Meer Nederlanders geloven in leven na de dood dan in de evolutietheorie. Dat is een van de uitkomsten van de Grote Geloofs Enquête die door TNS NIPO werd uitgevoerd in opdracht van het blad Quest.
In het artikel ‘Niet te geloven’, dat aan deze enquête is gewijd, wordt daarbij veel aandacht besteed aan het al dan niet kunnen samengaan van wetenschap en godsdienst. Een passage beschrijft dat minister Plasterk bijvoorbeeld altijd keiharde kritiek heeft op Christelijke biologen. Evolutiebiologen die in God geloven blijken het niet gemakkelijk te hebben.
In plaats van in een ‘welles-nietes’ discussie over het bestaan van God te blijven zitten, is het advies aan voor- en tegenstanders eens het boek van Mathieu Weggeman ‘Waarom zouden we doodgaan?’ te lezen. Een knap geschreven boek van deze hoogleraar organisatiekunde dat een opening biedt voor een ‘derde weg’.
Waarom zouden we doodgaan? Dat was een vraag die Mathieu Weggeman, bekend van zijn boeken over kennismanagement, innovatie, organisatie-ontwikkeling en provocatief adviseren, niet echt los liet. Ja natuurlijk, er waren de standaard fysisch-chemische en biologische verklaringen maar dat was voor hem niet voldoende. Dus hij ging op onderzoek uit. Dat onderzoek bestond uit een enquête en literatuurstudie.
Het geheel heeft een boek opgeleverd dat een overzicht biedt van verschillende percepties op doodgaan én je een houding aanreikt hoe je jouw eigen doodgaan een plek kunt geven in je leven. Is het een saai, intellectueel boek? Verre van dat. Integendeel. Het boek zette mij ook op enkele punten aan tot nadenken en Mathieu zou Mathieu niet zijn als er niet enkele leuke kwinkslagen in verwerkt zouden zitten.
Het boek lijkt me ook een nuttige functie te kunnen vervullen bij de bevordering van wederzijds respect tussen verschillende geestelijke (en niet-geestelijke) stromingen in Nederland. Het legitimeert en schept als het ware ruimte voor iedereen zijn eigen keuze te kúnnen maken als het gaat over diens visie op leven en dood.
Positionering boek ‘Waarom zouden we doodgaan?’
Er zijn natuurlijk velen die zich met het onderwerp doodgaan hebben beziggehouden.
Tenminste twee criteria vallen op waarmee dit boek gepositioneerd kan worden in de hoeveelheid literatuur op dit terrein: keuze en wetenschapsperceptie.
Criterium 1: Niet het religieuze gevoel ‘an sich’ maar de keuze voor een religieus gedachtegoed.
In 1902 verscheen een boek van de eminente wetenschapper en psycholoog William James met als titel: ‘The varieties of Religious Experince’. James gebruikte zijn wetenschappelijke kennis om een groot aantal, en gevarieerde, religieuze ervaringen te onderzoeken, vergelijken en te classificeren. Daarbij benaderde hij dit onderwerp vanuit het gezichtspunt van de filosofie én dat van de experimentele psycholoog.
Vragen die hij stelde, hadden een open karakter:
• Wat betekent religie voor jou?
• Wat komt in je op bij de woorden: God, hemel, engelen etc.
• Heb je ooit enige ervaringen gehad die voorbeschikt leken?
• Wat werkt het meeste op je emoties?
• Wat is je idee van zonde?
• Wat is je temperament?
Ruim een eeuw later doet Mathieu het een beetje anders. Hij heeft een enquête uitgevoerd met gerichte keuzevragen, waardoor hij in tegenstelling tot James ook enige correlaties tussen verschillende antwoorden kan laten zien.
Enkele voorbeelden van zijn vragen:
• Ik zou best graag eeuwig willen blijven leven, als alles met mij en om me heen ongeveer blijft zoals het nu is.
• Iedereen blijft na zijn dood op de een of andere manier bestaan.
• Ik geloof dat ik na mijn dood in een betere wereld terecht kom.
• Ik geloof in reïncarnatie.
Op deze vragen kon worden gereageerd door een antwoord aan te kruisen variërend van ‘zeer mee oneens’ tot ‘zeer mee eens’.
Een vergelijk tussen ‘the varieties of religious experience’ van William James en ‘Waarom zouden we doodgaan?’ van Mathieu Weggeman leert dat de eerste meer aandacht besteedde aan het religieuze gevoel ‘an sich’. Mathieu daarentegen focust meer op het maken van een keuze voor een religieus gedachtegoed.
Criterium 2: geen positie vooraf innemen maar onbevooroordeeld onderzoek.
Mathieu positioneert zijn nieuwe boek ook duidelijk in wetenschappelijk opzicht door enige opmerkingen te maken over een van de meest prominente schrijvers op godsdienstig terrein in de tegenwoordige tijd, de bekende Britse hoogleraar Richard Dawkins, auteur van o.a. The God Delusion (God als misvatting). Hij zegt daarover:
”Dawkins heeft een eigen 7-punts schaaltje ontwikkeld waarmee de gelovigheid van mensen kan worden gemeten. Dat schaaltje loopt van 1 = (theïstisch (ik ben volkomen overtuigd van het bestaan van God), via de middenpositie 4 = agnostisch (ik weet het niet, het bestaan van God is even waarschijnlijk als onwaarschijnlijk) tot 7 = atheïstisch (ik ben volkomen overtuigd van het niet bestaan van God). Zichzelf de maat nemend belandt Dawkins op positie 6 van de schaal van Dawkins. Dat maakt het in de ogen van mij niet gemakkelijk om objectief onderzoek te doen naar het al dan niet bestaan van een Opperwezen. Als wetenschapper wordt Dawkins er niet geloofwaardiger door omdat hij verdacht mag worden zich bezig te houden met een ‘selffulfilling prophecy’. Het is te vergelijken met de rechter die er aan de vooravond van het proces al zo goed als zeker van is dat de verdachte schuldig is. Genoemd onderzoek is sowieso betrekkelijk onzinnig omdat de paradigma’s van de bètawetenschap en van het geloof zo verschillend zijn dat er van vruchtbare communicatie tussen beide weinig verwacht mag worden. Dat valt noch het geloof noch de bètawetenschap te verwijten. Met hijskranen kun je nu eenmaal geen violen bouwen.”
Mathieu haalt ook de Nederlandse geschiedkundige Johannes Huizinga aan die stelt:”De regels [….] van de wetenschap, zijn niet, als die van een spel, eens en voor altijd onwrikbaar. Zij worden voortdurend door de ervaring gelogenstraft en wijzigen dan zichzelf. […..] Wetenschap is ook polemisch.”
Het resultaat zie je terug in de verdere hoofdstukken. Mathieu veroordeelt niet maar zet de verschillende visies over doodgaan gewoon naast elkaar. Een hoofdconclusie die hij trekt is dat mensen een naïeve maar wel rationele keuze kunnen maken voor een perceptie m.b.t. doodgaan. Deze perceptie bepaalt ook de vormgeving van het leven op aarde.
Keuzevarianten m.b.t. doodgaan.
De varianten die uit het onderzoek van Mathieu naar voren komen zijn:
- Als ik dood ben, ben ik dood; ik leef alleen voort in de herinnering van anderen, in de resultaten van mijn werk, in mijn maatschappelijke bijdragen, en de moleculen waaruit ik opgetrokken ben, blijven bestaan en worden hergebruikt.
- Na mijn dood leef ik verder in een vorm waarin ik me niet bewust ben van mezelf;
a- in de immateriële variant wordt ik als unieke energie toegevoegd aan een allesomvattend kosmisch netwerk
b- In de materiële variant reïncarneer ik waarbij kwantitatief (hoe vaak) en kwalitatief (plant, dier, mens) in tal van subvarianten geloofd kan worden. - Na mijn dood leef ik eeuwig verder in een vorm waarin ik me bewust ben van mezelf en mijn geschiedenis. Hoe beter ik geleefd heb, hoe aangenamer de ruimte waarin ik mijn persoonlijk bewustzijn ervaar (hel, vagevuur, hemel). Er is een oneindig opperwezen die verantwoordelijk is voor de geboden infrastructuur en die vol van genade bepaalt waar ik het grootste deel van de vóór mij liggende eeuwigheid zal verblijven.
- Als keuze 3 met daaraan toegevoegd de mogelijkheid van een twee-richtingenverkeer tussen hemel en aarde.
- Geen keuze maken.
Uit de enquête die Mathieu heeft uitgezet blijken de extreme keuzen goed te scoren. Alles of niks. Op een paar procent na zegt bijna de helft: als ik dood ben, ben ik dood. Anderzijds kiest een op de vijf mensen ervoor te geloven in een hemel en het grootste deel kiest voor de ‘full-options’ variant.
Mathieu zelf zegt over bovenstaande keuzes:
”Mijn ontdekking bij het schrijven van dit boek is dus geweest dat wat er na mijn dood gebeurt, afhankelijk is van de keuze die ik daarvoor maak. Wat mij betreft kies ik er voor te geloven in een hemel met twee richtingen communicatie, en de praktisering van dat geloof vormt mijn werkelijkheid, zowel in het hier en nu als daar en dan. Als ik mezelf serieus neem, is het maken van een keuze uit een – gelukkig – limitatief aantal mogelijkheden noodzakelijk. Bedenk daarbij ook dat een van die mogelijkheden is: geen keuze hoeven maken. Het is noodzakelijk en ook voldoende want er hoeft niets bewezen te worden omdat dat principieel niet kan.”
Verandering van keuze.
Hebben mensen eenmaal een keuze gemaakt dan wil dat niet zeggen dat ze daar tot in lengte van dagen aan vasthouden. Het enthousiasme voor de verschillende keuzemogelijkheden kan variëren in de tijd. In grote lijnen zijn er drie aanleidingen te noemen voor het wisselen van een keuze:
– Aanleiding 1: Persoonlijke ontwikkeling.
Iemand wordt verstandiger, of dommer of heeft een ingrijpende ervaring gehad resp. vindt dat een eerdere keuze niet langer bij hem of haar past.
Box: Uit een van de interviews die Mathieu voor dit boek heeft gehouden.
Toen ik druk bezig was carrière te maken – by the way: die Aston Martin Vanquish daar is van mij – hield ik me helemaal niet bezig met of er wel een god bestaat. En of er hierna nog iets komt. Dacht ik nooit over. Nu wel, eigenlijk sinds ik met Simona ben. We willen misschien wel kinderen en dan hebben we het er over. Steeds vaker heb ik het gevoel dat er nog iets meer is, dat er een soort topmanager, of misschien wel een compleet managementteam is dat de hele infrastructuur van de wereld en omstreken bestuurt. Vind ik wel cool. Ja, je zou kunnen zeggen dat ik gelovig ben geworden, hoe gek het ook klinkt als je mij zo hier ziet staan.
– Aanleiding 2: Situatie afhankelijk.
Afhankelijk van de situatie die aan de orde is, wordt er een keuze gemaakt. Degenen die dat doen, voelen bijvoorbeeld een sterkere aandrang om ergens in te geloven als ze getuige zijn van bepaalde gebeurtenissen rond leven en dood: de geboorte van een nieuw mensje, de genezing of het overlijden van een ernstig zieke vriend etc.
– Aanleiding 3: Neiging tot zwabberen.
Betrokkene kiest nu eens hier en dan weer daar voor, zonder dat daar een lijn in te onderscheiden is. De reden kan onverschilligheid zijn.
Neonaïvisme.
In zijn boek besteedt Mathieu ook aandacht aan wat hij noemt: het neonaïvisme. Daarvan zegt hij:
“Dat ik het voor het kiezen heb wat er na mijn dood gebeurt, noem ik een neonaïef standpunt. Dat ik er daarbij voor kies te geloven in een hemel met open communicatie in alle richtingen is zo mogelijk nóg naïever. In dit laatste deel wil ik een voorliefde voor het maken van naïeve keuzen veralgemeniseren en inbedden in een soort levensstijl: het neonaïvisme. Het is een samenhangende manier van denken en doen, en dus een keuzeweg voor een eigen identiteitsontwikkeling. Ik doe dat mede om anderen, die ook graag naïeve keuzen maken, te ondersteunen in hun verweer tegen de aantijgingen die zij zich van ‘De Serieuzen’ moeten laten welgevallen. Ik doe dat ook omdat ik vind dat veel filosofen aan analytisch extremisme leiden dat hen in een bewijsdrang gevangen houdt. Als daar nog arrogantie, hoogdravendheid of een gebrek aan humor bij komt, eigenschappen die onder filosofen wijdverbreid zijn, dan belet hun dat nóg meer om zich waarderend en constructief te verhouden tot het spel, het inconsistente en het bewust ongedefinieerde.”
Neonaïeven vragen zich – met Sloterdijk – volgens Mathieu telkens af hoeveel schoonheid je prijs moet geven aan de analyse en de naïeven ervaren zich zoals door Schiller gezegd, als een vanzelfsprekend onderdeel van de natuur, die daardoor niet geïdealiseerd hoeven te worden. Ze genieten in het hier en nu vooral van wat niet is. De ruimte tussen de dingen die 'zijn'. Tegelijkertijd innoveren ze graag waarbij ze met hun spel tegen de grenzen van de gevestigde kaders duwen, er over heen gaan en ze verleggen.
Tegelijkertijd ziet hij ook een relatie met de identiteit van iemand. Hij geeft aan dat de zin van het leven het verder ontwikkelen van de eigen identiteit is. Die verdere ontwikkeling blijkt in zijn ogen een sterke relatie te hebben met wat iemand graag doet. Wie voortdurend doet wat hij graag doet is voortdurend bezig zijn grenzen te verkennen en te verleggen en ontdekt zodoende steeds weer nieuwe dingen over zichzelf waardoor zijn identiteit zich blijft ontwikkelen.
Tot slot.
Het boek lezende kwam uiteraard bij mezelf de vraag op:"Waarin geloof ik?"
Dat is een heel eenvoudig antwoord. Ik gebruik, voor mezelf, in dit kader eerder de woorden ‘beseffen’ en ‘vertrouwen’ dan geloven. Ik ‘besef’ de aanwezigheid van niet zichtbare wezens om me heen van diverse ‘rangen en standen’. Van demonische krachten en zwarte magie tot aan de Goddelijke Bron en Maria Magdalena. Er is duidelijk sprake van concreet tweerichtingen verkeer. Van de Goddelijke Bron en Maria Magdalena, die ik ‘vertrouw’, heb ik vele genezingen ontvangen. Kraakbeen terug, darmen genezen, auto-immuunziekte verdwenen en nog vele andere zaken.
Daarbij ontslaat dat vertrouwen me enerzijds niet van mijn eigen verantwoordelijkheid om mezelf te ont-wikkelen door te doen waarvoor ik op deze aarde ben en in dat kader ook te werken aan belemmerende karakterologische aspecten die me tegenhouden ‘te zijn’. Anderzijds blijkt er geen sprake van vertrouwen te kunnen zijn als er niet een vorm is van ‘kunnen overgeven aan de Bron’. Dat ‘in overgave leven naar’, en in verbinding leven met de Bron, is echter niet iets dat ik, gegeven mijn karakterologische structuur, nu weer even gemakkelijk doe.
Hmmmm….daarop reflecterend heeft me dat vertrouwen (of de ‘ervaring’ vanuit dat ‘vertrouwen’) wel al vele fysieke en geestelijke voordelen gebracht. Naïef? In het boek ‘the varieties of religious experience’ (pag. 93) van William James staat een interview met een vrouw die zegt:”The first underlying cause of all sickness, weakness, or depressions is the human sense of separateness from that Divine Energy which we call God.”
Verder denkend:"Is er bij deze vrouw of bij mij sprake van (auto)suggestie?" Mogelijk, zou kunnen zijn. Zo ‘ervaar’ ik het echter niet. Vanuit die ‘ervaring’ ben ik ook benieuwd naar wat er gaat komen als ik ooit eens het tijdelijke voor het anders-tijdelijke ga verwisselen.
En ehhhh….afsluitend in dit kader een vraag die me intrigeert: wat zouden nieuwe vormen van wetenschap kunnen of moeten worden op aarde? Of kan ik die pas ontdekken in het anders-tijdelijke?
Bronnen:
– Waarom zouden we doodgaan? Over de zin van het bestaan en wat daarna komt. Auteur: Weggeman, M. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam, 2008.
– The varieties of religious experience: a study in Human Nature. (Being the Gifford Lectures on natural religion delivered at Edinburgh in 1901-1902) Auteur: James, W. Uitgeverij: The new American Library of world literature, New York, 1958.
– Niet te geloven. Auteurs: Overvelde, B & veld, A. Artikel in Quest, decembernummer 2008, p. 22. Uitgeverij: G+J uitgevers C.V. Diemen.
Meer weten?
Waarom zouden we doodgaan?
Mathieu Weggeman
Bol.com
Inhoudsopgave
1 Prelude: Waarom blijven we niet gewoon bestaan?
2 Levensfasen: van opbouw tot afbraak
3 De zin van het leven en het in stand houden van de soort
4 Wat te doen na de dood?
Keuze 1: Als ik dood ben, ben ik doos
Keuze 2: Na mijn dood leef ik verder in een vorm waarbij ik me niet bewust ben van mezelf
Keuze 3: Na mijn dood leef ik in een zelfbewuste vorm verder
Keuze 4: Na mijn dood leef ik verder en kan ik communiceren met mensen op aarde
5 Finale
6 Toegift
Of
http://www.managementboek.nl/boek/9789044613711/waarom_zouden_we_doodgaan_
mathieu_weggeman?affiliate=1910
Managementboek.nl