Een al langdurig gevoerde discussie tussen links en rechts spitst zich toe op de vraag in hoeverre mensen de oorzaak van hun goede, middelmatige of slechte maatschappelijke positie bij zichzelf moeten zoeken. De werking van kansen en toevalligheden wordt daarbij meestal genegeerd, terwijl dit voor bijna iedereen juist van doorslaggevende betekenis is. Als de politiek dit niet goed op het netvlies heeft, zal in het beleid onvoldoende rekening worden gehouden met dit verschijnsel. Dat resulteert in minder effectief beleid dan wenselijk is.
Als je luistert naar verhalen van ondernemers over hun successen en mislukkingen valt het op dat die verhalen heel erg op elkaar lijken. Succes blijkt in veel gevallen te kunnen worden toegeschreven aan een zetje in de goede richting op een geschikt moment en mislukking aan het uitblijven van zo’n zetje. Hoewel het heel menselijk is om succes aan jezelf toe te schrijven en mislukking aan de omstandigheden, geven succesvolle ondernemers over het algemeen ruiterlijk toe dat ze het geluk aan hun zijde hadden en dat het dubbeltje net zo goed de andere kant op had kunnen vallen.
Werkzoekenden hebben bij elke sollicitatie bij voorbaat een kleine kans om aangenomen te worden. Een serie van 100 afwijzingen is statistisch gezien heel normaal. Na verloop van tijd gaan mensen de oorzaak van al die afwijzingen bij zichzelf zoeken. Als gevolg daarvan solliciteren ze op gegeven moment nauwelijks meer en vermijden ze op verjaardagen gesprekken over werk. Zo nemen hun kansen steeds verder af, terwijl werkgevers ook nog eens weinig op hebben met langdurig werklozen. Degenen die wel werk vinden hebben vooral gunstig geloot, maar het zet ze maatschappelijk gezien wel in de lift.
Leerlingen die in aanraking komen met een enthousiaste leraar kunnen daar behoorlijk door worden geїnspireerd en als gevolg daarvan een vak kiezen dat hen goed ligt. Leerlingen die zo’n leraar niet treffen hebben een grotere kans dat ze een vak kiezen dat ze minder goed ligt. Overstappen naar een ander vak is niet makkelijk, dus het aantal afhakers onder hen is groot.
De meeste talentvolle kunstenaars worden niet ontdekt. Ze missen de juiste kruiwagen om erkend te worden als belangrijke kunstenaar. Soms gebeurt het na hun dood alsnog, zoals bij Vincent van Gogh, maar dat is nog zeldzamer dan een ontdekking tijdens het leven.
Criminelen lopen in de meeste gevallen niet tegen de lamp, hetgeen uiteraard bevorderlijk is voor de criminaliteit. Criminelen die wel worden gepakt hebben vanuit hun perspectief gezien gewoon pech gehad. Slachtoffers van criminaliteit hebben trouwens in alle gevallen pech gehad.
Partnerkeuze berust voor een groot deel op toeval. Je weet van tevoren niet of het goed uitpakt, zoals het grote aantal verbroken relaties laat zien. Je kunt natuurlijk zeggen dat scheiden een normaal verschijnsel is, maar het valt moeilijk te ontkennen dat scheidingen allerlei negatieve gevolgen hebben, zeker als er kinderen in het spel zijn. De betreffende kinderen hebben er de meeste last van, ook in hun latere leven.
Ziektes en ongevallen hebben wel iets te maken met menselijk gedrag, maar kun je toch het beste vergelijken met een Russische roulette. Het kan iedereen overkomen, je weet niet wanneer of waar, de een heeft daar meer kans op dan de ander, hoe ouder je wordt hoe meer kans dat het fout gaat en het enige dat zeker is dat iedereen op gegeven moment overlijdt.
Succes is dus niet zomaar een keuze en pech natuurlijk nog minder omdat niemand daarvoor wil kiezen. Het is dan ook van belang hiermee rekening te houden in het overheidsbeleid. Op diverse gebieden zien we dat ook wel gebeuren, zoals in de zorg en in het onderwijs. Maar op andere gebieden lijkt dat onvoldoende aanwezig. Het arbeidsmarktbeleid is nogal in de ban geraakt van de opvatting dat mensen met een uitkering een soort profiteurs zijn en dat ze met allerlei (negatieve) prikkels moeten worden gestimuleerd om weer voor zichzelf te gaan zorgen.
Aan de andere kant worden de meest succesvolle mensen juist in de watten gelegd met diverse extra beloningen waarvoor ze relatief weinig belasting hoeven te betalen en worden grote bedrijven qua belastingdruk behoorlijk ontzien. Anders gezegd, degenen met pech krijgen als het ware een trap na en degenen met geluk nog een extraatje toegestopt.
Mensen met pech krijgen weinig nieuwe kansen, want ze verkeren buiten de netwerken waarbinnen kansen worden gevonden. Daar kan de overheid best wat aan doen. Een goede manier zou zijn om een basisinkomen in te voeren, omdat dit juist ook voor kansarmen nieuwe openingen maakt naar de arbeidsmarkt (lage loonkosten voor werkgevers en opdrachtgevers, lage drempel naar zelfstandige arbeid, geen belemmeringen voor vrijwilligerswerk, het stempel ‘werkloos’ is niet meer nodig).
Maar ook minder vergaande maatregelen kunnen helpen. Je zou bijvoorbeeld mensen nieuwe kansen kunnen bieden via door de overheid vergoede stageplaatsen: voor het opdoen van werkervaring, om kennis te maken met een bedrijfstak, om de kwaliteiten van werkzoekenden te laten zien aan werkgevers, om een vakopleiding te kunnen afronden. Immers, werkgevers vinden stages wel zinvol maar ze zien op tegen de extra kosten voor hun bedrijf.
Meer overheidsbudget voor wat we voorheen noemden ‘tweedekansonderwijs’ zou ook een gunstig effect hebben, want levenslang leren is momenteel meer een slogan dan dat er serieus werk van wordt gemaakt, terwijl in een economisch moeilijke periode veel bedrijven juist bezuinigen op opleidingskosten (waarvan werklozen trouwens niet kunnen profiteren). Verder zou de overheid met name voor mensen met een uitkering het traject naar zelfstandige arbeid kunnen versimpelen, want de huidige procedures werken eerder belemmerend dan stimulerend.
Bij mislukte ondernemers vinden we het tamelijk normaal om een herkansing te bieden, laten we dat uitbreiden naar iedereen die graag een nieuwe kans zou willen krijgen. De extra kosten voor de overheid worden terugverdiend via de hogere economische groei die hieruit voortkomt.
Peter van Hoesel
April, 2015