HET LEVEN VAN HENDRIK VAN DIJK.
Geen pech hebben is voldoende geluk.
Copyright 2000 Gyfra B.V. Met toestemming van Hendrik van Dijk zijn deze hoofdstukken uit dit boek gepubliceerd.
Het volledige boek is te bestellen bij Unigoed Gemert, door een gift te storten in het Hendrik van Dijk Fonds van minimaal E. 7,00. Deze stichting biedt financiële steun aan projecten in de derde wereld onder andere op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Het rekeningnummer is 1052.82.197, Rabobank Gemert.
Tel. Unigoed:
0492 370060.
Inhoud
1. Die van de Verrehei
2. Het was niet anders
3. Theorie en praktijk
4. 400 Gulden startkapitaal
5. Leergeld
6. Het vooroordeel
7. Gewoon opnieuw beginnen
8. 5.000 Kuub tempex
9. Pionieren
10. Het eerste EPS
11. Vallen en opstaan
12. Geluk hoeft niet
13. Ondernemerschap
14. Zaken en vrienden
15. Schouders eronder
16. Droomhuis
17. De kelder
18. Het groene beeldmerk
19. Overheid en bedrijfsleven
20. 30.000 VIP's
21. Mensen en motivatie
22. Bravoure
23. Haperende motor
24. Unidek Children's Ward
25. Familiebedrijf
26. Toekomst
Nawoord
Om privaatrechtelijke redenen zijn sommige namen van personen in dit boek vervangen door fictieve namen. Achter deze namen gaan altijd werkelijke personen schuil.
Die van de Verrehei
Het is doodstil in de klas als bovenmeester Weerts tussen de rijen door naar achteren loopt. Alle jongens beseffen dat het nu gaat gebeuren. De oorlog tussen de meester en Hendrik van Dijk is compleet.
Hendrik zit in het achterste bankje en wacht af. De vloer is bezaaid met houtsnippers. 'Waar komen die vandaan,' sist de bovenmeester. Hendrik laat zijn liniaal zien of liever wat daar van over is: een rond stukje hout. Weerts kan het niet geloven: 'Waar heb je dat mee gedaan?' 'Met m'n kniep,' zegt Hendrik. 'Hier met dat mes,' beveelt de meester. 'Niks, d? kriede nie.'
De jongens houden hun adem in. Hier wordt hoog spel gespeeld. 'Op je knieën voor het bord en vlug,' besluit Weerts om verder gezichtsverlies te voorkomen. Ook voor Hendrik is het nu buigen of barsten: 'Dá dow ik nie'. Een fractie van een seconde twijfelt de meester. Dan pakt hij de opstandige schooljongen bij z'n lurven. Het wordt een gevecht. Hendrik laat zich niet voor het bord slepen en rukt zich met slaande en schoppende bewegingen los. Alle stoppen zijn doorgeslagen.
Bovenmeester Weerts vlucht de klas uit. Hij krijgt een kleine voorsprong, omdat Hendrik zich op de gang bewapent met een paar klompen. Eenmaal buiten zoekt de meester een veilig heenkomen in de pastorie, tegenover de school. De pastoor laat hem gauw binnen, maar Hendrik is niet te stuiten. De klompen vliegen door de deuropening. De pastoor moet bukken…
Bukken… voor een boerenjongen van elf jaar, die het hoofd van de lagere school belaagt. De burgerij van Handel spreekt er schande van. Die van de Verrehei deugen niet. Hoe kon het zover komen?
Vader Harrie van Dijk en moeder Miet de Graaf begrijpen het wel, maar tonen zich niettemin geschrokken. Ze hebben zich in 1950 met een klein gemengd boerenbedrijf gevestigd op de Verreheide, maar zijn van oorsprong niet van Gemert en al helemaal niet van Handel. Dat verklaart veel, weten ze.
Hendrik wordt van school verwijderd. Tot en met de vijfde klas was hij een voorbeeldige leerling. Helemaal geen problemen.
't Is allemaal in de zesde begonnen.
Nou ja, er waren eerder wat akkefietjes. In de derde klas wilde hij misdienaar worden. Dat wilden meer kinderen. Maar Hendrik mocht het niet worden. De pastoor negeerde hem, om wat voor reden dan ook. Misschien was het zijn afkomst. Dat speelde in die dagen. In elk geval zag de pastoor er geen brood in en ook geen wijn.
Maar de kleine Hendrik liet zich niet ontmoedigen. Hij verscheen ongevraagd op de eerste misdienaarsles. De pastoor wilde weten wat hij kwam doen. 'Ik wor misdienaar,' antwoordde Hendrik. Dat zag de pastoor anders: 'De kerk uit.' Maar Hendrik liet zich niet wegsturen. Hij werd misdienaar, een hele goeie. De pastoor zou het nooit vergeten. Die brutaliteit…
Meester Weerts was dus gewaarschuwd. Hij was het hoofd der school en regeerde de zesde klas. Hendrik was een gemiddelde leerling. Slecht in taal, goed in rekenen. Door zijn forse postuur zat hij achteraan in de klas. Helemaal vooraan zat Thijs, een klein manneke, maar ook goed in rekenen en bovendien een zoon van Weerts.
De meester gaf elke morgen rekenen. Als de sommen echt moeilijk werden, bleven er steevast twee vingers in de lucht, die van Hendrik en die van Thijs. Thijs mocht het dan zeggen. Niet een keer, maar altijd. Had Thijs het fout, dan rekte Hendrik zich nog wat verder uit. Meester Weerts moest zijn vinger wel zien, maar liet dat nooit blijken. Hendrik kreeg geen beurt.
Dat ging zo weken door. Tot die keer dat Hendrik zijn arm niet meer liet zakken. En dat zou hij gemakkelijk tot het einde van de les kunnen volhouden. Weerts gaf geen krimp. Wel werd het knap onrustig in de klas; eerst zenuwachtig geschuifel, daarna opkijken en een beetje lachen. Tijd voor de meester om in te grijpen: 'Van Dijk, zit me niet met die kalfsogen aan te staren.'
Zo, die was raak. De klas mocht zich helemaal laten gaan. Wat een vernedering. Kalf, dat was een mooie scheldnaam voor Hendrik. Met permissie van de bovenmeester.
Maar wee degene die dat woord in zijn nabijheid uitsprak. Die kon rekenen op een pak slaag. En dat gebeurde dus dagelijks.
Van kwaad tot erger. Meester Weerts had er zijn handen vol aan.
Zoals die keer dat hij Hendrik, na het zoveelste gevecht op het schoolplein, weigerde binnen te laten: 'Van Dijk, ge komt er niet in.' Waarop Hendrik zich hardop afvroeg wat hij dan moest doen. Dat wist de meester ook niet: 'Voor mijn part ga je op dak zitten.' Dat was niet aan dovemans oor gezegd en Hendrik klom via de regenpijp op het dak van de school. Daar lagen wat losse dakpannen. Die werden één voor één op de speelplaats in duizend stukken gegooid. Het waren eigenlijk 'protestpannen', maar daar dacht de schoolleiding in Handel heel anders over. Vader Van Dijk kon betalen. Hij betaalde ook het vernielde kolenhok, waarin Hendrik door de meester werd opgesloten en waar hij vervolgens uitbrak. En de deuren, waar hij met een spijker beer inkrastte, de bijnaam van Weerts.
Hendrik wist met zichzelf geen raad. Hij kon het onrecht niet verdragen en raakte op drift. Niemand die hielp. Het conflict moest letterlijk worden uitgevochten en kreeg een bitter eind: verwijdering van school. Daarmee was de zaak afgedaan, althans voor meester en pastoor. Maar niet voor Hendrik. De voorvallen drukten een stempel op zijn verdere leven. Zijn ontzag voor autoriteiten was verschrompeld. Hij leerde om ze te wantrouwen en voor zichzelf op te komen. En dat gevoel raakte hij nooit meer kwijt.
Vader en moeder Van Dijk waren er niet gerust op. Wat moest er van hem worden? Tegelijk waren ze blij dat zijn schoolstrijd in Handel was beëindigd. Zeker toen Hendrik geplaatst kon worden op het VGLO, bij meester Van de Velden. Daar ging het wel goed. Een jaar later op de Ambachtsschool ook.
Over meester Weerts werd nooit meer gesproken en naar de kerk gingen ze eigenlijk toch al niet voor meneer pastoor, maar om te bidden…
Het was niet anders
Als Hendrik in vliegende vaart naar het ziekenhuis in Veghel wordt gebracht, is zijn ontstoken blindedarm al gesprongen. Een gevaarlijke complicatie. Hij wordt acuut geopereerd. Te lang doorgelopen.
In het weekend had hij al last van buikpijn. 's Maandags toch maar naar school. Het was zijn eerste dag op de Ambachtsschool en die wilde hij niet missen. De volgende dag werd de pijn heviger. Hij kreeg zijn boterhammen niet meer naar binnen. 's Woensdags lag hij te creperen in bed. De dokter moest maar eens komen. Die zag het meteen.
Ach, het was niet de gewoonte om bij elk pijntje te dokteren. Van huis uit was Hendrik gewend om zijn tanden op elkaar te zetten. Hard werken en niet zeuren.
In de stinkhoek – een gehucht bij Erp – waar hij werd geboren, was eenvoud tot kunst verheven. De stront liep nog gewoon de beerput in en het water werd buiten geput. Armoede was er geen schande, maar wel lastig. Pas toen het gezin Van Dijk naar de Verrehei in Gemert verhuisde, beschikte moeder Miet over een handpomp in de keuken. Dat was de vooruitgang. Het water werd in een houtgestookte machineketel aan de kook gebracht. Een paar keer per week kwam de teil tevoorschijn. 's Winters, als 't echt koud was, stond ie bij de kolenkachel. Dan gingen de kinderen één voor één in bad. Bij elke wasbeurt werd een emmer heet water toegevoegd.
Miet had er toen al vijf rondlopen: twee meiskes en drie jongens. De zesde was op komst; het zou een meiske worden.
De boerderij werd gehuurd van ome Toon, de broer van Miet. Bij Miet thuis werden elf kinderen geboren, waarvan er acht vroegtijdig stierven. Toon was de oudste. Het was een beste man, de suikeroom van de familie. Die hielp als het moest.
Daar op de Verrehei werkte vader Harrie hard aan de toekomst. De eerste jaren boerde hij redelijk. Met zes bunders land kon hij niet alleen een paar koeien houden, maar ook verschillende gewassen telen. Verder liepen er varkens en wat kippen. Het was geen vetpot, maar met God's hulp genoeg om van te leven.
In 1954 ging het mis. Alles kwam tegelijk. Het paard ging dood, de varkenspest brak uit en de kippen waren van de leg. Tot overmaat van ramp werd Miet in het ziekenhuis opgenomen voor een zware operatie. Het waren moeilijke tijden. Bakker en kruidenier moesten om beurten wachten op hun geld.
Goeie raad was duur, maar één ding wist vader Harrie zeker: wat er door de voordeur aan armoede binnenkomt, gaat er door het venster aan liefde uit. Er moest geld komen. Desnoods zou hij in de fabriek gaan werken. Het was niet anders.
Later zou hij tegen Hendrik zeggen: 'Jongen, als ge gaat trouwen, zorg er dan voor dat de vrouw altijd voldoende geld heeft, dan hedde de minste problemen.'
Zo belandde hij bij Van Thiel op den Donk. Geen gezond werk, want zo kon het beitsen van ruwe staaldraad in een zuurhok niet worden genoemd. Daarvoor kreeg hij wel een tientje extra en een halve liter melk per dag. Sommigen van zijn ploegmaats namen de melk mee naar huis, voor vrouw en kinderen. Dat was tegen de voorschriften. Het gevolg was dat de verstrekking werd stopgezet. Daar was de ploeg het niet mee eens en Harrie protesteerde mee. Zo heftig zelfs, dat hij de directeur bij zijn revers greep. De consternatie was groot, maar het besluit werd wel teruggedraaid. Het ging Harrie niet om de melk – daar had ie thuis kruiken vol van – maar om het principe.
Het eerste loonzakje met 56 gulden werd door het gezin Van Dijk met luid gejuich begroet. Miet was in de wolken. Langzaam maar zeker zou het allemaal goed komen, maar dan moest er wel flink aangepoot worden. Vader Harrie kluste 's avonds bij en het werk op de boerderij werd meer en meer naar Hendrik geschoven. Melken, bieten dunnen, groen plukken, stallen uitmesten, het moest allemaal gebeuren. Hulp kreeg hij vooral van moeder Miet en oudste zus Riek. Zijn broertjes Jan en Toon waren nog te jong.
Voor Hendrik was het allemaal de gewoonste zaak van de wereld. Hij stond om zes uur op, melkte de koeien en gaf ze water en voer. Vervolgens liep hij twee kilometer naar school, meestal op een drafje. Tussen de middag en na school was 't niet anders.
Op een goeie dag kocht vader Harrie voor 5 gulden een oude transportfiets. De fiets kwam uit de boedel van een familielid, dat naar Canada vertrok. Hendrik was er blij mee. Hij kon er de kruiken melk mee rijden. Tot dan toe moest hij zich behelpen met een kinderfietsje, dat ooit van Riek was geweest. Maar dit was even iets anders: een professioneel transportmiddel, een machine bijna. De buurt keek ervan op. Het gebeurde wel dat hij zeven of acht kinderen naar school fietste. Die zaten voorop, achterop en op de stang. Allemaal hadden ze dikke pret en Hendrik kreeg er sterke benen van. De schoolkinderen keken hun ogen uit en noemden hem vol bewondering de Vlaamse reus.
Plezier zat in kleine dingen: een teil water om te zwemmen, een transportfiets als schoolbus, zingen bij de kerststal. Simpel zat. En als er iemand jarig was: limonade in plaats van ranja.
Hendrik genoot ervan. Hij hield van het platteland, de hechte buurt, de huiselijke gezelligheid en de sterke band met de familie. Zo was het in Erp, op de Verrehei en aan de Handelseweg, waar ze uiteindelijk – met wat hulp van ome Toon – terecht kwamen. En het is altijd zo gebleven. Hij zou een echte familieman worden.
De kinderen Van Dijk hadden niets te klagen. Ze hadden het allemaal naar hun zin. De opvoeding was streng, maar rechtvaardig: doen wat er gezegd wordt, niet zeuren, op tijd naar de kerk en vooral niet liegen. Vader Harrie had een hekel aan gefoezel. Recht-voor-z'n-raap was zijn devies.
Later zou Hendrik het nog mooi gaan zeggen: 'Tolerantie leidt tot chaos.' Dat had ie van geen vreemde…
Theorie en praktijk
Hendrik zou timmerman worden of misschien wel leraar. In elk geval geen boer, dat wist hij heel zeker. Zijn plannen reikten hoger. Hard werken was hij gewoon, maar geld verdienen nog niet. En dat was wél zijn bedoeling. Des te groter was de teleurstelling toen hij de eerste vijf maanden van zijn opleiding aan de Ambachtsschool moest missen. Dat kwam niet door de blindedarm-ontsteking, zo werd hem door de dokters in Veghel verzekerd. De operatie was goed gelukt.
Neen, het was de A-griep die zijn genezingsproces in de weg stond. Nog maar nauwelijks thuis van de operatie, werd hij opnieuw naar Veghel gebracht. Dit keer zou het maanden gaan duren. Het abces in zijn buik was moeilijk te bestrijden. Net voor Kerstmis mocht de Vlaamse reus het ziekenhuis verlaten. Met zijn 48 kilo was hij een verzwakt konijntje. Moeder Miet stond klaar met bloedworst en gebakken spek. Ze had het wel eens benauwd gehad of Hendrik het zou redden, maar nu kon ze zelf moederen. Het zou goed komen…
Na nieuwjaar gaat Hendrik naar school. Hij is niet de oude, maar ook niet te houden, zo weet Miet. Ze kent hem maar al te goed. Geduld is niet zijn sterkste kant. 'Hou zo'n jongen maar eens thuis,' zegt ze tegen de buren, om iets van haar ongerustheid te laten blijken. Die snappen het heus wel en bevestigen het beeld: 'Wat die in z'n kop heeft, heeft ie niet in z'n kont.'
Hendrik is van plan om in drie maanden tijd het gemiste half jaar ambachtsschool goed te maken. Hij werkt tot ie scheel ziet om alle leerstof in te halen en slaagt wonderwel. Althans in theorie, want het praktijkgedeelte houtbewerking is minstens zo belangrijk en zijn klasgenoten hebben al diverse werkstukken gemaakt. Het wordt een race tegen de klok. De houtkrullen vliegen in het rond. Tijd voor een zorgvuldige maatvoering gunt hij zich niet. Het wordt hem zwaar aangerekend.
De schoolleiding prijst zijn werklust, maar de werkplaatsmeester kent geen genade en laat hem struikelen op praktijk. Hij mag het jaar nog een keer overdoen.
Hendrik is bitter teleurgesteld, maar niet boos. Hij hoeft zichzelf niets te verwijten en weet zeker dat hij het diploma timmerman zal halen.
Wel boos was ie op die jongen van Dankers. Die gast werd na een paar jaar ULO zomaar in zijn klas gepoot. Hij was een paar jaar ouder als de rest en liet dat blijken ook. Iedereen moest voor hem door het stof. Daar had Hendrik geen zin in. De eerste maanden was hij nog wat zwakjes, dus wachtte hij rustig af.
In het voorjaar werd er buiten gevoetbald en de ULO-gast wilde niets liever dan zijn enkels raken. Hendrik had er meer dan genoeg van en hij trapte eens flink over de bal. God wat lag die jongen te kermen. De meester moest erbij komen, maar het leek erger dan het was.
Na het laatste fluitsignaal liep Hendrik onbekommerd het veld af. Plotseling kreeg hij van achteren een schop onder zijn kont. Dat had die Dankers beter niet kunnen doen. Hendrik is door het dolle heen en begint erop los te slaan – al wat den Heer geven kon. Zo kwaad is ie nog nooit geweest. Hij zou 'm helemaal gesloopt hebben als de meester er niet was geweest om het gevecht te stoppen. De jongen druipt met een bloedende kop af. Hij zou Hendrik nooit meer lastig vallen.
Hendrik vestigde zijn reputatie, maar was eigenlijk helemaal niet zo'n vechtersbaas. Het zou zijn laatste serieuze knokpartij zijn. Hoewel, een paar jaar later heeft hij nog eens twee kerels uit een café gezet. Die hadden wat vervelende opmerkingen gemaakt over Mia, zijn verkering. Maar dat was het wel. Verder was er niemand die hem uitdaagde en Hendrik zelf zocht geen ruzie.
De rest van zijn opleiding aan de Ambachtsschool verliep naar wens. Sterker nog, de schoolleiding adviseerde hem om naar de MTS in Helmond te gaan. Met name in techniek zat hij ver boven de middelmaat. Hendrik wilde wel, maar zijn ouders niet. De oudste dochter Riek werkte inmiddels bij de Willem II sigarenfabriek, dus waarom zouden ze voor hun oudste zoon een uitzondering maken. Er waren nog vier kinderen op school en het geld konden ze goed gebruiken om het gezin draaiende te houden. En dan die stad, Helmond. Elke dag op en neer. Wat zou dat niet kosten? Neen, er was geen enkele reden voor.
Zo begon Hendrik op 16-jarige leeftijd als gediplomeerd timmerman bij een meubelmaker in Volkel. Hij zou het zich maar nauwelijks herinneren, want na 10 dagen was ie weer vertrokken. Het lag hem niet, dat meubelmaken. Veel te precies allemaal.
Bij bouwbedrijf Van Eupen ging het een stuk beter, althans met Hendrik, want de firma ging spoedig failliet.
Zijn eerste grote uitdaging lag bij Piet van de Ven – meer bekend als Piet Ven. Piet was vrachtwagenchauffeur, maar voor zichzelf begonnen omdat zijn oom hem een compleet bedrijf naliet. Er werden een soort holle betonblokken gemaakt, geschikt voor stallen, schuurtjes en schuttingen. Hendrik zorgde voor het onderhoud en de productie van de mallen. Daarnaast werd hij ingeschakeld voor het plaatsen van schuttingen, voor verbouwingen en voor nieuwbouw van bergingen, garages en stallen. Het
bedrijf groeide als kool en Hendrik kon zich laten gelden als timmerman en voorwerker.
Na werktijd was Hendrik druk doende met zijn opleiding voor bouwkundig tekenaar of hij stond op een of andere boerderij slaapkamertjes te timmeren. Die klusjes nam hij graag aan. Voor het hout en de hard- en zachtboardplaten had hij achter zijn fiets een stevige aanhanger bevestigd. Meestal was het karwei in een dag of twee klaar, inclusief witten. De boeren waren er blij mee en Hendrik niet minder. Hij verdiende een aardige cent bij.
Het gezin Van Dijk was uit de zorgen, zeker toen ook de dochters Netty en Maria hun weg vonden naar de Willem II. Geld maakt niet gelukkig, maar armoede al helemaal niet.
400 Gulden startkapitaal
Beginjaren zestig trok de economie verder aan. De boeren hadden wat meer te besteden en de firma Piet van de Ven zat dik in de opdrachten. Hendrik leefde zich uit als voorwerker, maar dan wel één met de hamer achter de riem. Hij verdeelde het werk, maar pakte ook zelf aan: inmeten, materialen bestellen, funderingen uitzetten, vloeren storten, stellen, metselen, timmeren, dakdekken en ga zo maar door. Er waren inmiddels meer dan 25 man in dienst. Het was voor Piet dan ook een flinke aderlating toen Hendrik vertrok. Dat was in 1962. Piet had de Economische Controle Dienst op zijn dak gekregen. Hij had zelf niet de vereiste aannemerspapieren en was verplicht om iemand aan te nemen die ze wél had. Met die afgestudeerde voorwerker kon Hendrik het niet goed vinden. 'Hij eruit of ik eruit,' liet hij Piet weten. Piet wilde de nieuwe man niet op straat zetten, dus was de keuze niet zo moeilijk: Hendrik ging.
Hij liet zich inschrijven bij het arbeidsbureau, maar kreeg geen uitkering. En Piet werkte niet mee aan zijn ontslag. Integendeel, Hendrik moest maar gewoon terugkomen. Maar die had zijn besluit genomen en veranderde niet van mening. Hij dacht: wat ik hier gedaan heb, kan ik zelf ook.
Zo begon hij, 18 jaar eigenwijs, voor zichzelf. Het startkapitaal was 400 hele guldens. Met dat geld kocht hij de spullen die nodig waren voor de productie van betonnen palen en platen. Aannemersbedrijf Van Dijk was geboren.
Wat kon hem gebeuren? Hij was jong, ambitieus en vooral ongeduldig. Een beetje zoals Johan Cruijff. Die had dat ook. Niet zo sterk als Hendrik, maar toch…
Achter het ouderlijk huis worden de eerste bouwproducten opgeleverd. Hendrik maakt ze, verkoopt ze en plaatst ze. Hij kijkt niet op een paar uurtjes overwerken en beschouwt het als een plicht om een fatsoenlijk weekgeld af te dragen.
Vader Harrie laat het gebeuren. Waarom zou hij tegen de bierkaai vechten? Hij kent zijn zoon, dat impulsieve, die geldingsdrang, dat overzettelijke. Daar valt niet over te praten. Daar past berusting. Diep in z'n hart heeft hij wel waardering voor de jongen en als het nodig is, helpt hij.
Zes weken later is het nodig. Hendrik wordt opgeroepen voor militaire dienst en moet in opleiding. Wekenlang staat Harrie in z'n vrije tijd achter het huis te werken. Hij houdt de productie van de betonnen palen en platen gaande. Het is zijn manier om zijn zoon een hart onder de riem te steken.
Hendrik smijt met zijn krachten. Het Nederlandse leger is verguld met zijn optreden. Hij wordt ingedeeld bij de genie. Precies wat hij wilde: bruggen bouwen. Althans, in theorie. In de praktijk krijgt hij heel andere opdrachten. Zo verbouwt hij in Duitsland een boerderij tot brandweerkazerne. Hendrik is een alleskunner en dat kunnen ze in de krijgsmacht wel gebruiken. Hij dwingt respect af en bouwt privileges op. Zodoende kan hij, zeker vanuit de legerplaats Vught, regelmatig naar huis. 't Is te doen: overdag onder de wapenen, 's avonds en in het weekend op het brommertje naar huis, snel omkleden en aan het werk.
Hendrik amuseert zich uitstekend in het leger en de tijd vliegt. Zijn laatste grote wapenfeit is de inrichting van een kazernecomplex in le Bourget, nabij Parijs. Het is een serie flatgebouwen die dienen als overnachtingsplaats voor Nederlandse colonnes op doorreis naar Zuid-Frankrijk. Met een kleine eenheid wordt het complex op orde gebracht. Hendrik zorgt dat de houtgestookte ketel voor de centrale douches functioneert en speelt voor badmeester. Als alle manschappen gepasseerd zijn, is het stil op de kazerne. Het zou twee weken duren voordat de colonnes – in omgekeerde richting – le Bourget opnieuw zouden aandoen. De boel wordt wat schoongemaakt, maar verder houdt de eenheid op de plaats rust. Tijd voor sightseeing, ofwel Parijs bij nacht. Voor Hendrik zijn het wereldwonderen: Arc de Triomphe, Eiffeltoren, Notre Dame. Het is zijn eerste grote buitenlandse reis en dan meteen in zo'n miljoenenstad. Samen met zijn dienstkameraden wil hij nog wat typisch Parijse sfeer proeven. Ze besluiten op Place Pigalle een nachtlokaal te bezoeken. Daar wordt een soort cabaret opgevoerd waarvoor meneer pastoor waarschuwde: 'Gij zult niet in vervoering raken.' Ze betalen ruim 15 gulden voor een drankje, raken in vervoering, maar niet dronken. Na een half uur komt de barkeeper vragen of ze nog wat lusten. 'Van jou altijd,' roepen ze in koor. Hendrik wijst naar zijn glas: 'Voor mij niet, ik heb nog.' Ze hebben wel dorst, maar geen geld.
Een kwartier later vindt de bedrijfsmanager het welletjes. Samen met een paar gorilla's komt ie op de kleine Nederlandse legereenheid af. Hendrik maakt zich breed. Er wordt wat geduwd en getrokken, maar niet geslagen. De hele groep komt ongeschonden buiten. Diep in de nacht keren ze terug naar de tijdelijke kazerne. Een mooi avontuur om hun diensttijd te besluiten.
Thuisgekomen begint Hendrik met hernieuwde energie aan zijn onderneming. Hij koopt een auto en tegelijk een auto-onderstel om zelf een aanhanger te bouwen. Naast het maken en plaatsen van schuttingen en hekken, krijgt hij steeds meer opdrachten om drijfmestputten te maken. Hij kan het werk nauwelijks aan en moet de hulp inroepen van zijn broers en maatjes die hij kent vanuit de bouw. Ook Tonnie, zijn buurjongen komt hem 's avonds helpen.
Hendrik weet van geen ophouden. Tijd voor uitgaan heeft hij niet. Maar Tonnie wil op de laatste avond van Bakel-kermis gewoon om half acht stoppen. 'We werken nog een uur door,' zegt Hendrik, 'dan breng ik jou met de auto.' Diezelfde avond leert hij in een Bakels café een meisje kennen: Mia Jaspers. Het is liefde op het eerste gezicht. In de jaren die volgen kan Mia wennen aan het karakter van haar toekomstige man. Hendrik houdt niet zo van uitgaan, maar wel van buurten en dan het liefst over zijn werk. Mia heeft er geen moeite mee. Ze ziet het bedrijf in een paar jaar tijd uitgroeien tot een flinke onderneming, met 28 man personeel. Naast verbouwingen van stallen en boerderijen worden ook nieuwbouwprojecten aangenomen,
tot complete woningen toe. Hendrik heeft bravoure en zet de toekomst naar zijn hand. Er worden trouwplannen gemaakt. Ge moet geen pech hebben, maar wat kon er fout gaan?
Leergeld
Mia zet die vrijdagmiddag een flinke pot koffie. Ze telt de koppen: een stuk of 15. De huiskamer van het kersverse echtpaar Van Dijk zit vol. Allemaal mannen. Gezellig is het niet. De sfeer is beklemmend. Het gaat om geld, maar meer nog om principes. Hendrik wil een zakelijke regeling treffen met zijn schuldeisers. Daarom zijn ze uitgenodigd. Hij wil ze betalen, maar kan dat niet. De bank heeft hem een loer gedraaid. Hij speelt open kaart. Gedeeltelijk betalen kan hij wel. De rest volgt later. 'Het is allemaal een kwestie van tijd', probeert hij duidelijk te maken.
Sommige leveranciers luisteren aandachtig, anderen kijken provocerend naar de kratjes bier, die Hendrik in huis heeft gehaald. 'Laten we er maar een vatten van onze centen,' wordt geroepen. Hendrik incasseert het grapje en hoopt op een goeie afloop. Na veel wikken en wegen gaan de mannen accoord met de betalingsregeling. De kratjes zijn leeg, maar de stemming blijft vijandig. Er broeit iets.
's Avonds schrijft Hendrik de bankopdrachten voor de aanbetalingen uit. De zaak lijkt gered, maar de kater komt de volgende dag. Zijn poging om met de schuldeisers tot een schikking te komen, blijkt tevergeefs.
Er waren twee judassen in het gezelschap. Ze dronken bier van hun centen, terwijl ze de faillissementsaanvraag al hadden ingediend. Die viel zaterdagochtend bij Hendrik op de deurmat. Of hij 's maandags naar het gerechtsgebouw in Den Bosch wilde komen, waar de zaak diende. Hendrik was verbijsterd, ontgoocheld en verbitterd. Hij zou niet naar Den Bosch gaan. De vernedering was te groot. Het faillissement was een feit. Het was afgelopen met het Aannemersbedrijf Van Dijk.
Hendrik had zijn personeel goed op de hoogte gehouden van het naderende onheil. Hij zorgde ervoor dat iedereen zijn week- en vakantiegeld kreeg en probeerde te redden wat er te redden viel.
Voor de jonge ondernemer was het een keiharde les, die hij nooit zou vergeten. Het spookte door zijn hoofd: zaken zijn zaken, ieder het zijn, met gelijke munt betalen. Allemaal zouden ze hun geld krijgen, behalve die twee.
Hoe kon het zover komen?
Het zag er helemaal niet naar uit dat Hendrik failliet zou gaan. Hij had in een paar jaar tijd een gezond aannemersbedrijf opgebouwd met niet minder dan 28 man personeel. Niet dat er overdreven winsten werden gemaakt, maar er was goed van te leven. De activiteiten breidden zich uit en de firma kreeg behoefte aan een eigen werf voor de opslag en bewerking van bouwmaterialen. Bovendien wilden Hendrik en Mia gaan trouwen en zochten ze woonruimte. Aan de Scheiweg in Gemert was industriegrond te koop en daar moest het gebeuren.
De bouwkosten van het woonhuis en de bedrijfsruimte werden geraamd op 200.000 gulden, waarvan 80.000 gulden uit eigen middelen. De rest zou door de Boerenleenbank in Gemert worden gefinancierd, althans die indruk kreeg Hendrik na een gesprek met de bankdirecteur. Het werk kon dus beginnen. Vanwege de gemeentevoorschriften moest allereerst de loods worden gebouwd.
Daarvoor zou de bank 60.000 gulden hypotheek verstrekken. In de praktijk bleek dat maar 48.000 te zijn. Een tegenvaller dus. Ondertussen was ook de bouw van het woonhuis gestart. Hendrik ging informeren. Volgens de directeur van de bank zou het allemaal in orde komen als het huis klaar zou zijn. 'We moeten de geldverstrekking afwegen tegen de totale taxatiewaarde van bedrijfsruimte en woonhuis.'
Dat stelde Hendrik gerust, maar niet voor lang. Toen het huis bijna klaar was, liet de Boerenleenbank het doek vallen. Ze durfden het risico niet aan. Hendrik kon nog wel 25.000 gulden krijgen. Dat was het dan, een lelijke streep door de rekening. Geen 120.000 gulden, maar slechts 73.000.
Hendrik weigerde de fooi. In plaats daarvan probeerde hij het tij te keren door het woonhuis te verkopen aan zijn vrouw. Ze waren immers op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Mia kon bij een andere bank een hypotheek afsluiten van 40.000 gulden. Daarmee wilde Hendrik de grootste gaten dichten.
Maar de schuldeisers stonden in de rij. Het zou moeilijk worden. Alleen het personeel hield stand. Dat stond als ??n man achter Hendrik en bleef tot de allerlaatste dag aan het werk.
Uiteindelijk waren het twee leveranciers die de curator aan het werk zette. Ze wilden geen lange termijn vriendschap, maar op korte termijn geld.
En de Boerenleenbank? Die liet het afweten en stond aan de zijlijn toe te kijken.
Hendrik nam zich voor om nooit meer zaken te doen met banken. Hij wilde zich volledig onafhankelijk opstellen, maar moest die gedachte na vijf jaar laten varen. Dat was in 1973, tijdens de oliecrisis. Opnieuw stond het voortbestaan van zijn bedrijf op het spel. Hij reed naar Helmond, stapte bij de eerste de beste bank naar binnen en kreeg een miljoen gulden krediet.
Zijn eerste faillissement zou zijn laatste zijn, maar de naweeën werkten lang door. Niet zozeer in financi?le zin, want de schulden werden netjes afgelost, maar in praktische zaken. Alleen al de belemmeringen die ontstonden om opnieuw te ondernemen.
Na de uitspraak van de rechter, eind juli 1968 gaat de boel op slot. Mia en Hendrik moeten het zien te rooien met een bedrag van 500 gulden. De rest zijn ze kwijt. De vraag is of ze hun huis kunnen behouden. Formeel gesproken is dat eigendom van Mia, maar de curator loert erop. Zoals hij loert op elk dubbeltje. Het pas getrouwde stel moet boeten. Gevoel speelt geen rol. Het leven wordt bepaald door een Faillissementswet uit 1895, waarin staat dat een curator moet opkomen voor de belangen van de schuldeisers. En dat doet deze curator met de grootst mogelijke ijver.
Het vooroordeel
Hendrik van Dijk was in Handel gesignaleerd met een splinternieuwe aanhangwagen. De meeste dorpelingen hadden het van horen zeggen. Een enkeling had het zelf gezien. In elk geval deed het verhaal de ronde. De wagen was geladen met een nieuwe betonmolen en ander werktuig. Hoe was dat nou mogelijk? Van Dijk was toch failliet. Hoe kon die nog geld hebben om nieuwe spullen te kopen?
Hoe de praat uiteindelijk bij de curator terecht kwam, wist niemand. De wereld was klein, dat wel. Mensen moesten wel praten, want bomen kunnen 't niet, zo werd gezegd.
Voor de curator was het klip en klaar: Van Dijk was in de fout gegaan. Hij wist het zeker, want het bewijs lag op straat.
Zo wordt Hendrik op maandagochtend geconfronteerd met de sterke arm. Het opzichtige politiewagentje staat pal voor zijn deur. 'Van Dijk? Hendrikus, Johannes, Maria, geboren op 20 juli 1944 te Erp?' Hendrik knikt. Het klopt allemaal. Of hij dan maar meteen wil instappen voor een ritje naar Den Bosch op verdenking van flessentrekkerij en valsheid in geschrifte. 'U bent aangehouden.' Hendrik vraagt of hij nog even afscheid kan nemen van zijn vrouw. Dat mag.
Een uur later zit hij vast, alleen in een cel. Hij kan het nauwelijks bevatten. 24 Jaar oud, nog maar enkele weken getrouwd, failliet verklaard en tenslotte gegijzeld in het Huis van Bewaring in Den Bosch. Tijd voor bezinning. Maar zijn geweten knaagt niet. Hij heeft niks gedaan wat niet mocht.
De dagen verstrijken. Eigenlijk gebeurt er niets. Geen verhoren, geen bezoek. De magistratuur laat hem in onzekerheid zitten. Zijn enige afleiding is het luchten op een binnenplaats, samen met andere beklaagden. Wat die op hun kerfstok hebben, wil hij niet weten. Het raakt hem niet. Ze vragen het ook niet aan hem.
Pas op donderdag komt er bezoek. Het is een aalmoezenier. Die is wel benieuwd naar de reden van zijn opsluiting.
'Ik zou het niet weten,' zegt Hendrik. De aalmoezenier kan een glimlach niet onderdrukken: 'Mijn zoon, dat zeggen ze hier allemaal.' Hendrik kijkt hem ongelovig aan en begint hardop te lachen. Hij kan het grapje wel waarderen en is allang blij dat iemand naar hem luistert: 'Ik ben failliet verklaard. Misschien denken ze wel dat ik geld heb achtergehouden, maar dat is niet zo.'
De aalmoezenier is niet alleen een luisterend oor, maar geeft ook raad. En het moet gezegd worden: dit keer treft Hendrik de kerk aan zijn zijde. Hij gaat zelfs in wonderen geloven als de aalmoezenier hem uitlegt dat verdachten niet langer dan drie dagen mogen vastzitten zonder verhoord te worden. Zo zijn de regels. Hij krijgt het advies om de curator middels een brief om uitleg te vragen.
Hendrik laat er geen gras over groeien en begint te schrijven. Om nog wat tijd te winnen, besluit hij om de brief pas de volgende dag te posten. Dan zijn er zeker drie dagen voorbij, want de dag van de aanhouding wordt misschien niet meegeteld.
Wel verspeelt hij hiermee uitzicht op vrijlating vóór het weekend. Daar staat tegenover dat de kans op een definitieve afwikkeling van de zaak groter is geworden.
's Maandags om negen uur is de curator in Den Bosch. Hij is door Hendrik in de brief beschuldigd van verdraaiing van feiten en wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar toont zich niet onder de indruk. Integendeel. Zijn opstelling is hooghartig en uitdagend: 'Meneer Van Dijk, ik hoop dat u een goed verhaal heeft.'
Hendrik gaat in de verdediging: 'Na het faillissement zou ik nog maar 500 gulden eigen geld mogen hebben. Dat klopt. Meer had ik ook niet. Maar we hadden ook afgesproken dat ik weer mocht gaan werken en het verdiende geld zelf mocht houden. Nou, dat heb ik gedaan. Van 'n boer kreeg ik opdracht voor het bouwen van een stal. Daarmee verdiende ik 10 gulden per uur plus 10 procent provisie over de bestelde materialen. In twee weken tijd beurde ik alles bijeen zo'n 5.000 gulden. Van dat geld heb ik een aanhanger gekocht, een betonmolen, speciekuipen en ander spul. Wat is daar fout aan?'
De curator hult zich in stilzwijgen. Hij moet toegeven dat zijn aanklacht flinterdun is geworden, maar doet dat niet.
Bovendien zijn er procedurefouten gemaakt. Hij staat op verliezen. Hendrik speelt zijn laatste troef uit: 'En die boer zal mijn verhaal bevestigen, dat weet ik zeker.'
Plotseling weet de curator het ook zeker: 'Meneer Van Dijk, u zult van mij horen.'
Dezelfde dag kan Hendrik het Huis van Bewaring verlaten. Hij wordt uitgenodigd op het kantoor van de curator. Daar wordt het pijnlijk misverstand zorgvuldigd weggemasseerd. Hij mag zijn nieuwe spullen houden en – wat belangrijker is – zijn eigen woonhuis terugkopen uit de failliete boedel voor een bedrag van 48.000 gulden.
De fouten worden toegegeven, maar verontschuldigingen blijven uit. Dat past een curator kennelijk niet, net zo min als gevoel. De zaak is afgedaan.De familie Van Dijk moet bijspringen om het volledige bedrag op tafel te krijgen en doet dat. Hendrik en Mia kunnen eindelijk aan hun wittebroodsweken beginnen. De misère is voorbij.
Enkele weken later wordt de curator benoemd tot rechter in Den Bosch. Hij is van onbesproken gedrag, althans hoort dat te zijn.
Hendrik heeft aan den lijve ondervonden wat een onzorgvuldige beoordeling van mensen en situaties teweeg kan brengen en het is hem niet in zijn kouwe kleren gaan zitten. 'Ik heb geleerd om niet zomaar af te gaan op verhalen van anderen, maar altijd de betrokken partijen zelf te horen, alvorens een oordeel te vellen. Dat is het principe van hoor en wederhoor.'
Voor de rest wil hij het voorval vergeten. Hier en daar mag het best worden opgerakeld, maar zelf loopt hij er niet mee te koop. Het is niet de prettigste week van zijn leven geweest.
Gewoon opnieuw beginnen
Als Hendrik na het faillissement de balans opmaakt is hij gauw klaar. De werf achter het huis is hij kwijt. Veel meer dan een dak boven zijn hoofd heeft hij niet. Ja schulden, die heeft hij genoeg.
Veel mensen zouden bij zoveel tegenslag en vernedering in een holletje kruipen om iedereen te ontlopen en verdere risico's te vermijden. Ze zouden wellicht een baantje voor het leven zoeken of anders genoegen nemen met een uitkering.
Zo niet Hendrik. Het bankroet heeft hem weliswaar aangegrepen, maar beslist niet klein gekregen. Hij blijft geloven in eigen kunnen en begint opnieuw. Niet meteen, maar wel binnen één jaar. Het ondernemen zit hem in het bloed. Het is zijn lust en zijn leven.
Later zou hij met andere ondernemers – toeleveranciers en klanten – heel open over het faillissement praten. Hij hield ze een spiegel voor: 'Ga bij tegenslagen niet bij de pakken neerzitten, maar begin gewoon opnieuw. Ook al gaat het keer op keer fout, er komt altijd weer een moment om het leven glans te geven. Die kans moet je dan wel grijpen.'
Veel mensen hebben zich aan zijn woorden opgetrokken. In de eerste plaats ondernemers die in soortgelijke situaties verkeerden of belandden, maar daarnaast ook personen die met privéproblemen kampten. Vooral het feit dat hij zonder enige schroom over zijn tegenslagen sprak, maakte indruk. Zijn verhaal was helder en direct: wie niet waagt, die niet wint.
Gaandeweg werd hij zelf het levende bewijs, een toonbeeld van onverzettelijkheid en brute wilskracht. Met hard werken is veel te bereiken.
Hendrik twijfelde ook geen moment toen de eigenaar van de Osse Houtwerf hem vroeg om een doe-het-zelf zaak mee op te bouwen. Het aanbod was prima. De zaak zou worden gevestigd in de loods achter zijn huis, die door de Osse Houtwerf was gekocht. Zoonlief zou directeur worden en Hendrik enige werknemer. Het salaris was goed, maar nog interessanter waren de provisie-afspraken. Hendrik zou voor de eerste miljoen gulden omzet 1 procent ontvangen, voor de tweede 2 procent en voor de derde en daarboven 3 procent. Dat was natuurlijk een kolfje naar zijn hand.
Als de zaak is ingericht, begint hij fanatiek te werken. Dag en nacht is hij met de zaak bezig en het loopt als een trein. De meeste omzet haalt hij uit de verkoop van hout, vooral voor de bouw van stallen, die doorgaans met houten spanten worden uitgevoerd. Met zijn eigen aanhanger zorgt hij dat het materiaal bij de boer komt en het gebeurt maar al te vaak dat hij in de avonduren bij dezelfde boer de hele kap in elkaar timmert, inclusief lucht-inlaatbakken en ontluchtingskokers. Zo snijdt het mes aan twee kanten.
Ondertussen speelt de zoon van de eigenaar voor directeur. 's Morgens om negen uur opent hij de zaak, maar dan is Hendrik al een paar uur bezig. Klokslag zes uur wil hij sluiten. Maar voor Hendrik bestaat er geen sluitingstijd. Die gelooft in een 24-uurs economie en verkoopt 's avonds even vrolijk als overdag. En het maakt hem niks uit of het om een busje verf gaat of een partij hout. Omzet is omzet. En die omzet zou de 3 miljoen zeker passeren.Maar het zou anders uitpakken. Op een avond staat Hendrik voor een gesloten loodsdeur. Dat is vreemd. En nog vreemder is dat zijn sleutel niet meer past; de sloten zijn verwisseld…
De volgende ochtend gaat Hendrik verhaal halen. Er steekt een stormachtige wind op in de loods. Zeg maar gerust een orkaan. De directeur legt uit dat hij normale openingstijden wil en dat Hendrik niet zo hard van stapel moet lopen. Want wie is hier nou eigenlijk de eigenaar?
Hendrik ontploft. Hij is niet van plan een bijrolletje te spelen, pakt de deurklink vast en roept de historische woorden: 'Ik doe het zelf wel.' Dan slaat hij met een harde klap de deur dicht. Het is de logische reactie van een jonge vent die ambitieus is, behoorlijk eigengereid en daarom eigenlijk absoluut ongeschikt om voor een baas te werken.Mia begrijpt het wel en maakt zich geen zorgen. Hendrik is weer vrij man en begint gewoon opnieuw. Een houthandel wordt het, gevestigd in het zelfgebouwde schuurtje op het ouderlijk erf aan de Handelseweg. Daar waar hij eens begon. Terug bij af. Maar wel een stuk wijzer.
5.000 Kuub tempex
Hendrik voelt zich met zijn eenmansbedrijf als een vis in het water. Hij richt zich op de isolatie en renovatie van stallen. Werk is er zat. In die tijd bouwen de boeren iedere twee á drie jaar een nieuwe stal. Bovendien worden de stallen alsmaar groter en beter ge?soleerd. Dat laatste is overigens niet zo simpel, want goede kwaliteit tempex is schaars. Gelukkig heeft Hendrik een neus voor zaken en veel lef. Zo weet hij in Oosterhout voor een prikje een gigantische partij tempex-blokken op de kop te tikken. Met een beetje goede wil en improvisatievermogen kunnen ze in Gemert worden verzaagd tot platen.Vader en moeder Van Dijk kijken hun ogen uit. Achter het huis liggen de tempex-blokken zes meter hoog gestapeld. Het is de eerste lading van een partij van in totaal 5.000 kuub die Hendrik heeft gekocht. De blokken zijn een meter breed, een halve meter hoog en vier meter lang. Ze zijn voorzien van een polyesterlaag en wegen 60 kilo per stuk. Het spul is gebruikt voor de Deltawerken en heeft lange tijd in het water gelegen. Niemand wilde of kon er iets mee doen, behalve Hendrik. Hij neemt het risico. Het kan een complete flop worden of een gouden greep…
In Limburg koopt hij voor 10.000 gulden een gebruikte zaagmachine, eigenlijk bedoeld voor het zagen van PU-zachtschuim, maar tempex moet ook kunnen. Althans, vindt Hendrik. Hij begint te zagen, eerst de polyesterlaag eraf en dan de platen. Na drie platen is het over en uit. Smeltende tempex hangt in de zaagtandjes. In Eindhoven haalt hij 10 nieuwe bandzagen á fl. 18,75 per stuk. Het resultaat is bedroevend. Terug naar Eindhoven maar weer voor een nieuwe bestelling. Dat is nog altijd goedkoper dan opgeven. Na 30 bandzagen heeft hij nog maar 10 blokken verzaagd. Het lijkt een fiasco te worden.
Dan krijgt hij het advies om het eens met zagen te proberen die in slachterijen worden gebruikt om beenderen te zagen. En warempel, het werkt: drie, vier, vijf, zes platen, een heel blok, nog een blok. Hendrik durft de zaagmachine niet meer af te zetten. Hij is om vijf uur begonnen en gaat tot drie uur 's nachts door. Pas dan kijkt hij naar de bandzaag. Die zit er verkeerd op. De tandjes lopen teruguit, in plaats van vooruit: het ei van Columbus…
In 20 dagen tijd zaagt hij alle blokken tot platen. Hij roept de hulp in van Zwager Cor van der Elzen. Die rijdt af en aan met blokken tempex en gezaagde platen. Ook broers Jan en Toon komen de gelederen versterken. Niet alleen worden de platen goed verkocht, maar ze worden ook nog eens vakkundig bevestigd. Er gloort een nieuwe toekomst.
15 Augustus 1969 geldt als offici?le geboortedatum van Gebroeders van Dijk, het latere Unidek. In het aandelenregister van de N.V. staan de namen van Mia van Dijk-Jaspers, Jan en Antoon van Dijk. Vanwege het faillissement is Hendrik formeel van deelname uitgesloten. Omdat hij en zijn vrouw op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd, kan Mia wel participeren. Ze krijgt de helft van de aandelen. Jan en Toon verdelen broederlijk de overige 50 procent. Toch is het voor iedereen duidelijk dat het Hendrik's bedrijf is. Hij is de baas.
De fonkelnieuwe handel in isolatiematerialen komt goed uit de startblokken. De platen worden veelal 's avonds bij de boeren bezorgd en ter plekke verwerkt. Hendrik heeft inmiddels contacten gelegd met de firma Synprodo uit Wijchen, die het polystyreenschuim tegen een vriendelijke prijs wil leveren, zodat er na doorverkoop en montage een nette marge te behalen is.
Toch is er in de winter van 1969 onvoldoende werk om alle gebroeders full-time bezig te houden. Jan en Toon wachten de bui niet af en zoeken elders emplooi. Ze verkopen hun aandelenbezit voor 500 gulden elk aan Mia. Die wordt daarmee de enige aandeelhoudster.
En Hendrik? Die werkt gewoon door, dag en nacht, in z'n eentje. Hij gelooft heilig in de toekomst van tempex-plaatisolatie, hoewel het nog jaren zou duren voordat zijn producten op grote schaal toepassing vinden.
Pionieren
Eind jaren zestig is minerale wol het meest gangbare materiaal voor het isoleren van boerenstallen. Om de boel goed dicht te krijgen, moet eerst een houten regelwerk tegen de gordingen worden geslagen. Daarop worden eternietplaten aangebracht, verstevigd met panlatten. Op die platen wordt dan de glaswol gelegd. De methode is doeltreffend, maar vergt nogal wat materiaal- en arbeidskosten. De portemonnee moet wijd open.
Polystyreen – in de volksmond tempex of piepschuim genaamd – is naar verhouding veel goedkoper, maar heeft als plaatmateriaal nog geen bekende klank. Het wordt vooral in de verpakkingsindustrie toegepast.
Hendrik probeert de agrarische sector te overtuigen van de voordelen. Zo heeft tempex een hoge isolatiewaarde en kunnen de platen door hun eigen stijfheid zo tegen de gordingen worden gespijkerd.
De boeren wikken en wegen. Ze horen wel eens iets in het caf?, ook over de nadelen: de kwaliteit zou niet constant zijn, het materiaal trekt vuil aan en de kans op luchtdoorlaat door kieren is vrij groot. Kortom, de vooruitgang kan nog wel even wachten.
Hendrik proeft de twijfel, maar laat zich niet van de wijs brengen. Tempex heeft als isolatiemateriaal de toekomst, verkondigt hij. Het is geen gemakkelijke boodschap, maar hij zal zijn gelijk halen.
Dagelijks is hij in de weer met de platen tempex. Die haalt hij bij de firma Synprodo in Wijchen. Voorraad houden kan hij nauwelijks. Daarvoor is het schuurtje bij zijn ouderlijke woning te klein. De platen worden meteen bij de boeren afgeleverd.
Soms rijdt hij twee of drie keer per dag met zijn Mercedes op en neer. De platen zijn zo'n 4 meter lang en worden metershoog op een aanhangwagen geladen. Die heeft hij voorzien van een speciaal traliewerk. De mensen spreken grinnikend over de leeuwenkooi. Er hoeft maar een zuchtje wind te komen om het transport tot een hachelijke onderneming te maken. Zo wordt hij regelmatig staande gehouden door de politie, die denkt dat zijn aanhanger te zwaar geladen is. Maar dat is niet het geval.
Tempex is gewoon zijwindgevoelig. Het weegt niet zo veel, maar heeft al heel gauw een gigantisch volume. De combinatie van een Mercedes plus leeuwenkooi wordt een vertrouwd beeld in het Gemertse.
Hendrik staat op en gaat naar bed met tempex. Hij verdiept zich in de mogelijkheden ?n beperkingen van het materiaal. Zo krijgt het begrip geboortekrimp betekenis. Direct na de productie krimpt polystyreenschuim. Het moet een paar dagen goed drogen. Sterker nog, het duurt weken voordat de krimp er helemaal uit is. Dat de naden gaan kieren, waardoor veel van de isolatiewaarde verloren gaat, is dus niet zo verwonderlijk.
De oplossing ligt voor de hand. Door de platen aan de zijkant te voorzien van een groef en messing kunnen ze in elkaar geschoven worden en sluiten ze altijd goed aan. Dat principe kent Hendrik uit de houttechniek, alleen zijn er voor tempex geen machines ontwikkeld. Dat doet hij dan maar zelf. Hij koopt een oude wasmachinemotor en gaat te rade bij Van Oostendorp, zijn vroegere buurman, beter bekend als 't Smidje.
'Ik ga een freesmachine maken,' zegt Hendrik. Smid Oostendorp kent Hendrik maar al te goed, weet precies hoe laat het is, maar houdt zich van de domme: 'Ge doet maar.' Dan legt Hendrik zijn ideeën op tafel: 'Het apparaat moet achter in de kofferbak van de Merdeces passen, een groef kunnen maken, maar ook een messing.' 't Smidje knikt begrijpend. Samen met Hendrik gaat hij aan het werk en binnen enkele dagen is de tempex-freesmachine klaar, de eerste ter wereld.
Vanaf dat moment levert Hendrik niet alleen het materiaal, maar ook toegevoegde waarde. De platen worden ter plekke voorzien van een groef en messing. Daarvoor zijn twee mensen nodig. Helpt de boer zelf mee, dan bespaart hij 2 gulden per kubieke meter. Zoniet dan schakelt Hendrik in de avonduren een hulpje in en kost de extra bewerking 5 gulden.
De boeren reageren enthousiast. De platen kunnen veel strakker worden bevestigd, wisselen niet meer en de isolerende werking is sterk verbeterd. En wellicht nog belangrijker: Hendrik's zelfvertrouwen groeit. Machines construeren en bouwen wordt een passie en hij is – zonder het zich te realiseren – nog maar anderhalf jaar verwijderd van zijn eigen tempex-productiefaciliteit.
De gedachte om zelf tempex te maken, komt voor het eerst in hem op als hij min of meer gedwongen zaken doet met de firma Brabant in Etten-Leur. Synprodo heeft hem van de ene op de andere dag laten vallen, hoewel hij wekelijks een paar honderd kubieke meter tempex afnam en altijd contant betaalde. Kennelijk liep zijn expansiedrift in het oog, met name bij concurrent De la Roy uit Venray. Synprodo kreeg de duimschroeven aangedraaid en koos voor de grootste afnemer.
Hendrik moest op zoek naar een nieuwe polystyreen-fabrikant, gaat eerst naar Belgi?, maar strandt uiteindelijk in de Zevenbergse Hoek in Etten-Leur. Die mensen doen erg hun best, leveren voor een schappelijke prijs, maar niet met een contant kwaliteitsniveau. Dat weten ze zelf ook wel. Als de tempex slecht is, worden zonder problemen creditnota's verstuurd of partijen omgewisseld, maar het kost Hendrik wel klanten. Vooral de boeren die niet klagen, laten het in het vervolg afweten, zo weet hij.
Bij zijn veelvuldige bezoeken aan de firma Brabant geeft hij zijn ogen goed de kost en komt tot de conclusie dat het niet zo moeilijk is om tempex te maken. Voor de zekerheid stopt hij een haffeltje korrels in zijn zak voor nader onderzoek. Die gaan thuis eerst op een warme plaat en vervolgens in kokend water. Het principe is wel duidelijk. Met de nodige zelfoverschatting koopt hij in Boxmeer een restpartij ijzer en een tweedehands lasapparaat. Vervolgens bezoekt hij een dumpzaak voor elektrische installaties. Al met al voldoende basismateriaal voor de verwezenlijking van zijn droom. Stronteigenwijs last hij een complete autoclaaf in elkaar. Smid Oostendorp kijkt over zijn schouders mee. Het gevaarte krijgt gestalte aan de Handelseweg, maar wordt niet helemaal afgebouwd. Een aantal onderdelen plus de voorschuimer en stoomketel ontbreken. Toch levert het constructiewerk meteen effect op. Op de een of andere manier komt de leverancier te weten dat Hendrik een autoclaaf heeft. Die werkt als een stok achter de deur en houdt de inkoopprijs van tempex laag…
Het eerste EPS
Hendrik beseft dat hij achter zijn ouderlijke woning niet genoeg ruimte heeft om een volledig productiebedrijf op te zetten. Hij zoekt een alternatief. Dat dient zich aan in de vorm van een woest boslandschap aan de Scheiweg. Hij twijfelt geen seconde. Waarom zou hij? De grond is niet duur en heeft een industri?le bestemming. Bovendien heeft hij weinig tot niets te verliezen. Dat is het voordeel van een faillissement. Voor een rasechte opportunist kan het alleen maar beter gaan…
Waar anderen de risico's nog eens goed afwegen, is Hendrik al bezig om bomen te rooien en de 30 centimeter dikke humuslaag te verwijderen. Hij krijgt hulp van Harrie Verbakel, een oudere buurjongen van de Verreheide. Die zorgt voor een tractor om de boomstronken uit de grond te trekken. Meter voor meter wordt het land ontgonnen. Harrie is een uitstekende kracht. Hij zou de eerste werknemer worden van Gebroeders van Dijk en een paar jaar later de functie krijgen van bedrijfsleider.
Maar eerst moet in die zomermaanden van 1971 de grond bouwrijp worden gemaakt, gleuven worden gegraven voor de fundering, beton worden gestort en muren worden opgetrokken. Er wordt een ruime loods gebouwd, zonder al teveel voorzieningen, maar voor Hendrik is het een polystyreen-fabriek.
Als de loods in gebruik is genomen, begint hij meteen met de bouw van een huis. En hij doet het weer zelf: uitgraven, beton storten, metselen, timmeren, dakdekken, stucadoren, tegels zetten, noem maar op. Alleen de electriciteit en verwarmingsinstallatie besteedt hij uit. Het karwei is binnen twee maanden geklaard.
Ondertussen is het idee geboren om de tempex per blok te kopen en zelf te gaan gloeien. Hendrik ontwerp een machine en haalt op het bekende adres in Boxmeer een partij oud ijzer. Hij construeert een langwerpig frame dat wordt voorzien van wieltjes. Het hele gevaarte wordt een helling opgetrokken. Daar wordt de slee geladen met een blok tempex en dan losgelaten. Het gevaarte dendert de helling af. Een stalen balk zorgt dat de boel op het rechte spoor blijft. Door de zwaartekracht trekt het blok zich halverwege de rit door een gloeirek. Klaar is kees. De platen tempex liggen voor het oprapen, keurig gesneden…
Het lijkt simpel, maar dat is het niet. De slee omhoog trekken is een loodzwaar karwei. En dan die gloeidraden. Ze vormen de zwakste schakel in dit krachtenspel. Wanneer één draad knapt, volgen er meer en de tempex is nog niet vlamdovend, zoals tegenwoordig. Zo kunnen op diverse plaatsen brandjes ontstaan, die snel moeten worden geblust om erger te voorkomen. De brandslang ligt continu binnen handbereik.
De blokken tempex worden per vrachtwagen aangeleverd en in de loods opgestapeld. Een heftruck is er niet. Alles gebeurt met spierkracht. 's Zaterdags wordt het restmateriaal bij elkaar geschoven en per aanhanger afgevoerd naar de vuilnisbelt in De Mortel. Daar zijn ze niet zo blij met het afval. Regelmatig stuiven de vederlichte tempex-korrels door het luchtruim.
Hendrik wil niemand tot last zijn. Voortaan schuift hij de reststukken met een plaat naar buiten en steekt de fik erin. Het brandt goed. Zo nu en dan zijn er wat klachten van omwonenden die zwarte spikkels op hun witte wasgoed ontdekken. En het gebeurt ook dat Harrie de boormachine kwijt is. Maar die vinden ze weer terug, althans wat er van over is: een afgebrand anker. Voor de rest maakt alleen de politie zich druk. Die komt regelmatig langs. Zo vaak, dat Hendrik besluit om alleen nog maar bij dichte mist te stoken.
Het wordt tijd om de half afgebouwde autoclaaf onder het stof vandaan te halen. Als die werkt, kan – door hergebruik van de reststukken – ook het afvalprobleem worden opgelost. Het transport van de Handelseweg naar de Scheiweg is een opzienbarende gebeurtenis en het begin van een nieuw tijdperk: de productie van EPS, ofwel geëxpandeerd polystyreen, in Gemert.
Een paar onderdelen ontbreken. Gewapend met zijn lasapparaat construeert Hendrik eerst een voorschuimer en sluit hij een tweedehands stoomketel aan. Vervolgens bouwt hij van houten latten en vliegengaas een paar silo's voor de opslag van voorgeschuimde korrels. Daarmee is de fabriek compleet en kan het testen beginnen. In maart 1972 wordt de eerste blok tempex geproduceerd. Hendrik is een tevreden man.
Het productieproces was één groot avontuur en vergde het uiterste van mens en machine.
De grondstofkorrels kwamen binnen in een partij van 400 zakken van 50 kilo per stuk, die met de hand werden gelost. De korrels werden met een emmer van bovenaf in de voorschuimer gegooid. Als het spul onder invloed van stoom tot de bovenrand was opgeschuimd, werd de voorschuimer leeggemaakt door het openen van een klep. De voorgeschuimde korrels – ook wel witte parels genoemd – werden met behulp van een ventilator in de voorraadsilo's geblazen om te rijpen.
De volgende stap was het vullen en sluiten van de autoclaaf. Daarna ging de stoomkraan open, een minuutje of zo, lang genoeg om de hele loods en naaste omgeving in een dikke nevel te hullen.
Hulpmiddelen waren een zware voorhamer en een koevoet. De voorhamer werd gebruikt om een speciale as voorzien van haken op zijn plaats te rammen, zodat het zware deksel van de autoclaaf sloot.
Het gebeurde regelmatig dat Hendrik en Harrie, na het stomen, even naar buiten moesten om naar frisse lucht te happen. Ook voor politie en brandweer waren de stoomwolken een nieuw verschijnsel aan de Gemertse horizon. Na een paar nerveuze bezoekjes waren ze gerust gesteld.
Als de stoom een beetje was opgetrokken, kon de autoclaaf met behulp van een koevoet worden geopend. Het blok tempex werd met een platte schop losgemaakt en op spierkracht uit de autoclaaf getrokken.
De blokken werden met de hand verschoven en trapsgewijze tot de nok toe naar boven geduwd, 6 meter hoog. Na een tijdje drogen, konden ze verder worden verwerkt.
De productie was een kwestie van gevoel en ervaring. Meet- en regelinstallaties waren er niet. Volgens Hendrik was uit het gesis en gepruttel van de autoclaaf op te maken of het blok goed was. Vooral de stoom die sissend door de kieren ontsnapte gaf belangrijke aanwijzingen. De nieuwe medewerkers van Gebroeders van Dijk zouden het nog vaak te horen krijgen: het luisterde nauw…
Vallen en opstaan
Als in Duitsland een polystyreenfabriek tot de grond toe afbrandt, begint in Gemert de productie pas goed op gang te komen. De onvoorziene opdrachten uit Duitsland lopen via een bedrijf in Belgi?. Dat bedrijf kan zelf zo'n drie vrachtwagenladingen per dag produceren, maar de Duitse afnemer vraagt minimaal het dubbele. De hulp van Gebroeders van Dijk is dringend gewenst en de Belgische directeur wil weten hoeveel ze in Gemert kunnen maken. 'Zoveel als ge wilt,' zegt Hendrik zonder blikken of blozen. Voor alle duidelijkheid voegt hij eraan toe: 'Vier of vijf vrachtwagenladingen moet geen probleem zijn.'
Daar kijkt de directeur van op. Hij weet dat Hendrik maar ??n blokvormer heeft. Hoe kan dat nou?
Simpel, in Gemert wordt alles uit de kast gehaald om aan de vraag te voldoen. Hendrik ruikt zijn kansen. Hij besluit om de autoclaaf sneller te openen. Dat betekent tijdwinst en dus meer blokken per uur. Het feit dat het blok ook buiten de autoclaaf expandeert – van 2 naar 2,5 kuub – neemt hij voor lief. Immers, de blokken worden verzaagd tot plaatjes van 50 bij 100 centimeter zodat de opbrengst per blok alleen maar groter wordt. Bovendien kan het afval worden hergebruikt.
Daarvoor installeert hij een soort dorsmachine, die het restmateriaal verpulvert. Maar techniek is niet het enige geheim van de opzienbarende productieverhoging. Het zijn vooral de mensen die het doen.
Naast Harrie Verbakel maakt inmiddels ook Toon van Dijk en Hans Jaspers deel uit van de vaste kern. En in de avonduren komt Willie Verbakel wel eens helpen. Datzelfde geldt voor Riek Verbakel, Harrie's vrouw, die niet te beroerd is om vrachtwagens te laden.
In de late uurtjes worden steevast frites, halve hanen en slaatjes aangerukt. Werkdagen van zes uur 's morgens tot een uur 's nachts zijn eerder regel dan uitzondering. Hendrik is onstuitbaar. Als Toon en Harrie op zaterdagmiddag rond zes uur stoppen, houdt hij in zijn eentje de productie gaande tot maandagochtend zes uur. Dan gaan de anderen weer verder en kan hij een paar uurtjes slapen. Dat gaat zo maanden aan een stuk door en het gebeurt maar twee keer dat Hendrik tijdens het werk in slaap valt, gelukkig zonder ernstige gevolgen.
Dat er in die dagen geen ongelukken gebeuren, mag sowieso een wonder heten. Brand vormde de grootste bedreiging, hoewel de bestrijding met veel routine plaatsvond. Het team was volledig op elkaar ingespeeld en de waterslangen en brandblussers lagen altijd binnen handbereik. Als er gloeidraden kapot sprongen, waren er soms drie of vier vuurhaarden tegelijk. Het is dan ook niet zo gek dat zowel Hendrik als Toon regelmatig een nat pak haalden. De enige die droog bleef was Harrie. Die maakte er een sport van om iedereen met overmatig bluswater voor het naderende vuur te beschermen…
Overigens ontstond de meest serieuze brand toen een van de grondstoffensilo's vlam vatte. Een blauwe vuurzee, veroorzaakt door het nog aanwezige pentaangas, greep snel om zich heen. Die had aan alle illusies een einde kunnen maken, ware het niet dat Hendrik de tegenwoordigheid van geest had om het vliegengaas aan flarden te snijden. Daardoor liep de silo in hoog tempo leeg en smoorde het vuur.
En dan was er nog die keer dat Toon de autoclaaf te vroeg opende. Zoals gewoonlijk drukte hij met een koevoet de vergrendeling open. Hij was nog maar halverwege toen een gigantische drukverplaatsing hem naar de grond sloeg. Hendrik en Harrie hoorden de klap en kwamen aangehold. Ze zagen Toon als een vreemdeling opkrabbelen, lijkbleek en zonder bril. Het leek een wonderbaarlijke wederopstanding, maar feitelijk was hij aan de dood ontsnapt. De bovenkant en zijkant van de autoclaaf waren met geweld opengeklapt en de stalen as, waarmee normaal gesproken het deksel werd geopend, zat verankerd in
de betonnen vloer. Het stuk ijzer heeft er nog jaren gezeten, muurvast…
Nieuwe medewerkers waren altijd verbaasd over de werkwijze en hadden een paar weken nodig om te wennen, zeker als het om het blussen van brandjes ging.
Toch waren het gouden tijden. Misschien wel door de eenvoudige omstandigheden. De bereidheid om hard te werken was groot, evenals de saamhorigheid. Het latere Unidek zou gebaseerd worden op die periode van vallen en opstaan, frites met halve haan en zelfgebouwde productiemiddelen. Er ontstond een bedrijfscultuur van niet zeuren, maar gewoon doen. Gezelligheid was troef. Er werd veel gelachen, onbedaarlijk gelachen. Dat mocht ook, want het ging de Gebroeders van Dijk voor de wind. De omzet steeg spectaculair.
Door de hoge productiviteit bleef er amper tijd over voor administratieve zaken. Hendrik had wel andere dingen aan zijn hoofd. Toen de belastingdienst hem – in naam der koningin – een dwangbevel stuurde met een betalingstermijn van veertien dagen, belandde de brief in een bureaulade. Veertien dagen, dat waren twee volle weken. In die tijd kon nog heel wat tempex worden gemaakt.
De schoenendozen met in- en uitgaande facturen, kasbewijzen en loonadministratie raakten alsmaar voller. Er moest wat gebeuren. In de loods werd een hoekje afgescheiden als kantoor. Daar kwam Beppie te zitten, de eerste vrouwelijke medewerker van Geboeders van Dijk. Ze was telefoniste, maar deed ook wat administratieve werkzaamheden, zoals het kas- en bankboek bijhouden. Dat was al een flinke verbetering, maar Hendrik wilde meer. De omzet was in twee jaar tijd verviervoudigd en er waren inmiddels 10 mensen in vaste dienst. Dat was nog maar het begin, wist Hendrik heel zeker. Dus zocht hij iemand die, naast het stroomlijnen van administratie en boekhouding, ook bedrijfseconomisch ondersteuning kon geven; een rechterhand.
Bij zijn boekhoudkantoor was ene Anton van Zeeland in dienst, een afgestudeerd bedrijfseconoom en bovendien geboren en getogen Gemertenaar. Na een avondje praten met Hendrik wilde Anton de overstap naar het bedrijfsleven wel maken. De belangrijkste voorwaarde was dat hij een auto van de zaak zou krijgen, ook al was het maar een Lelijke Eend. Dezelfde avond werd de zaak beklonken. Het zou een tweedehandse Mercedes worden…
Hendrik heeft er nooit spijt van gekregen en Anton ook niet. Van meet af aan was er een goede, vertrouwelijke band tussen die twee, maar ook een strikte taakverdeling. Techniek, innovatie, productie en verkoop waren voor Hendrik, het kantoor en de financiele zaken voor Anton. Ze vulden elkaar perfect aan. Tegenover de impulsieve en opportunistische Van Dijk stond de bedachtzame en naar zekerheid zoekende Van Zeeland.
Geluk hoeft niet
Het is zondag 4 november 1973 en stil op straat. Oorverdovend stil. Hier en daar rolschaatsen kinderen of rijden fietsers.
Verder wordt er gewandeld, bij voorkeur op de snelwegen. Het is de eerste autoloze zondag. We betalen de prijs voor onze openlijke steun aan Israël tijdens de Yom Kippur-oorlog. De Arabische Golfstaten hebben de oliekraan dichtgedraaid.
Hoe lang de oliecrisis gaat duren weet niemand. De benzine gaat op de bon, er is een zondags rijverbod en het kabinet Den Uyl verzoekt ons Nederlanders de gordijnen te sluiten en onnodige ruimten niet te verwarmen.
Hendrik maakt zich zorgen. Niet zozeer over het feit dat hij de gordijnen moet sluiten of zondags met paard en wagen ter kerke moet, maar wel over de gevolgen van een dreigend olietekort voor zijn bedrijf. Aardolie is nu eenmaal de grondstof voor ge?xpandeerd polystyreen. En als goed koopman weet hij wat schaarste betekent. Extreme prijsverhogingen en aanscherping van betalingscondities hangen als onweer in de lucht. Voor de inkoop van het granulaat – zeg maar de grondstofkorrels – is Gebroeders van Dijk aangewezen op de firma Hoechst. Die voelt zich de koning te rijk. Verdeel en heers is het motto.
Zo kan het gebeuren dat Hendrik op het hoofdkantoor in Rotterdam wordt ontboden. Anton van Zeeland – nog maar een paar weken in dienst – gaat mee.
Ze worden hartelijk ontvangen door de heren Lof en Hof, respectievelijk financieel directeur en verkoopdirecteur. Of ze na het gesprek een vorkje meepikken? 'Natuurlijk,' zegt Hendrik, die zelden een goed middagmaal afslaat.
En dan komt de aap uit de mouw. Of Gebroeders van Dijk kan begrijpen dat de kredietafspraken – gegeven de omstandigheden – niet langer gelden? 'Neen,' zegt Hendrik, 'dat kan ik niet. Afspraak is afspraak. Bovendien heb ik het geld niet.'
'Ik zal het anders formuleren,' zegt Lof, 'Gebroeders van Dijk staat drie ton in het krijt. Dat bedrag willen we nu hebben, anders vragen we faillissement aan.' Hof maakt het af: 'En zolang het geld er niet is, leveren we geen grondstof meer.'
Met het mes op tafel tekent Hendrik drie wissels van elk fl. 100.000,–, die maandelijks vervallen. Voor de heren Lof en Hof is daarmee het gesprek ten einde, maar niet voor Hendrik. Hij recht zijn rug en lacht: 'Zo, even alles op een rijtje. Ik betaal jullie in drie maandelijkse termijnen. Hoe ik ondertussen aan grondstoffen kom, zie ik wel. Maar nu gaan we eten, want dat kan er nu wel af.'
Op de terugweg beseffen Hendrik en Anton de ernst van de situatie. Snelle oplossingen zijn dringend noodzakelijk. Het is nu of nooit. Door de oliecrisis is de vraag naar tempex explosief gestegen. Er wordt voor maanden vooruit besteld. In Gemert wordt dag en nacht gewerkt om aan die vraag te voldoen. Hal 5 is in aanbouw om het productievolume verder te verhogen. De oliecrisis blijkt een keerpunt te zijn in het denken over energieverbruik. Isoleren is een economische noodzaak geworden.
Gebroeders van Dijk heeft de wind in de zeilen. En uitgerekend nu ontbreken grondstof en (contant) geld.
Later die middag legt Hendrik zijn voeten op tafel en concludeert: 'Er zit niets anders op dan een financiering te vragen bij een bank. Over de risico's wil ik niet eens nadenken.'
Terwijl hij en Anton zitten te mijmeren over de hoogte van het kredietbedrag, dient Sjef Verheijen zich aan.
Sjef realiseert zich niet dat hij een geschenk uit de hemel is. Hij vertegenwoordigt de Franse firma Rh?ne Poulenc, die in Nederland voet aan de grond wil krijgen met de verkoop van EPS-grondstof. 'Oh ja,' roept Hendrik, vol ongeloof. 'Wat kost dat dan? Hoe snel is het te leveren? Hoe is de kwaliteit?'
Zo snel heeft Sjef nog nooit zaken gedaan. De volgende ochtend staat de eerste wagen granulaat in Gemert. Samen met broer Toon gaat Hendrik die zaterdag en zondag proefdraaien. Het gaat goed. Kennelijk bestaat het leven uit toevalligheden. Er worden meteen nieuwe ladingen besteld. Het grondstoffenprobleem is opgelost. Nu het geld nog…
's Maandags rijden Hendrik en Anton richting Helmond. Het strijdplan is eenvoudig. 'Bij de eerste de beste bank die we tegenkomen, gaan we naar binnen,' zegt Hendrik. Het is de NMB. De juffrouw aan de balie informeert of de heren een afspraak hebben. 'Neen.' En waar het precies over gaat. 'Dat vertel ik de directeur liever zelf.'
Die directeur is de heer Bavink. Hij heeft toevallig tijd, luistert aandachtig en heeft vragen. Hoe hoog zou dat krediet dan moeten zijn? 'Een half miljoen,' weet Hendrik zeker. Maar op de vraag of er een bedrijfsbalans en ondernemingsplan is, blijft hij het antwoord schuldig. Anton is bezig om zich door de papieren rompslomp heen te werken, maar nog lang niet klaar. Afgesproken wordt dat Hendrik zijn huis en bedrijfshallen als onderpand laat taxeren. Dat gebeurt diezelfde week nog.
Vrijdagmiddag volgt een tweede gesprek met Bavink. 'Nou meneer Van Dijk, ik heb het eens bekeken, maar met dat half miljoen krediet zie ik het niet zo zitten. Met al die plannen staat u over drie maanden weer hier. Ik stel voor om er een miljoen van te maken.'
Geluk bestaat niet, althans volgens Hendrik van Dijk. 'Geluk is een lot kopen in de loterij en de hoofdprijs winnen. Al het andere moet je afdwingen. Ik zeg altijd: geluk hoeft niet, maar ge moet geen pech hebben.'
Nou, dan heeft de firma Gebroeders van Dijk met de Arabische olieboycot in 1973 geen pech gehad. Het nog jonge bedrijf kreeg door de bewustwording van de milieuproblematiek en noodzaak om zuinig met energie om te springen een vliegende start. De olie-aanvoer was al in februari 1974 weer op peil, maar de negen autoloze zondagen stonden in ieders geheugen gegrift. We wisten allemaal wat energiebesparing betekende en dat we onze huizen moesten isoleren. Om met Joop den Uyl te spreken: 'Gordijnen dicht.' Maar voor Gebroeders van Dijk gingen ze juist wagenwijd open…
Ondernemerschap
Hal 5 – de nieuwe productiehal van 5.400 vierkante meter – en het bijbehorende kantoor zijn in gebruik genomen en voorzien van machines en meubilair. Het krediet van de NMB is goed besteed. Allereerst zijn de facturen van Hoechst betaald. De rest van het geld zit in de gebouwen, machines en voorraden.
Gebroeders van Dijk heeft het jaar afgesloten met een omzet van bijna 3 miljoen gulden en verwacht voor 1974 meer dan 4 miljoen. Het bedrijf is goed in balans en kan gestaag doorgroeien.
Maar het kan altijd beter of sneller. Hendrik houdt de boog strak gespannen. Zo is hij bezig met de ontwikkeling van een productielijn voor het cacheren van tempex met dakleer. De dakisolatieplaat – later Dijkotop genaamd – is een van de noviteiten die hij op de markt wil brengen. Een ander product is Aludek, een tempex plaat waarop aluminiumfolie is verlijmd, bestemd voor de agrarische sector. Het zijn producten met een toegevoegde waarde, precies wat Hendrik voor ogen heeft.
Eigenlijk zou hij voor de productie van de dakisolatieplaten een nieuwe machine willen kopen, maar een investering van nog eens 400.000 gulden is niet verantwoord. Zelf bouwen dan maar, besluit hij.
Om het dakleer aan de tempex te hechten is bitumen nodig, die door gasbranders wordt verhit. Daarna moeten de platen onder een wals worden geleid. De talloze experimenten in het bedrijf hebben aangetoond dat er veel fout kan gaan. De productie is vol risico's door de brandgevaarlijke bitumen. Het zelf bouwen van een productielijn is een kostbare zaak, naar schatting zo'n 120.000 gulden. Veel te duur, vindt Anton van Zeeland.
Hendrik bijt zich vast in het probleem. Gaat ermee naar bed, slaapt als een os en wordt wakker met de oplossing. Zo werkt dat meestal bij hem. Het idee ontstaat om PU-lijm te gebruiken in plaats van bitumen. 'Met 70.000 gulden is het op te lossen,' zegt hij tegen Anton. 'Die heb ik ook niet,' zegt Anton resoluut. 'Wat heb je dan wel?' vraagt Hendrik vertwijfeld.
Volgens Anton is een investering van 30.000 gulden het maximaal haalbare.
Twee weken later is Hendrik eruit. De nieuwe lijn zou nog geen 30.000 gulden gaan kosten. Anton kan tevreden zijn en Hendrik is dat zeker. Hij is trots op de nieuwe verlijmingstechniek. Het is een oplossing waarmee het bedrijf zich tot op heden onderscheidt van zijn concurrenten. Zo worden de grootste uitvindingen uit nood geboren.
Samen met de zoon van Ben Oostendorp – die in vaste dienst is bij Gebroeders van Dijk en voor het gemak ook maar 't Smidje wordt genoemd – bouwt hij de complete lijn. Voor het uitlopen van de lijm worden koperen pijpjes gebruikt waarin kleine gaatjes worden geboord. Vervolgens wordt een rolbaan geconstrueerd. Dat laatste gebeurt op een een bloedhete zomermiddag.
Hendrik staat in zijn zwembroek te lassen. 't Smidje wijst hem op een vreemde bezoeker die de hal komt ingelopen. Ondanks het warme weer steekt de man in een driedelig kostuum. Kennelijk een vertegenwoordiger. 'Weet u misschien waar ik meneer Van Dijk kan vinden,' informeert hij. 'Van Dijk?', antwoordt Hendrik, 'die moet daar ergens op kantoor zitten. Ga maar naar binnen, dan komt ie vanzelf.' Als de twee zijn uitgelachen, loopt Hendrik achterom het kantoor binnen, trekt gauw een broek en hemd aan en stelt zich aan de vertegenwoordiger voor: 'Hendrik van Dijk, welkom.' De man is nog maar nauwelijks over zijn eerste schrik heen, als Hendrik met een klap beide benen op tafel gooit. Het gesprek kan beginnen…
Het is Hendrik ten voeten uit. Hij houdt wel van een grapje en staat bekend om zijn directheid. Sommige mensen vinden zijn optreden nogal bruusk of gewoon lomp, maar voor de meesten is hij juist ontwapenend omdat zijn spontane reacties recht uit het hart komen.
Hendrik acteert niet, hij is gewoon zichzelf: altijd alert, impulsief en behoorlijk dominant, maar tegelijk creatief,
menselijk en eerlijk. Een man uit ??n stuk, die recht door zee gaat en zijn zakeninstinct laat werken.
Dat heeft ook de financier ervaren, die zich medio 1972 aandiende, samen met zijn compagnon. Het tweetal – in het bedrijf steevast De Mounties genoemd, naar een bekend komisch TV-duo – deden zich gewichtig voor. Het waren de heren Kanters en Van Elst, afkomstig uit midden Brabant. Beiden waren niet gezegend met overvloedig veel talent, toonden ook niet veel werklust, maar beschikten wel over geld; van huis uit. Zo was Kanters de zoon en erfgenaam van een grootindustrieel, de voormalige eigenaar van een zeepfabriek. Om nog wat omhanden te hebben, wilden De Mounties de ideeën van Hendrik wel financieren en de verkoop van tempex groots aanpakken. Ze zorgden voor de betaling van de tweede autoclaaf en in het contract was opgenomen dat ze elke week 1.000 kuub tempex zouden afzetten. Zoniet, dan zou Hendrik als schadevergoeding voor elke kuub 10 gulden krijgen en het spul alsnog zelf aan de man mogen brengen. Het contract liep anderhalf jaar toen de curator van de familie Kanters ingreep. Hij had de opdracht om het vermogen van de familie te inventariseren en het restant veilig te stellen. Het bezit was inmiddels behoorlijk aangetast. De heren hadden in anderhalf jaar tijd maar een paar wagens tempex verhandeld, maar moesten Hendrik wekelijks tenminste 10.000 gulden betalen. Alles bij elkaar hadden ze zo'n 700.000 ? 800.000 gulden bij
Gebroeders van Dijk achtergelaten. Het totale avontuur had hen meer gekost, waarschijnlijk ruim een miljoen gulden. Jaren later werd Gebroeders van Dijk alsnog gerechtelijk gedwongen om 125.000 gulden te retourneren. Het contract zou te eenzijdig zijn opgesteld. Het bevatte voor Hendrik alleen maar rechten en voor De Mounties alleen maar plichten. Hendrik was verbaasd. De heren hadden toch met hun volle verstand getekend. Zaken zijn zaken. Niet dan?
Hoewel Hendrik wars is van etiquette en plichtplegingen, houdt hij zich wel strikt aan zijn afspraken. Zo kan het gebeuren dat hij ongeschoren en in een pullover, die tot over zijn knieën reikt, in Winterswijk arriveert voor een eerste bezoekje aan Sellink. Hij had de hele ochtend in de fabriek gewerkt en geen tijd gevonden om zich om te kleden en wat op te frissen.
Als hij zijn opwachting maakt bij deze grote bouwmaterialenhandel – een mogelijke klant – stapt verkoopleider Gerard Elsjan even naar achteren. Die had gerekend op een gesoigneerde zakenman. Toch maakt Hendrik in zijn oude plunje een onvergetelijke indruk. Er zou niet alleen een blijvende, zakelijke relatie ontstaan tussen die twee, maar ook een hechte vriendschap.
Samen hebben ze nog eens een actie op poten gezet met kleurentelevisies. Die kon Hendrik voor 400 gulden per stuk kopen uit een dumppartij in Duitsland. Bij elke 100 kuub tempex kregen de afnemers van Sellink voor een meerprijs van tien gulden per kuub een nieuwe Nordmende-tv. De kleurentelevisies werden aan huis afgeleverd en aangesloten door de firma Van der Aa uit Handel. De actie liep als een trein. Hendrik raakte snel door zijn voorraad van 80 stuks heen en moest, om aan alle verplichtingen te voldoen, nog eens 10 tv's extra aanschaffen tegen een winkelwaarde van zo'n 2.500 gulden per stuk.
Een jaar later deed Gerard Elsjan een ontdekking die het succes van de actie duidelijk illustreerde. In een failliete timmerfabriek werd maar liefst 1.200 kuub tempex aangetroffen. Alle medewerkers waren ontslagen en zaten thuis naar de perfecte kleuren van hun Nordmende te staren…
Zaken en vrienden
Behalve Toon was ook broer Jan weer teruggekeerd op het oude nest. Het trio was weer compleet. Jan zou zich gaan ontwikkelen tot directeur productie, terwijl Toon – Tjep Tjo voor intimi – logistiek en expeditie voor zijn rekening nam.
Hendrik probeerde altijd mensen uit zijn directe omgeving aan te trekken; mensen die hij kende. Dat praatte gemakkelijker, vond hij. Behalve familieleden, waren dat vrienden, buurtgenoten of kennissen, doorgaans uit Gemert of de omliggende dorpen.
En die werknemers zorgden weer voor nieuw personeel. Zo heeft Harrie Verbakel als bedrijfsleider heel wat medewerkers binnengehaald. Het was niet uitzonderlijk dat van ??n familie drie, vier of soms wel vijf mensen een baan hadden bij Gebroeders Van Dijk.
Vaak kregen nieuwe medewerkers een toepasselijke bijnaam. Dat hoorde bij de bedrijfscultuur. Om maar eens wat te noemen: 't Smidje (Ben Oostendorp), Bex (Mari Bexkens), de Kleine Peuter (de legendarische Tiny van Broek), Stoffel (Jos Janssen) en Thea Systeem (Thea Megens, de huidige directrice van Unipol).
Omdat er nog geen ondersteuning was op het gebied van verkoop ging Hendrik – tussen alle bedrijven door – zelf de klanten af. Zijn strategie was eenvoudig: een voet tussen de deur zetten en niet terugtrekken. De imponerende schoenmaat van Hendrik overtuigde uiteindelijk ook Fons Braks. Die was inkoper bij de bouwmaterialen-afdeling van CHV in Veghel en kocht zijn spullen in Belgie. Hendrik had al paar keer geprobeerd om hem van die dwaling af te brengen, maar tevergeefs. Tot hij te horen kreeg dat Fons twee weken op huwelijksreis ging. Hendrik wenste hem veel geluk en stond de daaropvolgende maandagochtend met zijn leeuwenkooi vol tempex op het CHV-terrein. De magazijnmeester haastte zich naar buiten: 'Wat is dat?' 'Tempex,' zei Hendrik. 'Wie heeft die besteld?' 'Braks', wist Hendrik te vertellen. 'Braks?', zei de ongelovige CHV-medewerker, 'daar weet ik niks van.' 'Da's gek,' vervolgde Hendrik, 'vraag 't hem maar even, want ik kom vandaag nog drie ladingen brengen.'
Fons Braks was natuurlijk niet te bereiken en toen hij terugkwam en het verhaal hoorde, brak in Veghel de hel los. Het duurde dagen voordat hij tot bedaren was gekomen. Toch kon hij de stunt wel waarderen en Gebroeders van Dijk mocht leveren.
Hendrik had zijn zin. Hij werd zelfs goede maatjes met Fons. Die zou een paar jaar later zijn eigen handel in bouwmaterialen beginnen en speelde in de regio Zuid-Oost Brabant een belangrijke rol bij de verkoop van EPS, Aludek en later bij de introductie en verkoop van Unidek hellend-dakelementen.
Ook de relatie met isolatiebedrijf De la Roy was bijzonder. Eigenaar Wiel de la Roy was degene die Synprodo onder druk had gezet om de leveringen aan Gebroeders van Dijk te staken, maar dat vormde voor Hendrik geen obstakel. De oliecris bracht de twee bij elkaar. In die periode van schaarste werden over en weer producten geleverd om aan de marktvraag te kunnen voldoen.
De la Roy werd een vaste relatie en Hendrik reed elke week naar Venray om de zaken te regelen. Meestal gebeurde dat op de donderdagavond. Onder het genot van een glaasje of een Chinese rijsttafel groeide langzaam maar zeker een vriendschap. Ook Mia kon het goed vinden met Wiel en zijn vrouw An. Op een gegeven moment gingen ze met z'n vieren op vakantie. Het eerste jaar naar Joegoeslavië, een jaar later naar de Canarische eilanden.
Ook in 1977 zouden ze samen op vakantie gaan, wederom naar het zonnige Tenerife. De reis was al geboekt, maar Hendrik en Mia moesten dit keer verstek laten gaan. Hendrik had vaak last van ontstoken amandelen en de dokter adviseerde een operatie. Hij kreeg een oproep en de ziekenhuisopname vond uitgerekend plaats tijdens de tiendaagse vakantietrip. Hendrik pleegde overleg met zijn arts. Die raadde hem dringend aan om de operatie voorrang te geven. Zo moest Hendrik aan Wiel berichten dat ze helaas niet meekonden. Geen probleem, vond Wiel. Hij vroeg zijn vader om mee te gaan. Die wilde wel, maar brak een paar dagen voor het vertrek zijn enkel en moest dus ook thuisblijven. Uiteindelijk verkocht het reisbureau de tickets last minute.
Een paar dagen later meldde de radionieuwsdienst ANP een afschuwelijk vliegtuigongeluk op Tenerife. Niemand had de crash overleefd. Wiel en An behoorden tot de slachtoffers. Ze lieten vijf kinderen achter, vier zonen en een dochter.
De gebeurtenis maakte een diepe indruk op Hendrik en Mia. Nooit hadden ze dichter bij de dood gestaan, maar hun gedachten gingen in de eerste plaats uit naar de kinderen van Wiel en An.
'Je maakt je altijd zorgen om de kinderen, maar staat eigenlijk nooit stil bij de gedachte dat ook de ouders iets ernstigs kan overkomen,' zei Hendrik tegen Mia. Zelf hadden ze inmiddels drie kinderen: Jakoline, Madeleine en Erik. Jakoline had de leeftijd van de jongste uit het gezin De la Roy. Het was allemaal heel dichtbij…
De kinderen van Wiel en An werden door hun opa en oma opgevoed, terwijl zwager Andy Latimer het isolatiebedrijf onder zijn hoede nam. Later kwamen twee zonen in de zaak van hun vader. Hendrik en Mia zorgden dat het contact met de familie De la Roy in stand bleef. Bij belangrijke gebeurtenissen als huwelijken of geboorten waren ze altijd present. De vriendschap was diep geworteld en is dat nog steeds.
Door het gebeuren krijgen de begrippen geluk en pech een andere, diepere betekenis. Hendrik: 'In het leven is geen pech hebben eigenlijk voldoende geluk. Ik ben altijd dankbaar geweest dat Mia en de kinderen nooit iets ernstigs is overkomen.'
Mia knikt begrijpend. Ze maakt zich juist weer zorgen over Hendrik; hij werkt zo hard.
Dat zakelijk succes niets te maken heeft met persoonlijk geluk, weten ze beiden maar al te goed. Door het tragische voorval zijn ze nog eens bevestigd in hun levenshouding om vooral zichzelf te blijven, onder alle omstandigheden.
'Ge moet het geld hebben, maar het geld moet jouw niet hebben,' zegt Hendrik ter verduidelijking. 'Wat iemand doet in zijn leven, welke kleur of positie hij of zij heeft, dat maakt allemaal niets uit. Als mens zijn we allemaal gelijk.'
Schouders eronder
In 1976 verrijst op het terrein aan de Scheiweg een nieuwe bedrijfshal van weer 5.400 vierkante meter en een kantoorruimte van 650 vierkante meter. Bouw-In trekt als eerste in de nieuwe hal. Het bedrijf – oorspronkelijk gevestigd in Veghel – is door Gebroeders van Dijk overgenomen en richtte zich op de productie van dakramen en dakdoorvoeren. Hendrik slaagt erin een revolutionaire stalkoker te ontwerpen, waar patent op aangevraagd wordt. Hij zoekt voortdurend naar productvernieuwingen, waardoor het leveringsprogramma kan worden uitgebreid en de marktpositie versterkt.
Er zijn inmiddels bijna 50 mensen in dienst. Een van de verklaringen voor de uitzonderlijk snelle groei van Gebroeders van Dijk is het ontbreken van rangen en standen. Tegenwoordig noemen ze dat een platte organisatiestructuur, maar in die tijd is het nog gewoon: met z'n allen de schouders eronder. 'Het werkklimaat is goed omdat er geen meneren rondlopen,' zoals Hendrik het uitdrukt.
Zelf doet hij geen enkele moeite om meneer Van Dijk te zijn; al helemaal niet ten opzichte van zijn eigen medewerkers. Hij manifesteert zich eerder als een zorgzame huisvader, die voor alle personeelsleden en hun naaste familieleden en vrienden aandacht heeft.
Mensen die in een goede verstandhouding samenwerken, zijn het belangrijkste bedrijfskapitaal, weet hij. Dat zegt niet alleen zijn verstand, maar vooral zijn hart. De familiesfeer in het bedrijf is bijna vanzelfsprekend, door de tijd ontstaan en nooit geforceerd. Des te groter is haar kracht. Korte lijnen, persoonlijk contact, snelle besluitvorming en sociale geborgenheid zijn kenmerkend voor de onderneming. 'Die sfeer zal ik koesteren, zolang als ik leef', verzekert Hendrik.
Ondertussen geeft hij het bedrijf extra vermogen. Hij functioneert als een vliegwiel. Telkens weer lanceert hij nieuwe plannen: personeelsuitbreidingen, nieuwbouw, productie- en productontwikkelingen, innovaties, verdergaande automatisering, noem maar op.
Zijn dadendrang past niet meer in het normale dag- en nachtritme en directie-uitbreiding is dringend gewenst. Met name voor de tijdrovende verkoopactiviteiten moet ondersteuning komen en dat mogen best meneren zijn. Zo wordt Nan Krook als directeur Verkoop aan het team toegevoegd. Hij krijgt als een van de weinigen in het bedrijf geen bijnaam en wordt inderdaad met meneer aangesproken. Met zijn staat van dienst – gevoegd bij zijn leeftijd – is dat ook wel begrijpelijk. De heer Krook is de voormalige directeur van Synprodo, een van de grootste concurrenten van Gebroeders van Dijk. Sterker nog, hij was het die beginjaren zeventig het besluit nam om Hendrik van de klantenlijst te schrappen, ten gunste van De la Roy.
Maar goed, we zijn nu een paar jaar verder en Nan Krook zit zelf tussen de wal en het schip. Synprodo is een fusie aangegaan met Brabant en hij kan z'n draai niet meer vinden. Hendrik is er als de kippen bij om hem naar Gemert te halen. Het zou Gebroeders van Dijk geen windeieren leggen. Nan Krook past zich goed aan, heeft een uitgebreid relatiebestand en realiseert een sterke omzetverhoging. Bovendien laat hij zijn bewondering blijken voor de goede organisatie en innovatiekracht van zijn nieuwe werkgever. Hij staat er versteld van dat Hendrik eigenhandig een autoclaaf bouwt van maar liefst 12 meter. Met het zweet in zijn handen kijkt hij toe bij de eerste test. Ondanks de gigantische stoomwolken, werkt alles perfect.
Korte tijd later wordt ook Henk van Kooyk senoir aan het verkoopteam toegevoegd. Nog meer commerci?le kracht is het gevolg, want ook Henk is een rasechte verkoper. Hij is als binnendienstman gericht op telefonische verkoop. Later zou ook zijn zoon Henk junior in dienst komen, in de functie van verkoopleider. Henk junior was afkomstig van de firma Hoechst; inderdaad, de firma die weigerde om Gebroeders van Dijk van grondstof te voorzien.
Wat heeft Hendrik toch met die gedoodverfde rivalen?
Heel simpel. In plaats van om te zien in wrok, vindt hij dat de beste mensen een plaats moeten krijgen in zijn bedrijf: 'Rancune is een negatieve energie. In plaats daarvan richt ik me liever op de toekomst.'
Gebroeders van Dijk zou binnen niet al te lange tijd de grootste tempex-producent van Nederland worden, met vertakkingen naar Belgi?, Duitsland en Frankrijk.
Om dat te kunnen bereiken was nog wel een belangrijke productinnovatie nodig. Die viel niet uit de lucht. Daar moest voor geknokt worden: het hellend-dakelelement, ofwel de sandwich-constructie; twee stevige deklagen verlijmd aan het isolerende EPS.
Het begint in 1977 met een bezoek van de heer Van Herwaarden van de Belgische firma Dunspan. Dat bedrijf maakt spaanplaat in een continu proces. Alle lengtes zijn mogelijk, maar wat Gebroeders van Dijk met die spaanplaat moet, kan hij niet duidelijk maken. Wel laat hij wat monsters achter. Hendrik krijgt nog dezelfde avond de geest en lijmt de spaanplaat met PU-lijm op de tempex: het sandwich-principe is geboren.
De volgende dag komt Van Herwaarden weer naar Gemert en krijgt een voorstel mee voor zijn directie. Hendrik ziet wel brood in de verlijming van de spaanplaten.
Er worden afspraken gemaakt, maar helaas komt de voorgenomen samenwerking niet uit de verf. Het bedrijf in Belgi? trekt zich terug, hoewel de productielijn a 180.000 gulden al is besteld. Hendrik heeft ervoor getekend en laat de machines komen. Hij besluit om de kar alleen te trekken.
Het hellend dakelement wordt een gigantisch succes. Het is de oplossing voor de bouwwereld, omdat het de bouwsnelheid verhoogt en bovendien zorgt een perfecte dakisolatie. Het kant-en-klare element wordt onder de naam Unidek op de markt gebracht. Een opvallend kenmerk is verder de groene kleur. In eerste instantie vindt het zijn weg in de particuliere woningbouwsector. Mensen als Fons Braks, Gerard Elsjan en andere bouwmaterialenhandelaren spannen zich in om het idee te promoten en worden er zelf natuurlijk ook wijzer van.
Een paar jaar later – als het element de nodige certificaten krijgt – wordt ook de rest van de professionele bouwwereld wakker. De bouw van hal 10 voor grootschalige en geautomatiseerde productie van de elementen is dan een feit en het bedrijf heeft een enorme voorsprong op de concurrentie opgebouwd.
De productnaam Unidek – een samenstelling van de woorden unie (samenvoegen) en dek (ofwel deklagen) – groeit binnen enkele jaren uit tot een begrip en krijgt zo'n bekende klank dat Hendrik besluit om de naam van het bedrijf te wijzigen. Gebroeders van Dijk heet voortaan Unidek. Ook het beeldmerk wordt aangepast. De nieuwe huiskleur is groen en de slogan luidt: isoleren en bouwen in één.
Droomhuis
Mensenkinderen, wat een consternatie. We schrijven 16 maart 1981. Aan de Doonheide in Gemert is een kapitaal landhuis door een uitslaande brand verwoest. Er wordt gesproken over een miljoenenschade. De regionale kranten doen uitgebreid verslag.
Het nieuwe wooncomplex van H. van Dijk – directeur van de gelijknamige tempexfabriek – zou binnenkort worden opgeleverd, zo wordt bericht.
De brand is op maandagochtend ontstaan. Vermoedelijke oorzaak is een nagloeiend stukje pijp, waardoor de rieten kap vlam vatte, terwijl de bouwvakkers zaten te schaften. Waarschijnlijk heeft een loodgieter zijn lasbrander als snijbrander gebruikt.
Het blussen nam veel tijd in beslag. Toen bleek dat de Gemertse brandweer de zaak niet alleen aankon, is hulp ingeroepen van de Beek en Donkse brandweer. Die kwam met twee wagens helpen. Later op de dag is er ook een hoogwerker van de Helmondse beroepsbrandweer ingezet. Het nablussen heeft nog de hele namiddag geduurd.
Bij de brand gingen het rieten dak en de kapconstructie verloren. De rest van het landhuis liep flinke waterschade op, terwijl ook neerstortende delen forse vernielingen aanrichtten. Sommige muren waren gescheurd of ontzet.
De politie verklaarde dat er nogal wat kostbare voorzieningen in de villa verloren waren gegaan: 'Van Dijk heeft in het huis bijvoorbeeld warmtebeheer- en isolatiesystemen aangelegd en een beweegbare dansvloer. 'Een beweegbare dansvloer? Wat krijgen we nou? Bij bakker en kruidenier smeulen de verhalen nog dagenlang na. Voor wie het in Gemert en omstreken nog niet wist: Hendrik bouwt aan de Doonheide een nieuw huis. Niet zomaar een huis, maar een riante villa in boerderijstijl, onder meer voorzien van een zwembad met sauna, warmte-terugwinnende systemen (zoals de krant het noemt) en een gigantische kelder waar wel 150 gasten kunnen worden ontvangen. Kortom, het zou een droomhuis worden, maar door de ongelukkige werkwijze van een loodgieter kreeg het de gedaante van een zwartgeblakerd skelet; een ware nachtmerrie.
Maar Hendrik is niet van zijn stuk gebracht. Hij weet met de situatie om te gaan; het is niet de eerste tegenvaller in zijn leven. Bovendien is het huis verzekerd.
Terwijl de brandweer nog bezig is met het nablussen en verwijderen van de smeulende resten, roept hij alle onderaannemers bij elkaar. Dezelfde avond wordt een plan de campagne opgesteld. Dinsdags praat hij met de verzekeringsmaatschappij en de daaropvolgende dag beginnen de opruimings- en herbouwwerkzaamheden. Zijn doortastende optreden stelt ook de hevig geschrokken Mia gerust. 'Hij raakt nooit in paniek. Dat is zijn sterke kant,' zou ze zeggen.
Hendrik wil het huis nog voor de bouwvakvakantie klaar hebben. Dat vergt extra inspanningen van velen, maar het is te doen.
In de zomer van 1981 wordt achter het dan bewoonde huis een tuinfeest gehouden voor het personeel van Unidek. Het zou een historisch feest worden, dat een jaarlijks vervolg krijgt en uitgroeit tot een bedrijfstraditie.
De plaats waar het nieuwe huis verrees, had een bijzondere betekenis voor Hendrik. Hij kocht het perceel in 1980 van het gezin Van der Heijden, dat er jarenlang een boerderij bewoonde. In dit kinderrijke gezin was zijn moeder Miet vanaf haar 18de jaar in dienst, nadat ze in korte tijd haar beide ouders had verloren. Ze hielp mee op de boerderij, in de huishouding en bij de verzorging van de kinderen. Toen ze op Gemert-kermis Harrie leerde kennen en op 27-jarige leeftijd met hem trouwde, gebeurde dat vanuit de boerderij van Van der Heijden.
Voor de bouw van het nieuwe huis moest Hendrik de oude boerderij – die vlak aan de weg stond – slopen. Toch was het voor Miet en Harrie een bijzondere gewaarwording om op 12 januari 1982 hun 40-jarig huwelijksfeest aan de Doonheide te vieren; de plek waar Miet had gewoond en gewerkt – eigenlijk haar tweede thuis – nu het domein van haar oudste zoon. Het kan verkeren…
Bij het ontwerpen van het nieuwe huis was het voor Hendrik duidelijk dat er een ruimte moest komen voor de ontvangst van grote groepen genodigden.
Dat idee ontstond al in 1978 in Finland. Hij is daar toen een paar keer geweest op uitnodiging van een producent van triplex. Die platen zouden kunnen dienen als afwerking van de hellend-dakelementen, maar dat bleek achteraf voor grootschalige productie economisch niet haalbaar.
Bij zijn eerste bezoek werd hij 's avonds door een enthousiaste vertegenwoordiger van het bedrijf rondgeleid in de hoofdstad Helsinki; een leuke ervaring. Maar de daaropvolgende keer was er niets geregeld en zat hij zich 's avonds in de bar van het hotel stierlijk te vervelen. En als het ergens ongezellig is, dan is het wel in een nagenoeg lege bar van een luxueus Fins hotel, terwijl je bovendien de taal niet machtig bent. Hij realiseerde zich hoe belangrijk het is om relaties goed te ontvangen en ze na de zakelijke besprekingen een leuke avond te bezorgen.
Dat moet in Gemert anders worden aangepakt, vond hij. Het idee groeide om zijn nieuwe huis een functie te geven als presentatie- en feestruimte voor de relaties van Unidek. In verband met privacy en geluidshinder zou een groot formaat kelder ideaal zijn voor die doelstelling.
En er was een tweede argument, dat misschien nog wel zwaarder woog. Als hij zijn gasten thuis zou kunnen ontvangen, zouden zijn vrouw en kinderen hem vaker zien en gewoon binnen kunnen lopen als ze hem nodig hadden.
Neen, die extra investering van 600.000 á 700.000 gulden – bovenop de 2,5 miljoen die het huis kostte – was zeker verantwoord, al sputterde de bank een beetje tegen. 'Uw investeringsplafond is nu wel bereikt', zeiden ze. Ook de toenmalige verkoopdirecteur van Unidek was nogal huiverig om klanten met deze particuliere luxe te confronteren: 'Wat moeten de mensen niet denken?'
Maar Hendrik liet zich niet van de wijs brengen. De kelder was een droom die hij wilde verwezenlijken. Het werd een fantastische ruimte, voorzien van bar, podium, dansvloer, geluidsinstallatie, video-apparatuur, effectverlichting, eigen sanitaire voorzieningen en alle faciliteiten voor opslag en bereiding van eten en drinken. Oh ja, en niet de dansvloer was beweegbaar, zoals de krant meldde, maar het podium.
Aanvankelijk waren alleen familie, vrienden, Unidek-medewerkers en leveranciers te gast, maar al spoedig kwamen ook de klanten proeven.
En geproefd is er…
Het groene beeldmerk
Met de informatieve dealerdagen en de ontvangst van grote groepen relaties in de kelder bouwt Hendrik veel goodwill op. Hij staat bekend als een openhartige en joviale gastheer, die wel van een grapje houdt en ondertussen zorgt dat zijn gasten niets te kort komen. En hij krijgt er altijd iets voor terug: warmte, menselijke warmte. Genoeg om tijdens de wintermaanden zijn hele huis op temperatuur te houden.
Dat lijkt een metafoor, maar het is de werkelijkheid, hoe ongeloofwaardig ook. De bezoekers van de kelder dragen letterlijk bij aan de verwarming van het huis. Over hoge gasrekeningen hoeft Hendrik zich geen zorgen te maken. Sterker nog, het huis is niet eens aangesloten op gas. De temperatuur wordt op peil gehouden door een uitgekiend systeem voor opslag en terugwinning van afvalwarmte. Dat kan de restwarmte zijn van elektrische apparaten als lampen, koelkasten, diepvriezers, kookplaten of televisies, maar ook de lichaamswarmte van mensen. Voorwaarde is een goede isolatie. Dan praten we over driedubbel glas en 15 tot 20 centimeter Unidek-tempex in vloeren, wanden en het dak.
Als de gasten in de kelder arriveren is het binnen zo'n 18 á 19 graden Celcius. Afhankelijk van de feestvreugde en de grootte van het gezelschap loopt de temperatuur in een paar uur tijd op tot zo'n 20 ? 21 graden. Hoe uitbundiger de stemming, hoe hoger de temperatuur. Bij elke afklapdans en polonaise vliegen de calorie?n in het rond. Tijdens en na het feest wordt de warme lucht afgezogen en via een lucht/water-warmtewisselaar opgeslagen in een speciaal reservoir – speicher zeggen de Duitsers. Dit reservoir bevindt zich onder het zwembad. De deksel van het reservoir is de bodem van het zwembad.
Eigenlijk is het een enorme betonnen bak, gevuld met 50 kuub water. De watertemperatuur in het reservoir schommelt rond de 35 graden. Een beetje feest in de kelder zorgt voor een temperatuurstijging van één graad. Dat lijkt weinig, maar 50 kuub water is een behoorlijke buffer. Via het plafond van het reservoir en warmtewisselaars wordt de opgeslagen warmte weer afgegeven aan het zwembad, de vloerverwarming en het luchtbehandelingssysteem.
Daarnaast heeft het huis een ventilatiesysteem dat is voorzien van een lucht/lucht-warmtewisselaar. De binnenkomende frisse lucht wordt opgewarmd door de lucht die het huis verlaat.
Hendrik had de systemen zelf bedacht en laten bouwen. Ze waren in die tijd volstrekt uniek en hij liet ze dan ook met gepaste trots zien. Iedereen mocht weten hoe het huis was ge?soleerd en welke warmtebeheersystemen waren aangebracht. Per slot van rekening was energiebesparing zijn beroep. 'Eigenlijk meer een passie,' benadrukt hij. 'Overigens waren de installatiekosten behoorlijk hoog. Die zullen, ondanks de bereikte energiebesparingen, nooit worden terugverdiend. Maar dat vind ik niet zo erg. Ik wilde gewoon weten of het werkte.'
Inmiddels zijn we 20 jaar verder en is de techniek algemeen gangbaar. Er zijn warmtewisselaars op de markt met een rendement van meer dan 90 procent. Hendrik is niet verbaasd: 'Ik geloof heilig in de toepassing van dit soort systemen, ook in de particuliere sector. Hetzelfde geldt voor wind- en zonne-energie; nu nog gesubsidieerd, maar op termijn commercieel haalbaar. Natuurlijk is optimale isolatie een vanzelfsprekende basisvoorwaarde om een maximaal rendement te bereiken. Unidek heeft altijd voorop gelopen bij de ontwikkeling van energiezuinige woning- en utiliteitsbouw en zal experimenten op dit gebied blijven ondersteunen.'
Vanaf het moment dat Hendrik begon met de productie en toepassing van EPS-producten voor de bouw, wilde hij alles weten over isolatie, energiebeheersing en afvalverwerking. Zijn aandacht richtte zich niet alleen op het effect van zijn eigen producten, maar was veel breder. Hij was een milieu-deskundige avant la lettre, want toendertijd betekende milieu nog gewoon afkomst; uit welk milieu je kwam. Regelgeving op het gebied van productiebeheersing en afvalverwerking was er nauwelijks.
Hendrik zocht zijn eigen oplossingen, liep altijd een paar jaar vooruit.
Zo ontstond in 1985 het idee om het productie-afval te gaan verbranden. Tot dan toe was het restmateriaal gewoon op de vuilnisbelt gestort. De afvalverbrandingsinstallatie zou tevens dienen als energiebron voor de opwekking van stoom voor de productie van piepschuim. Het mes sneed aan twee kanten.
Toen de installatie in werking werd gesteld, kwamen er zwarte rookwolken uit de schoorsteen en het duurde maanden voordat de oven goed was afgesteld en een optimale verbranding werd gerealiseerd. Buurtbewoners, gemeente, politieke partijen en inderhaast bijeen geroepen actiegroepen kwamen in het geweer. De angst voor mogelijk kankerverwekkende stoffen als dioxine en bromide werd gevoed door omwonenden die klaagden over diarree, braken en hoofdpijn. Een enkeling beweerde zelfs dat er door de stoffen mismaakte puppies ter wereld waren gekomen. Er werden kamervragen gesteld en de Milieugroep Gemert eiste niet minder dan de sluiting van het bedrijf.
Zo'n vaart liep het niet, maar Hendrik moest wel afrekenen met de negatieve publiciteit. Het groene beeldmerk van Unidek werd bedoezeld en dat deed hem pijn. Hij wilde met de verbranding van het afval een milieuprobleem oplossen, maar kreeg er een imagoprobleem voor in de plaats.
Toen de Gemertse Werkgroep Gemeentepolitiek in haar partijblad eigenhandig een dreigende zwarte rookpluim op een foto intekende, greep hij in en dwong via de rechter rectificatie af. Maar tegen de publieke opinie was geen kruid gewassen.
Wethouder Harrie Verkampen probeerde het tij te keren: "Uit een onderzoek van dr. ing. Lützke van de TUV, de Technische ?berwachungsVerein uit Essen, blijkt dat er minder dan 0,1 nanogram – het miljardste deel van 1 gram per kubieke meter gas – dioxide uit de schoorsteen komt. Op jaarbasis is de totale uitstoot éénhonderste gram. Dat is te verwaarlozen."
Ook Hendrik bleef uitleg geven: 'Verbranding van afval is een definitieve oplossing van ons afvalprobleem, veel beter dan dumpen. We hebben startproblemen gehad, maar die zijn opgelost. De precentages bromide en dioxine in de rook liggen binnen de nieuwe wettelijke normen; alle onderzoeken hebben dat uitgewezen. De verbranding van benzine in een automotor veroorzaakt meer luchtverontreining. Laat een braadworst iets te lang op de barbecue liggen en je krijgt meer dioxines binnen dan een heel jaar uit onze schoorsteen komt.'
De afvalverbrandingsinstallatie bleef acht jaar in gebruik. Hendrik kreeg er nooit enige waardering voor, terwijl hij een overtuigd voorstander bleef van afvalverbranding: 'Met het dumpen van afval op onze aardbodem verschuiven we het probleem in de tijd. Denk maar eens aan de verontreiniging van het grondwater. Verbranden lost het probleem definitief op, terwijl het milieu door de toepassing van rookgasreinigers minimaal wordt belast. Natuurlijk is recycling van rest- of afvalmaterialen in veel gevallen een beter alternatief. Daar hebben we als Unidek ook flink in ge?nvesteerd. Maar niet alle restmaterialen kunnen worden hergebruikt. Sommige mensen sluiten dan maar de ogen. Ik niet. Ik heb geleerd dat angst en onwetendheid slechte raadgevers zijn. In dit soort zaken moet het verstand werken, niet het gevoel. Misschien hebben we fouten gemaakt of waren we gewoon te vroeg met die oven, maar belangrijker is dat we met z'n allen zijn gaan nadenken over milieuvraagstukken.
We hebben de laatste vijftien jaar enorme stappen vooruit gezet om het milieu te ontzien en de wereld voor onze kinderen en kleinkinderen leefbaar te houden. En nog steeds lopen we voorop. Unidek verdient de kleur groen.'
Voor verder lezen, gelieve het boek te bestellen. Dit is tegen een gering bedrag te verkrijgen waarbij U tevens de Children's Ward, de kinderafdeling van het Sumve Hospita ondersteunt. Zie aanhef van deze biografie.