan die een stimulans kunnen bieden voor de sprookjes 1002-2002. Onderstaand een sprookjesverhaal van mijn hand: De Prinses. Geïnspireerd door een sterrentrapfoto van Design Fanpage.

Titel: De prinses
Sprookjesverhaal 1002

Ooit, hééél lang geleden, toen de sterren nog jong waren en zich dartelend en speels door het hemelfirmament bewogen, droomde de maan ervan om het gelaat van een prinses, ergens in een heel ver land hiervandaan, van dichtbij te zien. Het was een prinses die de stralen van de maan een heel bijzondere glans gaven, als deze in de nacht op haar haren en gezicht schenen, staande op haar balkon.
De sterren besloten de maan een handje te helpen door een sterrentrap te bouwen waarlangs de maan, net voordat de ochtendschemering begon, haar wens kon vervullen en af te dalen naar de aarde, om in de nabijheid van deze prinses te kunnen zijn.

Nu was deze prinses niet zo maar een prinses. Ze was de jongste dochter van de meest grote sultan die er tot die tijd ooit had geleefd. Dat maakte dat geen man indruk op haar kon maken. Maar de maan, met haar nachtelijke stralen, daar had ze altijd een diepe band mee gevoeld.
En zo kwam het dat op een ochtend de maan, na haar nachtelijke hemelreis, zich niet naar haar gebruikelijke rustplaats begaf, maar de trap afdaalde die de sterren voor haar hadden gemaakt, en oog in oog kwam te staan met de mooie prinses.

De prinses was die morgen niet in haar beste humeur. Ze had de hele nacht niet goed kunnen slapen want de avond daarvoor had haar vader tegen haar gezegd dat ze een prins zou dienen te huwen uit een koninkrijk van het land der schaduwen.
In het land der schaduwen leefden vele tovenaars met magische vaardigheden. Deze gebruikten ze om anderen te overheersen. En omdat de sultan weliswaar heel groot en machtig was, maar toch ook een beetje bang voor de tovenaars, had hij besloten hun gunstig te stemmen door zijn dochter te schenken aan een hunner prinsen.
Maar de prinses wilde dat helemaal niet en was bovendien een beetje geëmancipeerd. En terwijl ze humeurig en diep bedroefd was over de eis van haar vader, omarmde de maan de prinses met haar zachte stralen.

‘Mijn kind, wat is er?’, vroeg de maan.
Nu de prinses in de ogen van de maan keek, barstte ze in tranen uit.
‘Ik, ik moet trouwen met een prins van een van de koninkrijken uit het land der schaduwen’, snikte ze. ‘
Maar dat wil ik helemaal niet!’
En de tranen bleven langs haar wangen stromen. Waarbij deze in de diepe maneschijn een intense gouden glans kregen. 

De maan begon medelijden te krijgen met de jonge prinses maar mocht haar niet anders helpen dan de prinses met haar stralen te belichten en een beetje te verwarmen. Dat waren immers de wetten van de sterrenhemel. Daarin werden de zon, de sterren en de maan verboden zich direct met het leven van gewone mensen te bemoeien.
Toch kon ze al die tranen niet langer aanzien. Helpen mag misschien niet maar….. wat als de prinses zichzelf zou kunnen helpen. Wat zou er gebeuren als de prinses eens vanuit de sterrenhemel naar al die koninkrijken zou kunnen kijken in het licht van de manestralen? En naar alle mensen die daar leefden. Misschien zou ze dan wel een prins zien die haar zou kunnen bekoren? En dan zou ze zelf op zoek gaan naar die prins als ze weer terug op aarde was. Die vindtocht zou niet gemakkelijk worden maar het was in ieder geval iets. Een ‘wenkend perspectief’.

En zo geschiedde dat de prinses, elke avond bij het vallen van de nacht, door de maan werd uitgenodigd om de sterrentrap te beklimmen naar de wereld van het hemelrijk en met de maan samen haar nachtelijke reis te voltooien. Kijkend langs de maanstralen die naar binnen vielen door de ramen van huizen en kastelen bij gewone mensen, maar ook bij andere koningen en koninginnen, sultans, prinsen en prinsessen.
Terwijl ze zo de gezichten van de vele edele paren bestudeerde, begon het haar op te vallen hoe weinig er daarvan gelukkig uit zagen. Ze besloot de maan te vragen of daar niets aan te doen was.

‘Lieve maan, ik zie al die mensen maar hoe komt het dat ze samen vaak zo ongelukkig zijn?’, vroeg ze.
De maan keek haar aan en zei niets. Dacht na. Hoe maak je een een ongelukkige prinses duidelijk hoe mensen zichzelf zo ongelukkig kunnen maken? Na een tijdje stil te zijn geweest, vroeg de maan:
‘Lieve, schone prinses, wat streven al die mensen overdag na? Wat is hun doel?’
De prinses kon daar niet direct antwoord op geven maar, denkend aan haar vader en moeder, zei ze:
‘Groter worden, ontwikkelen, meer koninkrijk krijgen. En daarvoor berekenen ze elke dag weer heel slim wat ze moeten zeggen, met wie ze moeten omgaan, hoe voordelig te beslissen en ga zo maar door.’
En, zo vroeg de maan, wat zou er gebeuren als hun doel overdag niet zou zijn ‘groter te worden’ en ‘meer’, maar ‘innerlijke vreugde’?”
De prinses keek verbaasd op.
‘Maar maan toch, dat kun je toch gewoon kopen? Als ik nieuwe kleding koop of een nieuw paar schoenen, ervaar ik innerlijke vreugde! Ik kan alles krijgen wat ik wil. Nou ja, bijna alles.’
De maan glimlachte en antwoordde wijs:
‘Dat is het paard achter de wagen spannen. Te vergelijken met te denken dat je een goede koekenpan kunt vinden in de top van een boom. Doorloop eens een dag. Je staat op, doet iets en gaat weer naar bed. Waarin vind je overdag innerlijke vreugde? En van daaruit innerlijk geluk? Waar ga je de focus dan op richten als je gedurende de dag innerlijke vreugde wenst?’

De volgende nachten leerde de maan de prinses innerlijke vreugde te ontdekken en vandaaruit, met behulp van de manestralen, naar de mensen en de natuur te kijken. Dat was nog niet zo gemakkelijk omdat ze had leren kijken ‘met de ogen van haar ouders’. En die waren op heel andere zaken gericht.
Maar beetje bij beetje, stapje voor stapje, begon ze innerlijke vreugde ook te leren zien in de wereld. In speelse hertjes in een landschap, een ontluikende bloem, in wolken en in de wind. Het waren vooral kleine, eenvoudige dingen. Zelfs bij zichzelf ontdekte ze momenten van innerlijk geluk en vreugde.
Op die bijzondere momenten kon ze ook sommige mensen anders zien in de maneschijn. Maar ook andere mensen ontwaren die haar nooit waren opgevallen. Mensen die innerlijke vreugde tot een levenskunst hadden verheven.

Op een dag zei de maan tegen haar:
‘Ik kan je nu niets meer leren. Ik ben zelfs een beetje te ver gegaan en heb bijna de hemelse wetten overschreden in mijn behulpzaamheid naar jou. De sterren zullen de trap naar beneden niet meer uitrollen en nadat de morgen is verrezen, kan ik alleen nog in gedachten bij je zijn.’
De prinses weende opnieuw bittere tranen. Maar het was niet anders. De maan naam afscheid en de prinses daalde voor de laatste maal de sterrentrap af terug naar de aarde.

De dag na haar afscheid, riep haar vader de prinses bij zich.
‘Lieve dochter van me, je moet nu echt een prins gaan kiezen in het schaduwland.’
De prinses dacht even na en zei tegen haar vader:
‘Waarde vader, ik zal uw verzoek respecteren maar mag ik daarvoor mijn eigen weg kiezen?’
De sultan vond dat best maar gaf zijn dochter wel mee dat ze een keuze diende te maken binnen 9 maanden.

De prinses bereidde zich voor om op weg te gaan. Ze vermomde zich op een wijze dat niemand meer kon zien dat ze een prinses was, en ging op pad. Het was toch wel heel bijzonder. Een prinses waaraan je niet meer kon zien dat het een prinses was. In eenvoudige kledij op haar paard. Stapvoets richting de koninkrijken die waren gelegen in het land der schaduwen.
Maar de prinses was niet bang aangelegd en op het kasteel van haar vader had ze geleerd hoe ze zich kon verdedigen tegen boosaardige lieden.

Na een paar dagen samen met haar paard op weg te zijn, kwam ze bij een boerderij terecht waar ze de boer vroeg of hij onderdak voor haar en haar paard had. De boer keek in haar ogen en zag meteen dat deze jonge vrouw een goed hart had.
‘Je kunt in de stal in het hooi bij de geiten gaan slapen. Ik heb geen andere plek. Dat is het enige dat ik je kan bieden. Mijn vrouw en ik hebben ook bijna niets meer te eten. Onze geiten zijn ziek en geven geen melk meer. En het beetje land dat we hebben, levert dit jaar weinig op.’
De prinses bedankte de boer en zijn vrouw voor hun gastvrijheid en dat ze van hun stal gebruik mocht maken.
Nadat ze zich in het hooi had genesteld, keek ze naar de geiten die ziekelijk aan het mekkeren waren.
Terwijl ze dat deed, bemerkte ze dat ze in zichzelf een innerlijke vreugde en geluk kon voelen. Zelfs bij deze arme mensen en geiten.
Op dat moment gebeurde er iets vreemds. De stal leek zich te vullen met haar aanwezigheid, met haar energie. Alsof ze zachte, rustgevende, helende maneschijn uitstraalde. De geiten begonnen rustiger te ademen. Hun gemekker werd harmonieuzer en toen de zon in de vroege ochtend opkwam, bleken ze allemaal genezen te zijn.

De boer was reuze blij en bedankte de prinses voor haar hulp aan de dieren. De prinses glimlachte en zei:
‘Lieve boer, bedank de maan en de sterren die hoog aan de hemel staan. Ook al lijken ze ver weg, hun nachtelijke glimlach kan wonderen verrichten.’
Toch wilde de boer haar niet zo maar laten gaan en gaf haar een deken.
‘Deze deken is niet zo maar een deken. Hij beschermt je niet alleen tegen kou maar heeft ook een andere eigenschap. Als je hem om je heen wikkelt, maakt hij je onzichtbaar’, zei hij zacht. Alsof hij niet wilde dat anderen dit geheim hoorden.
De prinses bedankte de boer voor het prachtige geschenk en vervolgde haar reis richting de koninkrijken in het land der schaduwen. Die lagen in ver het noorden. En dat maakte dat het gedurende de reis kouder en kouder werd.

Nu was het in de tijd toch al bijzonder dat een prinses in haar eentje op reis ging maar dan ook nog zo ver weg van de warme oorden waar zij en haar familie woonden…. brrrr. Ze merkte ook dat hoe noordelijker ze kwam, hoe langer de schaduwen werden waardoor ze begreep waar de naam ‘land der schaduwen’ vandaan was gekomen.
De mensen veranderden ook van karakter. Waar in haar land het leven zich grotendeels buiten afspeelde, was dat hoe noordelijker ze kwam, steeds minder het geval. Een kouder klimaat, en grotere verschillen tussen de seizoenen, doet wat met de psyche van mensen. Vereist ook andere vaardigheden om te kunnen blijven leven.
Mensen in het noorden organiseerden hun leven anders. De deken die ze van de boer had gekregen bleek nu goed van pas te komen. Als de prinses zich er in wikkelde om te gaan slapen, had ze niet alleen warm maar ze was ook onzichtbaar voor de mensen en de dieren en in het bijzonder de wolven die ze tegenkwam.

Dat gaf, ondanks alle gevaren, haar de gelegenheid om de dierenwereld anders te leren kennen en te ervaren hoe ieder levend schepsel zijn eigen plekje in deze wereld had. Het leerde de prinses in de loop van de weken haar innerlijke rijkdom, haar innerlijk geluk, in eenvoud te koesteren.
Bij de vele mensen die ze tegenkwam, zag ze het tegenovergestelde. Hoe weinig mensen innerlijke vreugde hadden ontwikkeld en hun leven ‘zo maar leefden’. Niet wetend wie ze waren, op de automatische piloot. En ze verzuchtte in zichzelf:” Als alle prinsen in het noorden ook zo zijn….”

Het was tegen het einde van een dag dat ze aankwam aan de rand van een groot woud. De wind gierde door de takken en was kil. Ondanks dat de prinses warm gekleed was, en haar magische deken wonderen verrichte, was ze moe en slaperig. Het was inmiddels avond geworden en ze wilde het pad dat haar door het donkere woud zou leiden niet vervolgen. Om zich heen kijkend voor een rustplaats, zag ze in de verte een klein lichtje branden. Het bleek een klein huisje te zijn. Rook kwam uit een kleine schoorsteen. De prinses klopte aan de deur en een heel oud vrouwtje, leunend op een oude stok, deed open.
‘Goedenavond mevrouw’, zei de prinses, ‘Het is al avond waardoor ik een beetje laat ben om mijn weg te vervolgen. Is er een mogelijkheid om hier te overnachten?’
De oude vrouw bekeek de jonge prinses aandachtig en vroeg: ‘Wie ben je?’
‘Ehhhh… een vrouw uit het zuiden die op zoek is naar haar broer in het land der schaduwen’, loog de prinses omdat ze haar afkomst wilde verbergen.
De oude vrouw liet de prinses binnenkomen, maakte haar een eenvoudige maaltijd klaar en wees naar een hoek in haar kleine huisje waar een klein bedje stond. Daar kon de prinses gaan slapen. 
Ze bedankte de oude vrouw hartelijk voor de maaltijd, vleide ze zich neer in het bedje in de hoek, dommelde in, terwijl de maan via een raam haar gezicht bescheen. Het gaf de prinses een warm gevoel.

Die nacht kreeg ze echter een droom. Ze droomde dat de oude vrouw geen oude vrouw was maar een betoverde fee die niet mocht vertellen dat ze betoverd was. Een boze tovenaar die dat had gedaan, was jaloers op haar geweest omdat ze als fee geen interesse in hem had maar meer in de dieren om haar heen. Zijn tovenarij was omgeven met een vloek. De dag dat de fee, die er nu uitzag als oude vrouw, er met een ander over zou praten, zou ze sterven.
Er was maar één remedie: een jonge prins die met de oude vrouw zou willen trouwen. Op deze wijze was de magische vloek gemaakt om tot in de eeuwigheid te duren. Geen jonge prins die natuurlijk ooit met een stokoude vrouw, in het huwelijk zou willen treden!

Toen de prinses de volgende ochtend wakker werd, had ze een diep medelijden met de oude vrouw die eigenlijk een fee was. Ze kon haar niet vertellen wat ze had gedroomd, want anders zou de fee sterven. Maar ze nam zich voor de fee op de een of andere manier te gaan helpen. Nadat ze afscheid had genomen, ging ze weer op pad. Dat was het pad dat haar het grote, donkere woud invoerde. Met haar paard, haar deken en alle nieuwe opgedane inzichten.

‘Vreemd’, dacht ze, “Niets is wat het lijkt. Een oude vrouw die een jonge fee blijkt te zijn, een deken die geen gewone deken is en een maan die niet zo maar een bol is maar een stem, liefde en wijsheid vertegenwoordigt vanuit een eigen bewustzijn…….”
Ze begon zich nu zelfs vragen te stellen bij haar land van herkomst en haar eigen afkomst. Was haar land wel een sultanaat, een kalifaat of iets anders? Was een sultan wel een sultan of iets anders? Was haar religie wel een religie? Was haar familie wel zoiets als een familie? En de vraag die haar vooral bezig hield: waren prinsen wel……. Prinsen?

De prinses voelde zich verward. Alsof al haar zekerheden, zoals ze die in haar leven had geleerd in haar omgeving en de mensen om haar heen, door de inzichten die ze in deze reis had opgedaan, op drijfzand bleken te berusten.

De sfeer in het donkere grote woud, maakte het er niet beter op. Ze keek naar een boom en de schaduw daarvan, en wist niet meer of het de boom of de schaduw was die haar angst inboezemde. Alsof de schaduwen tegen haar spraken. Haar vertelden over een onzichtbare kant die ze in zichzelf had. Een innerlijke kant die ze niet kende maar in het donkere woud zo ontzettend helder werd.
Dat laatste kwam omdat ergens ver weg in haar, nog steeds een heel klein lichtgevend vuurtje brandde. Een vuurtje van innerlijke vreugde dat haar innerlijke schaduw, waarin ook niet eerder gevoelde angsten zaten, in deze eenzame donkerte van dat grote woud zo levensgroot zichtbaar maakte. Dat alles wer aangewakkerd door de grote, donkere boomschaduwen om haar heen.

Ze begon een nieuwe dimensie in zichzelf te ontwaren. Een ander geestelijk niveau. Alsof ze een andere, voorheen onzichtbare trede op de sterrentrap ontdekte, die ze in het samenzijn met de maan, niet eerder had betreden.
In alle donkerte leerde ze een verschil te zien tussen haar karakter, de wijze waarop ze daarmee al berekend en calculerend door het leven was gegaan en iets anders in haar. Iets dat buiten haar karakter stond. Ja, zelfs buiten ruimte, tijd en materie.
Dat ‘iets’ had geen plek, geen tijd en was geen materie. Het was boven en beneden, groots en eenvoudig, binnen en buiten, tijdgebonden en tijdloos, tastbaar en boven elke tast verheven. Iets dat zich in, als en met wijsdom tot alle situaties in het leven kon verhouden.

De prinses die in de loop van deze reis ook veel had geleerd over eetbare planten, reisde meer dan 40 dagen door het woud alvorens het pad haar op de noordelijke kant naar een grote weide voerde. Een plek waar het nog kouder was dan eerder op haar reis.

Het was inmiddels begin december geworden en de plek waar haar pad haar naar toegeleid had, was een laag gelegen land met rivieren, koninkrijken maar geen bergen. Bijna zo plat ‘als een dubbeltje’ zoals ze dat daar noemden. Er vielen vreemde witte vlokjes uit de lucht de dag dat ze er aankwam. De mensen daar noemden dat ‘sneeuw’.
De prinses moest glimlachen toen ze er en tijdje was. Vele mensen hadden houten schoenen aan en er waren gebouwen met iets er aan dat ze ‘wieken’ noemden. Die wieken draaiden in de wind en daarmee kom veel arbeid worden verricht.

De bewoners hadden wel een vreemd gedrag. Ze waren altijd hun stoepjes schoon aan het vegen en steevast ‘druk, druk, druk’. Bezig met ‘problemen oplossen’. En als die problemen er niet waren, maakten ze die wel.
Wat ook zo opviel was dat alles ‘geregeld’ was en de mensen in rechte lijnen dachten. Dat kon je overal terug zien. Rechte wegen, rechte huizen, rechte landschappen. Ja, zelfs de gelaatstrekken in de gezichten van de bewoners hadden iets straks! Alles werd ‘gepland’. Dat moest ook wel omdat de winter zo verschillend was van de zomer dat niet het hele jaar geoogst kon worden. Net als dieren die een winterslaap hielden, legden de mensen ‘voorraden’ aan.
Mensen leefden ook veel meer binnen dan buiten. Niet alleen viel er sneeuw maar het regende er ook vaak. Hoe anders was het hier dan waar ze vandaan kwam.

Juist die decemberdag waren de inwoners héél druk in de weer met een bijzondere koning die gearriveerd was uit een ander land. Het was iemand uit hun eigen volk die de wereldzeeën bevoer en cadeaus kocht in verre landen. Elke keer, aan het begin van december, deelde hij ze uit alle kinderen in de lage landen met de lange schaduwen.
Om die allemaal uit te delen, was een hels karwei dus hij vroeg andere mensen uit verre landen hem daarbij te helpen en mee te reizen op zijn schip. Iets dat de mensen uit verre landen met alle plezier wilden doen. Het was ook een leuk avontuur!
Nu hadden die andere mensen een donkere huidskleur. In tegenstelling tot de bleke mensen in het lage land. Omdat de kinderen het verschil niet zo goed zagen tussen de ene en de andere helper, ze hadden ook allemaal dezelfde kleren aan voor deze gelegenheid, had deze bijzondere koning ze allemaal Piet genoemd.
De kinderen maakten daar voor het gemak Zwarte Piet van. Dit ter onderscheiding van de Witte Pieten die ze kenden. Want héél veel mensen in het land van de schaduwen hadden de naam Piet. Uiteraard waren de Zwarte Pieten voor de kinderen veel interessanter. Daar kregen ze cadeautjes van. Van de Witte Pieten niet.

Die ‘koning’, die elk jaar cadeaus uitdeelde, was al lang heilig verklaard, tijdloos geworden en toen nog van onbesproken gedrag. De prinses was erg nieuwsgierig naar deze man geworden en begaf zich naar hem op weg. In die tijd van het jaar was hij de grote baas van de lage landen met de schaduwen. Misschien kon hij iets vertellen over de prinsen hier.

Toen de prinses de koning zag, schreed ze met een waardigheid en stijl op hem af zoals alleen een echte prinses dat kon en vroeg hem om een gesprek. De ‘koning’ keek haar aan en was onder de indruk van haar voorkomen.
Omdat hij nu nog druk bezig was met het organiseren van het uitdelen van cadeaus, gaf hij haar aan dat ze na 5 december op zijn schip langs kon komen. Voordat hij weer vertrok.
Nadat alle cadeaus waren uitgedeeld en de koning weer terug was op zijn schip, ontmoette hij de prinses. Dat ging, zoals dat altijd tussen koningen en prinsessen gaat. Met alle gebruikelijke hoffelijkheden eerst en vervolgens pratend over koetjes en kalfjes. Waarna de prinses haar nieuwsgierigheid niet kon bedwingen en aan de ‘koning’ vroeg of hij iets kon vertellen over zijn geschiedenis.

De Koning vertelde dat hij heel lang geleden was geboren uit een eenvoudig gezin met de achternaam Klaasen. Bij zijn geboorte had hij echter al grijs haar waardoor zijn moeder hem liefkozend Sint noemde. Dit omdat de meeste heilige mensen zo werden aangesproken.
Toen hij ouder werd, bleek hij anders te zijn dan alle anderen. Hij ging er niet ouder uitzien, ondanks zijn grijze haren. Terwijl alle mensen ouder werden en stierven, bleef hij er uitzien als een jonge man.
Daarnaast was hij kind en ‘speels’ gebleven in zijn doen en laten. Iemand die liever tussen kinderen vertoefde en speelde met speelgoed. Maar omdat hij zo verschillend was, vonden de mensen dat maar vreemd. Iemand die niet ouder werd en ‘speels’ bleef, dat paste niet in het ‘strakke lijnen’- denken van dit land. Volwassenen hoorden niet ‘speels’ te zijn.
Toch had hij in de vele jaren dat hij al leefde, handel leren drijven en zo een vermogen opgebouwd. Daarvan werden alle cadeaus gekocht. Hij was een bereisd man geworden met vele contacten buiten het land van de schaduwen.

Op een dag had hij in een ver land een toverboek gekocht waarin een magische spreuk stond. Daarmee kon hij zich ouder laten lijken dan dat hij er uit zag. En omdat hij graag zelf speelde met speelgoed en dat ook aan andere kinderen gaf, besloot hij daar zijn werk van te maken: Met speelgoed kinderen gelukkig maken. Dat was zijn missie, zijn eeuwige doel. Zijn imago veranderde hij door meer ceremoniële heilige kleren aan te trekken en na verloop van vele jaren waren vrijwel alle mensen daardoor zijn herkomst vergeten.
Zijn naam Sint Klaasen was inmiddels in de volksmond Sinterklaas geworden. Maar in een ander ver land was hij, door zijn goede daden, verheven in de adelstand, en was hij prins geworden. Koning was hij nooit geweest. Ook al zagen de mensen hem hier in deze tijd van het jaar een beetje als zodanig.
De prinses moest denken aan de oude vrouw die ze tijdens haar reis had ontmoet. Een jonge fee die was betoverd in een oude vrouw en dat kon alleen worden doorbroken door een jonge prins die met haar zou trouwen. Hier zat een prins tegenover haar die bekend was met verouderings- en verjongingsmagie!

De prinses vertelde Sint Klaasen over haar ervaring met de vrouw en Sint beloofde dat hij de fee tijdens de terugreis zou bezoeken en ontdoen van de magische toverspreuk. Daarvoor, zo verzekerde hij haar, hoefde hij niet met haar te trouwen. ‘Maar wie weet’, grapte hij.
Ze was blij met die belofte maar was ook haar eigen belofte aan haar vader niet vergeten en vroeg Sint Klaasen of er hier het land van de schaduwen nog andere prinsen waren ‘die de moeite waard waren’? Het was voor haar moeilijk voorstelbaar dat die er wel konden zijn in deze cultuur van rationaliteit, planmatigheid en rechtlijnigheid. Ze had met die strakheid moeite.
Om dat aan Sint te verduidelijken vertelde ze over haar bijzondere ervaringen met de maan, de sterrentrap en het woud. Die hadden haar een ander en dieper inzicht aangereikt dan wat ratio en logica konden bieden.
Uiteraard complimenteerde ze natuurlijk Sint Klaasen als prins. Zeker als hij op zijn paard zat en over de daken galoppeerde. Dat had wel wat. Ook vanwege de mooie witte schimmel die hij had. Een schimmel met bijzondere gaven want over een dak galopperen kan niet elk paard. Sint was een waardige ‘prins op het witte paard’.

Sint dacht even na voor hij antwoord gaf en zei vervolgens:
‘Net zoals je bij sommige vrouwen niet direct kunt zien dat ze een prinses zijn, zo zijn er ook prinsen, zelfs in het land van de schaduwen, waarvan niemand weet dat ze een prins zijn. Kijk met de ogen van de maan en haar maneschijn. Kijk vanuit de bomen en de schaduwen van het woud en luister. Luister in stilte vanuit de voorheen onzichtbare trede van de sterrentrap. Luister met je hart. Dan kun je het hart van een ware Prins horen kloppen…….. en of dat klopt voor jou. Ik geef je als geschenk mijn toverboek mee. Ik ken het na al die honderden jaren inmiddels uit mijn hoofd.”’
De prinses bedankte Sint Klaasen voor zijn advies en het toverboek en vervolgde haar reis in het land van de schaduwen.

Het was inmiddels hartje winter geworden en het vroor dat het kraakte. Een ongewone ervaring voor een vrouw die haar hele leven in een warm land had gewoond. Maar ze sloeg zich er dapper door heen. En waar ze mannen tegenkwam, luisterde ze. In stilte vanuit haar hart. En vanuit de onzichtbare sterrentrapdimensie in haar zelf, die ze had betreden.
Maar waar ze ook luisterde, nergens hoorde ze een echt zuiver Prinsenhart kloppen. Dat maakte dat ze de hoop begon op te geven. Tot op een dag ‘iets’ in haar innerlijk zei, een klein landweggetje op te gaan. Dat landweggetje mondde uit in een weide waarop een stal stond.
Toen ze de staldeur opende, stond daar een ezel. Volmaakt in zijn Ezel-Zijn en Ezel-Waardigheid. Het was bijna liefde op het eerste gezicht. De ezel had ‘iets’ dat prinses in haar hart raakte. Ze werd er stil van en hoorde het Ezelhart kloppen in een ritme en klopklank die haar als het ware toesprak: ”Ik hou van jou, ik hou van jou, ik hou van jou…. “ Het klonk als het hart van een echte Prins, die wist wat liefde was. De prinses begreep het niet.

Hoe kon een Ezel zo’n Prinsenhart hebben? Ze liep naar hem toe, streek hem over zijn hoofd en tot haar verbazing begon de ezel tegen haar te spreken.
‘Lieve prinses, je kunt me horen met je oren omdat je anders hebt leren luisteren. In stilte, vanuit de sterren en vanuit je hart. Niemand in dit land kan dat. Ik was een prins uit een land dat ligt in het zuiden. Uit de wereld waar jij vandaan komt. Ik was op reis naar het land der schaduwen om een prinses te vinden. Dat was het verzoek van mijn vader dat ik plichtsgetrouw inwilligde. Op mijn reis hier naar toe, passeerde ik een heel oude vrouw. Toen ik haar vertelde dat ik een prins was, verzocht ze me om met haar te trouwen. Ik vond haar aardig, ze had ‘iets’ vriendelijks en vertelde haar dat we best wel zouden kunnen doen ‘alsof’ we zouden trouwen. Maar niet voor ‘echt’. Ik maakte er een spel van. Maar terwijl ik dat spel speelde, stond daar plotseling een tovenaar voor mijn neus die me boosaardig toesprak ‘Ben jij een prins die wil trouwen met mijn fee?’ Hij veranderde me in een ezel, nam me mee naar hier en zo sta ik al jaren in deze stal. Pas op. Hij kan elk moment weer hier zijn!’

In de verte hoorde de prinses iemand met zware stappen aankomen. Het was de boze tovenaar. Vlug sloeg ze de deken van de boer om zich heen, waardoor ze onzichtbaar werd. Toen de tovenaar binnenkwam, keek hij naar de ezel, lachte hem uit, en begon een versje te zingen:

Ezeltje, ezeltje ooit was je een Mens.
Maar dat word je niet meer, dat blijft een wens.
Je had bij mijn fee uit de buurt moeten blijven.
Want nu zal het Ezel-Zijn aan je beklijven.

De prinses keek gespannen toe en dacht: ‘Er moet toch een manier zijn om van de ezel weer een heuse prins te maken en af te rekenen met deze boosaardige tovenaar?’ Op dat moment keek ze naar de voeten van de tovenaar en zag dat hij op klompen liep. Die zagen er oud en versleten uit.
Nadat hij weer weg was, pakte ze het toverboek dat ze van Sint Klaasen had gekregen. Ze bladerde er door heen totdat ze bij de K van Klompen was gekomen. Daar stond een spreuk met een grote waarschuwing er bij. Het was een Klompen-Dans-Spreuk. Als klompen er door betoverd werden, bleef degene die ze aan zijn of haar voeten had, eeuwig dansen zonder te stoppen. Er kon er maar één die betovering doorbreken. En dat was degene die de toverformule had uitgesproken. De prinses bedacht een list.

Ze nam afscheid van de Ezel-Prins en ging snel naar een grote stad in de buurt. Daar kocht ze de mooiste klompen die ze kon vinden en betoverde deze met de Klompen-Dans-Formule.
Ze las bij de B in het toverboek ook een Belofte-formule en sprak die ook uit over de klompen. De Belofte spreuk was erg bijzonden. Als iemand iets belooft, en hij houd zich er niet aan, dan zullen de klompen weer terug gaan naar de voeten van degene die de belofte breekt, en hem weer aan het dansen maken. Dat was heel slim van de prinses.
Ze zette de klompen de volgende dag aan het begin van het landweggetje dat naar de stal van de Ezel Prins voerde. Een beetje half zichtbaar in het gras. Alsof iemand ze was vergeten. Ze wikkelde zich weer in haar deken zodat ze onzichtbaar was en ging vanuit een afstandje zitten kijken.

Na ruim een uur kwam de boze tovenaar aan die natuurlijk de klompen zag liggen.
‘Zo, zo’, sprak hij, ‘Wie heeft die mooie klompen hier laten liggen? Dan is hij ze nu kwijt en zijn ze van mij’, grijnsde hij.
Hij deed de mooie klompen aan zijn voeten en…… begon te dansen. Hij kon niet meer stoppen. De tovenaar werd nóg bozer dan dat hij normaal al was, maar het hielp niet. Niets hielp hem en hij werd almaar meer moe. Op het moment dat hij bijna uitgeput was, deed de prinses haar deken af en stapte op hem af. Ze zei met een strenge stem:
‘Ik kan het dansen laten stoppen maar dat kan alleen maar als je de prins weer terug tovert, de betovering van de fee doorbreekt én belooft dat nooit meer te zullen doen!’
De boze tovenaar kon niet meer anders, maakte de betoveringen ongedaan, beloofde het nooit meer te zullen doen en ging mokkend heen.

De prinses ging naar de stal en trof daar de prins aan. Misschien geen prins op het witte paard maar wel de prins van haar dromen. Ze had ook snel de danspasjes van de boze tovenaar opgeschreven. Die heeft ze aan de klompenmaker in de stad gegeven. Vanaf dat moment maakte de klompenmaker niet alleen goede klompen maar ook furore met een klompendans.

De prinses en prins gingen terug naar het land van de grote sultan en werden bij terugkomst hartstochtelijk toegejuicht door de bevolking. Ze leefden nog lang en gelukkig en regeerden met veel wijsdom. Op haar paleis heeft ze een trap laten schilderen met de maan en de sterren erop. Als eerbetoon en blijvende knipoog naar de maan en haar maneschijn.
Later kreeg ze nog een brief van Sint Klaasen met de mededeling dat hij geen oude vrouw had aangetroffen maar een prachtige fee. Sint heeft toen even zijn jonge uiterlijk laten zien. Ze zijn verliefd op elkaar geworden en willen lang en gelukkig samen leven. Maar dat vertellen ze niet aan de kinderen in het land van de schaduwen. Vanwege de mooie sprookjesrol die Sint daar al eeuwen vervult.

Oefening: Innerlijke vreugde ontwikkelen
Het kost een beetje discipline maar is een kleine, uiterst effectieve manier om negatieve gedachten en de bijbehorende gevoelens te leren omzetten in positieve gedachten en gevoelens.

  1. Schaf je een notitieboekje aan.
  2. Deel de pagina’s in aan de hand van de volgende 4 kolommen:
    Kolom 1: Trigger (iets dat je waarneemt, hoort, voelt, buiten je jezelf.
    Kolom 2: Gedachte die in je opkomt (nb. sommige gedachten komen ogenschijnlijk op zonder externe trigger).
    Kolom 3: Gevoelsreactie (trefwoorden om dat gevoel te duiden).
    Kolom 4: Gelukkig/ongelukkig (is de gedachte – gevoelsreactie gelukkig makend of ongelukkig makend te noemen).
  3. Onderzoek je eigen gedachten en gevoelens. Neem jezelf door de uren en dagen waar zonder oordeel.
    Schrijf gedurende 2 – 4 weken op wat je gelukkig/minder gelukkig maakt. Doe dat door de kolommen in te vullen per gebeurtenis, dat wat je merkt bij jezelf.
  4. Ga na waar je van bewust van wordt m.b.t. jezelf, wat je gelukkig maakt en met welke gedachten je jezelf gelukkig maakt.
  5. Oefen met dat wat je een positief, gezond en constructief gevoel geeft.

Max Herold

Juli, 2015