Het is een ware hype aan het worden: praten over ‘happiness’/ geluk. Herman Pleij schreef er een erg leuk en tegelijkertijd leerzaam boekje over: Geluk!? Van hemelse inbedding tot hebbeding. Onderstaand een samenvatting.
Meer weten?
Geluk!? Van hemelse gave tot hebbeding
Auteur: Herman Pleij
Uitgeverij: Stichting CPNB, 2017
Niemand wordt wakker in Nederland met de uitroep: ‘Wat ben ik toch gelukkig dankzij de goede zorg in mijn land, de geringe afstand tussen arm en rijk en de toegankelijkheid van de overheid voor de burger, Niettemin, als je naar de feiten kijkt, heeft een dergelijke constatering wel de zesde plaats opgeleverd onder 159 beoordeelde landen op de Wereldranglijst van Geluk.
Groeimarkt voor ‘maakbaarheid’ van geluk
Nu strookt die hoge notering weer niet met de perceptie van menigeen. Er is snel sprake van gewenning aan een relatief hoog niveau van zorg, internationaal vergeleken. Maar de commercie weet raad en speelt er op in door geluk te beloven tegen een billijke vergoeding. Er is een groeimarkt voor maakbaarheid van geluk op bestelling én heeft dat vermarkten van dat begrip een zekere devaluatie daarvan met zich meegebracht. Tegelijkertijd is het wel een reactie op het religieuze geluksbeeld.
Geluksrecepten en gelukswetenschap
Bij alle nieuwe geluksrecepten die tegenwoordig worden gepresenteerd (lees bijv. de Happinez), is het nieuwe gezag achter al deze recepten wetenschap en geluksprofessoren. De geluksmarkt van nu wordt gestut door een gevarieerd aanbod van cursussen, verzorgd door gerenommeerde universiteiten met eigen geluksprofessoren. Dat geheel steunt de zekerheid dat er tal van manieren zijn om (nog) gelukkiger te worden. Vaak omgezet in gelukspaletten met 100 richtlijnen en oefentrajecten. Nog meer zekerheid op de geluksmarkt biedt een zilverachtige handleiding met Bijbelachtige allure met als ondertitel: De wijsheid van 100 geluksprofessoren.
Maar er zit ook een andere kant aan. De stilzwijgende vooronderstelling: ‘Blijf je tobben dan ben je een loser.’ Geluk spat inmiddels alle kanten op, hoereert met de reclame en laat zich inpakken als betaalbare attractie.
Overlappende religiemodellen met dwingend hiernamaals geluksrecept
Als men de godsdiensten, die vanaf de klassieke Oudheid rond de Middellandse Zee zijn ontstaan, met elkaar vergelijkt, dan blijkt al snel dat er sprake is van overlappende modellen voor menselijke zingeving van het onbegrijpelijke en vooral van het onaanvaardbare lijden en sterven.
Eeuwenlang bewaakte de kerk/moskee een dwingend geluksconcept, dat het accent legde op het hiernamaals. Sinds de zogenaamde zondeval was de mens niet meer in staat zijn lichaam te beheersen, vooral als het om het onderbuikse ging. De duivel regeerde de mensen die door de aardse verleidingen en lichamelijke geneugten de mensen in het verderf dreigde te storten. Ze liepen spitsroeden op weg naar het Laatste Oordeel, om daar te vernemen of ze in aanmerking kwamen voor een zalige eeuwigheid.
Religie: op aarde is geen geluk maar wel handreikingen gezaghebbenden
Bovendien was op aarde geen sprake van geluk, want daar heersten ziekte, sterfelijkheid, kommer en kwel. Slechts godsvertrouwen, de hulp van heiligen en vooral de handreikingen van gezaghebbenden in de kerk of moskee waren een kans om eraan te ontkomen. Dit sluitende systeem van uiteindelijke gerechtigheid in de vorm van straf of beloning heeft Christenen en Moslims bijna twee millennia klemgezet.
Kwaad accenturen als nuttig sturingsinstrument
De behoefte aan een contract om geluk te kunnen ervaren, werd al vroeg onderkend en als sturingsinstrumenten hoog ingezet. Kerkvader Augustinus legde de noodzaak van het kwaad uit en Thomas van Aquino deed daar vele eeuwen later nog een schepje bovenop. Kwaad had zin omdat daardoor als contrast het ‘goede’ (dat wat zogenaamd ‘juist’ is), kenbaar kon worden gemaakt. Zo werden er omkeringen gemaakt van pragmatische geluksbelevingen.
Latere hemel als troost voor de massa
In de omkeringsmodellen hoorde ook dat er pas ‘later’ echt geluk kon zijn: in het ‘hier-na-maals’, een latere keer voorbij het hier-en-nu. De latere hemel werd aangeboden als troost voor de massa die werd gedwongen het ware geluk in de wacht te plaatsen. De hoogste effecten leken te worden bereikt door de eeuwigheid in perspectief te plaatsen van wat op aarde ongewenst was, maar toch zeer begeerd werd.
Seksualiteit en vrouwen: twee kanten van de verleidingsmedaille
Seksualiteit die plezierig was/erotiek werd ‘onkuisheid’, vasten temde het ‘hitsige bloed’ etc. Alles wat natuurlijk en goed voelde, werd verbonden met duivelse verleidingen. Seks werd gecombineerd met horror en hand en hand met vrouwenhaat hield dat offensief de hele middeleeuwen in zijn ban. Vervoerd worden door vrouwelijk schoon was in de religieuze leer ‘uit den boze’. Theologen en predikers beijverden zich om het lichaam te verdoemen, opgezet om toenemende uitingen van levenslust te verdoemen.
Lichamelijke kwellingen als wedstijd-uitingen van ‘Ik ben voor de Almacht!’
Een andere benadering, minstens zo spectaculair, bestond in de soms wel erg vergaande kwellingen van het eigen lichaam ten dienste van de ziel. Men poogde elkaar constant te overtreffen met bizarre pijnervaringen in de vorm van zelfgeselingen en onvoorstelbare smerigheden zoals het drinken van het waswater van melaatsen.
Het waren de methoden om aards geluk te bezoedelen, want aards geluk hield je af van het hiernamaals.
Lachen uit de boze!
Daarom moest ook het lachen in het openbaar het ontgelden. De kerk plaatste deze emotionele uiting – toch de voornaamste gedragsvorm om geluk aan de buitenwereld te tonen – onder curatele. Lachen leidt tot controleverlies (denk aan de slappe lach) en dat was wat de duivel voor alles in de mens probeerde aan te richten. In een dergelijke onbeheerste conditie stond de mens immers open voor elke verleiding. Nog tot in de 20ste eeuw werden er in nonnenkloosters strenge straffen uitgevaardigd tegen lachen: vrouwen zouden door hun labiele constitutie ontvankelijker zijn voor dergelijke verleidingen. Maar wie het vol hield werd na zijn leven op de hemel getrakteerd.
Dans, zang en muziek zijn verdacht (en zogenaamd gevaarlijk!)
Ook dans, zang en muziek werden steeds verdacht gemaakt als favoriete verleidingskunst van de duivel, die juist daarom zo gewild waren om zich aan over te geven. Te vergelijken met de joden die rond het gouden kalf dansten. Pragmatische gelukservaringen werden als ketters gelabeld.
Zelf nog in latere eeuwen moest vooral dansen het ontgelden en vooral in protestantse kringen bleven muziek maken en dansen nog lang hevig onder vuur liggen, wat onder meer leidde tot de verwijdering van orgels uit de geannexeerde katholieke kerken.
Een geleidelijke kentering
Voor wat betreft geluk laat zich uiteindelijk maar één conclusie uit al die religieuze troostmodellen te trekken: geluk laat zich niet vangen en opleggen vanuit dergelijke religiemodellen. En dat betekende ook dat, ondanks ‘hel en verdoemenis’ – preken, niet iedereen zich er netjes aan hield. Anders hadden we de Verlichting niet eens gehaald. Vooral in het hertogdom Brabant werden bewegingen gemeld die een genotvolle omgang met de aarde bepleitten en in praktijk brachten.
Vanaf de 14de eeuw groeide, beetje bij beetje, het steeds meer uitgesproken verlangen naar aards geluk onder alle lagen van de bevolking. Levenslust die minder en minder was gericht op het juiste traject in het hiernamaals, maar op positieve ervaringen in het hier en nu.
De geleidelijke erkenning van het recht op aards geluk opende de wegen naar allerlei vormen van vermaak, die van oorsprong verboden waren. Daardoor voelde men zich gedwongen om heimelijk te genieten.
De nieuwe religieuze gedachten: hou je lichaam in conditie
De geleidelijke omslag leidde tot de nieuwe religieuze gedachte dat de mens juist zijn lichaam in de goede conditie diende te houden om minder ontvankelijk te zijn voor kwade besmettingen – die men dan weer wel van de duivel liet komen. Ook ontstond er een uitgesproken contradictie tussen medische wereld en kerkelijke restricties op het het gebied met betrekking tot erotiek: plezier versus louter voortplanting. Genieten mag en rond 1500 was het pleit beslecht. In alle hoeken van de samenleving viel te beluisteren dat seks ook voor het plezier mocht, al vond menigeen dat dit wel binnen de grenzen van het huwelijk moest blijven (zoals Maarten Luther).
De tegenkracht: antieken en Utopia
Geen trend zonder tegentrend. En dat gold ook voor de nieuwe gedachte het lichaam in de goede conditie te houden. Inzicht in de hernieuwd ontdekte antieken bracht enige nuance en tegenwicht. Aristoteles en Plato vestigden de aandacht op de laagste vorm van geluksbevrediging, die zij in feite afwezen. Omdat het dan ging om het vervullen van de begeerten naar geld, voedsel, drank en seks. Die hoorden volgens hen thuis bij de leefstijl van grazend vee.
Moore’s Utopia
Naast de antieken was er ook Thomas Moore’s Utopia. Daarin maakte de scjhrijver een nadrukkelijk onderscheid in geestelijk en lichamelijk genot, waarbij het geestelijke verre superieur was. Het bestond uit het kennen van de waarheid, de inspirerende herinneringen aan de eigen goede daden en het rotsvaste vertrouwen in het goede dat kater allemaal te wachten stond. Het lichamelijk genot was daaraan inferieur en werd louter als ‘restauratie van het lichaam’ gezien. Deze houding tegenover geluk op aarde keerde weer terug naar de aloude kerkelijke verdachtmakingen door een werelds bestaan vol vreugde opnieuw te denigreren.
Terug naar de natuur
Dat gebeurde dan ook ten tijde van een verheerlijking van het ‘natuurlijke leven’: terug naar de natuur en de stad als ‘poel des verderf’. Het geluk lag buiten, beschaving corrumpeerde, natuur genas. Zoals Jean Jacques Rosseau beschreef. De eenvoud van een leven in de natuur in volstrekte egaliteit en met gezond voedsel, lichaamsoefening en handenarbeid. Met de eenvoudige wilde, die ongerept is als voorbeeld.
Naast religie ook nieuwe staatsideologieën
Anderen kwamen met ideologieën aanlopen naast religie waarbij de stelling was dat het geluk van de staat automatisch het geluk van elke onderdaan betekende.
500 jaar later: veel is werkelijkheid geworden
Religie met zijn bijhorende sturingsmechanismen is deels weggesmolten om plaats te maken voor een nieuwe spiritualiteit. Dat opdoeken van het oude geloof met zijn zo lang beproefde troostapotheek kende vele oorzaken waarbij toenemende scholing onder brede lagen van de bevolking een belangrijke rol speelde. Meer in het algemeen groeide er gegrond verzet tegen de bevoogding van hogerhand en het gezag der ‘vaderen’.
Eigenlijk had men, achteraf bezien, in veel geluksideeën en utopieën in de historie een geprefabriceerde verzorgingsstaat op het oog met voldoende voedsel voor iedereen, betaalbare woningen, moderne technologie en geen armoede. Dat is in zekere zin wel min of meer realiteit geworden vijf eeuwen later. Er is te allen tijde fastfood, de behoefte aan seks kan eenvoudig worden vervuld, klimaatbeheersing is inmiddels binnenshuis geregeld en levensverlenging is de grootste groeimarkt binnen de gehele gezondheidsmarkt. Het welbevinden van de burger kan beïnvloed en geregisseerd worden. Ongetwijfeld is daarbij vrijheid in diverse vormen een essentiële voorwaarde voor gelukservaringen. Tegelijkertijd laat geluk zich weer niet altijd sturen.
Max Herold,
Oktober 2017