Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie.

Er is veel discussie over de staat van de lokale democratie. De opkomst bij de verkiezingen is laag, burgers lijken nauwelijks geïnteresseerd in wat er in de gemeentepolitiek gebeurd, de rijksoverheid blijft strak controleren ondanks lokale autonomie, enz. Wat is er waar van alle kritiek en is er wat aan te doen? Julien van Ostaaijen, universitair docent Bestuurskunde aan Tilburg University en wetenschappelijk adviseur bij ProDemos, zet alles op een rijtje en komt met adviezen.

Meer weten?
Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie: Het functioneren van de lokale democratie in Nederland
Auteur: Julien van Ostaaijen
Uitgeverij: Boom Bestuurskunde, Den Haag, 2018, 182 pagina’s
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/9789462368279/tussen-eerste-overheid-en-tweederangsdemocratie-julien-van-ostaaijen?affiliate=1910 

Van Ostaaijen analyseert de situatie vanuit meerdere invalshoeken. Zo vergelijkt hij de Nederlandse situatie met die in het buitenland en overziet hij de rol van de landelijke overheid. Ook kijkt hij naar de mening en rol van de lokale samenleving, het functioneren van de politieke democratie, de invulling van burgerparticipatie en de prestaties van de lokale overheid. 

Opvallend is dat veel inwoners positief zijn over de lokale democratie, maar er tegelijk weinig belangstelling voor hebben. Dat leidt niet tot een vitale democratische cultuur. Tegelijk wordt er veel gemopperd en zijn lokale bestuurders niet populair. De gemeentelijke democratie wordt gedragen door een kleine groep actievelingen. Het is een wereld met eigen rituelen die burgers weinig aantrekkelijk vinden. Ook is er weinig echte bereidheid om invloed uit handen te geven. Op het punt van burgerparticipatie is dan ook nog een wereld te winnen. De prestaties van gemeenten kunnen als voldoende tot goed worden beoordeeld. Dat geldt vooral als het gaat om de dienstverlening. Oog voor de noden in de samenleving en samenwerking met publieke en maatschappelijke partners, evenals het ontwikkelen van een meer strategische toekomstvisie is voor verbeteringen vatbaar. De politieke democratie kan haar eigen tegenkrachten versterken waardoor zij wordt uitgedaagd om te verbeteren. Ook de lokale media hebben versterking nodig om daarin een rol te vervullen. Landelijke politici hebben weinig samenhangende visies op het lokale bestuur en beperken de lokale autonomie door veel controles op de uitvoering in te stellen. 

Vanuit zijn analyse komt Van Ostaaijen tot de conclusie dat de lokale democratie zeker geen tweederangsdemocratie is. Opvallend is dat Van Ostaaijen niet kiest voor structuurwijzigingen, maar vooral de lokale politici aanspreekt om hun eigen handelen aan te passen. Op landelijk niveau gaat het dan om het uitdragen van de zelfstandigheid van het lokale niveau en het belang van de afwegingen die daar gemaakt worden. Lokaal gaat het om investeren in kennis en houding van de lokale samenleving over de lokale democratie. Politiek leiderschap, voorbeeldgedrag en stimuleren van burgers om mee te doen zijn belangrijke voorwaarden. Ook het geven van werkelijke invloed aan burgers kan een bijdrage lev eren aan het verbeteren van de lokale democratie. Een meer uitnodigende houding waarbij actief gezocht en verleid wordt om mee te doen.

‘Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie’ maakt veel duidelijk over de uitdagingen en kansen van de lokale democratie. Er moet heel wat gebeuren om tot verbeteringen te komen. Tegelijk ziet Van Ostaaijen ook talrijke mogelijkheden om dat te doen. Hij maakt de belofte waar dat de lezer nadat hij of zij het boek gelezen heeft weet hoe de lokale democratie verbeterd kan worden. En dat is een hele prestatie. Bovendien is de leesbaarheid prima en wordt het boek geïllustreerd met herkenbare voorbeelden. Een aanrader voor leek en professional!

Bert van Ravenhorst,

Mei 2018