Paul Frissen over politieke overheidsplannen.

Artikel 'we moeten de burgers niet meer doodknuffelen' uit BinnenbeRijk, nr.8, november 2006, Vakblad voor HRM en organisatie-ontwikkeling binnen het Rijk. Met toestemming gepubliceerd.

Paul Frissen: bezuinigingen op overheid tegenstrijdig met ambities politiek.

De verkiezingsprogramma's zijn gepresenteerd. Van links tot rechts bevatten de plannen forse taakstellingen voor het overheidsapparaat. BinnenbeRijk legde de plannen voor aan Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur en decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) in Den Haag. Hoe kijkt hij tegen de plannen aan? Wat zijn de consequenties?

Beleid maken is fout en de uitvoering wordt heilig verklaard.
Alle grotere politieke partijen gaan in hun verkiezingsprogramma's uitgebreid in op het openbaar bestuur en de overheid. Ze zijn opmerkelijk eensgezind in vergaande taakstellingen, gecombineerd met een kleinere rol voor de overheid.

Frissen:
?Vroeger was er een specifieke kleur. Links wilde altijd een grotere overheid die garant zou staan voor rechtvaardigheid, rechts wilde juist een kleinere overheid omdat het minder geloofde in de maakbaarheid van de samenleving. Nu is er over de hele linie overeenstemming dat de overheid fors kleiner moet. Ook is er consensus tussen de partijen over een andere manier van werken: beleid maken is fout en uitvoering is goed.'

De verschuiving van beleid naar uitvoering doet Frissen de wenkbrauwen fronsen. In zijn vakgebied bestuurskunde is al langer bekend dat beleid prachtige voornemens kan bevatten, die in de uitvoering echter op grote problemen kunnen stuiten.

Frissen:
?Beleid is flauwekul. Dat is de vertaling die de relatie tussen beleid en uitvoering in deze partijprogramma's heeft gekregen. Met andere woorden: we willen geen beleidsnota's meer, maar als de uitvoerders het voor het zeggen hebben, gaat het goed. Dat is een heiligverklaring van de uitvoering.'

Dichter op de huid
De aandacht voor uitvoering in plaats van beleid heeft volgens Frissen te maken met het accent op lokaal bestuur. Daar doen zich de maatschappelijke vraagstukken immers concreet voor. Maar de roep om uitvoering is volgens Frissen vooral uitdrukking van een maatschappelijk klimaat dat hij ?de nieuwe strengheid' noemt.
De overheid zit burgers dichter op de huid. Deze tendens vindt hij terug in de politiek en daarmee wordt de dubbelzinnigheid van enerzijds een kleinere overheid en anderzijds meer overheidsbemoeienis evident.

Frissen:
?Neem de plannen van Van Eijck. De aanpak van jongeren, het vroegtijdig signaleren van problemen bij de jeugd: dat gaat erg ver. Op het consultatiebureau wordt een kind niet alleen onderzocht op gewicht en groei, maar ook op signalen die duiden op een slechte opvoeding of risico's van mogelijk crimineel gedrag in de toekomst. We zetten rondom het leven van jongeren een heel apparaat neer, zodat we tijdig kunnen ingrijpen. Met de beste bedoelingen, maar daarmee geven we de overheid een buitengewoon grote en gevaarlijke plek in ons leven!'

Vrij laten 
Voor een goed begrip: Frissen wijt de toenemende overheidsbemoeienis niet aan het ambtenarenapparaat. Alsof de regelzucht daar verzonnen zou zijn. Hij kijkt meer naar de politiek en naar de vele overlegcircuits van polderend Nederland die moeite hebben om de burger vrij te laten.

Frissen:
?Toen het tv-programma De Gouden Kooi bij Talpa controversieel begon met kinderen die hun moeder moesten missen, hebben kamerleden de minister vragen gesteld over het programma.
Het is toch buitengewoon opmerkelijk dat kamerleden zich bemoeien met cultuuruitingen, ook al staan ze ons niet aan. Ze roepen dat het beter wordt als we minder ambtenaren hebben, terwijl ze zich overal mee willen bemoeien en een enorm programma van ambities hebben. Je ergens mee bemoeien is zo gemakkelijk. Maar voor regelmakers, beleidsmensen en politici is het een opgave om zich ergens n?et mee te bemoeien.'

Op is op
Ook de burger heeft een dubbelzinnige relatie met de overheid. Hij wil zelf vrij gelaten worden en met zo min mogelijk regels geconfronteerd worden, maar verwacht wel dat de overheid onmiddellijk klaar staat als de nood aan de man is. Op die manier houden beide partijen elkaar gevangen in een klassieke paternalistische relatie.

Frissen:
?In diverse partijprogramma's draait het bij een kleinere overheid om de verantwoordelijkheid van de burger. Nemen we de verantwoordelijk en vrijheid van burgers ?cht serieus, dan is de consequentie daarvan dat een burger ook stomme dingen kan doen. We moeten ophouden met het geknuffel van burgers en ophouden iedereen zwak of ziek te verklaren. Dat zijn redeneerpatronen om een enorm overheidsapparaat te rechtvaardigen. Ik geloof veel meer in de mogelijkheden van mensen om zelf dingen te regelen. Interessant in dat opzicht vind ik een ontwikkeling bij de herziening van het nieuwe zorgstelsel. De collectiviteit is verdwenen, maar er zijn allerlei subcollectiviteiten ontstaan.

Diabetesverenigingen gaan aparte ziektekostenverzekeringen afsluiten. Dat zijn nieuwe verbanden die iets zeggen over het zelforganiserend vermogen van mensen. Daar zit veel toekomst in. Ik denk dat we in de zorg en het onderwijs deze eigen verantwoordelijkheid van burgers mogelijk kunnen maken. Consequentie voor de burger is dan natuurlijk ook dat als bijvoorbeeld een PGB op is, het ook echt op is. Maar dat vinden we onverdraaglijk en dan krijg je de systemen om dit op te vangen. Het kost ons moeite om de verzorgingsstaat te veranderen op een manier die niet lijkt op de verzorgingsstaat.'

Omgekeerde loyaliteit
Frissen mist vernieuwende visies in de overheidsplannen van de grote partijen. Hij betwijfelt of de bezuinigingsplannen veel effect zullen hebben.

Frissen:
?Ik ben benieuwd waar ze het geld vandaan willen halen, want de apparaatskosten zijn ten opzicht van de totale uitgaven van een departement verwaarloosbaar klein.
Natuurlijk kan het effici?nter en moet er veel veranderd worden. Wat ik zorgwekkender vind in de partijprogramma's is het beeld dat de politiek heeft van het ambtenarenapparaat.

Als ik ambtenaar zou zijn, heb ik kennelijk een politieke werkgever die mij voortdurend
wantrouwt, die vindt dat ik degene ben die de problemen veroorzaakt, dat ik die bureaucratie maak, etc.
Zoals de politiek uit moet kunnen gaan van de loyaliteit en de dienstbaarheid van een hoogst professioneel apparaat dat haar ten dienste staat, zo hoort daar ook die omgekeerde loyaliteit bij. Als de politiek een kleinere overheid wil – wat ik een respectabel standpunt vind – zal de politiek de eigen ambities moeten bijstellen.

Dan mag de suggestie niet worden gewekt dat het aan de instrumenten ligt. We hebben nu eenmaal een politieke cultuur waarin compromis, consensus en inspraak belangrijk zijn. Het is best effici?nt en handig om infrastructuur aan te leggen zonder al te veel rechtsbeschermingprocedures. Maar we leven in een democratie en dan is dit de prijs die je daarvoor betaalt. Een prijs die ik graag wil betalen!' ■

Plannen grootste politieke partijen

CDA:
? kleinere overheid als betere balans met samenleving;
? 2 miljard bezuinigen;
? 25 procent vacatures herbezetten, overige niet;
? decentralisatie;
? minder toezicht gemeenten;
? effici?ntie: vergunningen vervangen door algemene regels.

PvdA
? 3,6 miljard bezuinigen;
? afslanken provincie;
? opheffen Waterschappen;
? omslag van beleid naar uitvoering;
? minder hi?rarchische niveaus;
? minder extern advies en interim management;
? in 2010 20 procent telewerken.

VVD
? 25 procent minder bestuurders;
? 25 procent minder beleids en inspectieambtenaren;
? beperking taken provincie ten gunste van gemeenten;
? Randstadautoriteit i.p.v. 4 provincies;
? verminderen regeldruk;
? 25 procent reductie interne controles.