Wat is het verband tussen waardecreatie en inkomen?

Er zijn allerlei voorbeelden te geven van een positief verband tussen waardecreatie en inkomen, maar evenzovele voorbeelden van een negatief verband. Een speculant op de effectenbeurs voegt geen waarde toe, terwijl hij er toch aardig voor wordt betaald. Een mantelzorger voegt juist wel veel waarde toe, maar krijgt er niets voor betaald of moet er zelfs voor inleveren (mantelzorgboete). Hoe komt dat toch? Waarom vinden we dit normaal? Omdat we het verkrijgen van inkomen als een soort loterij beschouwen?

Waarde ontstaat in een vrije markt, dus je zou kunnen zeggen dat wat er ook voor een product of dienst wordt betaald per definitie de juiste waarde aangeeft. Dan moet je vervolgens constateren dat mantelzorg of allerlei vrijwilligerswerk volgens deze definitie waardeloos is en dat die beurshandelaar juist wel waarde toevoegt. Maar is de markt wel zo vrij? Volgens mij berust de ‘vrije markt’ grotendeels op een illusie. 

Bovenstaand voorbeeld is nogal extreem, maar ook wanneer we naar minder extreme verbanden kijken, zijn er allerlei moeilijk te begrijpen verschillen. Dat een profvoetballer meer verdient dan een leraar kan je wel uitleggen, maar dat profvoetballers 10 keer zoveel (soms nog veel meer) verdienen, vind ik lastiger te begrijpen. Een leraar zorgt voor kennis en vorming bij vele honderden kinderen, een voetballer amuseert misschien wel miljoenen mensen, zou dat het verschil verklaren? Dat een bekende voetballer wordt gebruikt om reclame te maken, is natuurlijk ook een verklaring. Dat sponsors en reclamemakers er zoveel voor over hebben vind ik overigens nog het moeilijkst te begrijpen. Hoe dan ook, de consument is uiteindelijk degene die hiervoor opdraait, want sponsor- en reclamegelden zitten onzichtbaar verstopt in de prijzen van bijna alle producten en diensten.

Hoe komt het dat er via internetservices zoveel geld kan worden afgeroomd van degenen die het eigenlijke werk verrichten? Horecaondernemers betalen relatief veel voor de diensten van ‘Booking.com’ en ‘Iens’. Taxichauffeurs dragen 25% af aan ‘Uber’. De diensten van Google en Facebook lijken wel gratis, maar bedrijven die voor de producten zorgen waar het eigenlijk om gaat betalen hier flink voor via reclamegelden. De verklaring hiervoor zit natuurlijk in de ‘winner takes all’ positie die sommige internetdiensten hebben verworven. Maar waarom leggen degenen die hiervoor moeten betalen zich daar zo gemakkelijk bij neer? Er is helemaal geen sprake meer van een vrije markt als er door zulke spelers zoveel macht wordt uitgeoefend.

Misschien een lastiger voorbeeld: een bankier verdient veel meer dan een verpleegkundige. De waarde die een verpleegkundige levert is niet moeilijk aan te wijzen, maar wat is eigenlijk de waarde die een bankier levert? Veilig betalen en sparen is zeker wat waard, maar is dat zoveel meer waard dan verpleegkundige zorg? Dit nog los van de vraag of bankiers soms niet vervallen in een vorm van negatieve waardecreatie. En worden verpleegkundigen eigenlijk niet onderbetaald, vergeleken met veel andere beroepen?

Een ander moeilijk voorbeeld vind ik het verschil in beloning tussen ingenieurs bij ingenieursbureaus en advocaten bij advocatenkantoren. De tarieven van advocaten zijn in de regel tweemaal zo hoog als die van ingenieurs. Het is lastig te begrijpen waarom een juridisch advies tweemaal zoveel waard is als een technisch advies. In beide gevallen gaat het om complexe vraagstukken waarvoor je moet hebben doorgeleerd en je moet er behoorlijk intelligent voor zijn. Dat zij meer verdienen dan mensen in de meeste andere beroepen is wel verklaarbaar, maar ik vind het een raadsel waarom advocaten de ingenieurs qua beloning ver achter zich laten. Er is bijvoorbeeld geen overschot aan ingenieurs, integendeel zelfs.

Misschien wel het moeilijkste voorbeeld vind ik het verschil in beloning tussen handenarbeid en hoofdarbeid. Op de een of andere manier is er ooit de opvatting ontstaan dat hoofdarbeid meer waard is. Ouders sturen hun kinderen liever naar de havo dan naar het vmbo. Dat is al heel lang zo. Wie goed kon leren hoefde niet naar de ambachtsschool of de mulo, maar ging naar de hbs of het gymnasium. Dat gaf immers uitzicht op beter betaald werk. Toch zijn ambachten onmisbaar voor onze samenleving, terwijl heel wat administratieve banen zijn die je kunt aanduiden met de term ‘bullshit jobs’. 

Blijkbaar wordt de hoogte van het inkomen beïnvloed door allerlei andere factoren dan de geproduceerde waarde, waar het eigenlijk om zou moeten gaan. Maar welke factoren zijn dat dan precies?

Is het ‘historisch zo gegroeid’, wat je veel hoort zeggen? Topsporters en topmanagers kunnen nu 10 keer zoveel verdienen als in de jaren 80, wat is dan de historische verklaring hiervoor?

Gaat het om introverte tegenover extraverte personen? Zijn ingenieurs niet assertief genoeg of vinden ze inkomen minder belangrijk dan de inhoud van hun vak? Leerkrachten in het basisonderwijs vragen om meer loon en ze tonen zich daarbij bepaald niet introvert, maar ze krijgen niet zoveel voor elkaar. De dreigende grote schaarste aan leerkrachten helpt blijkbaar ook niet veel.

Ambachtslieden worden tegenwoordig wel wat meer gewaardeerd dan een tijd geleden, maar het is nauwelijks gepaard gegaan met inkomensverbetering. 

Wat denkelijk altijd meespeelt is welke kansen iemand krijgt om meer geld binnen te slepen. In sommige branches en beroepen liggen er meer kansen dan in andere. In de financiële wereld gaat het om geld, dus dan zit je dichtbij de bron. Ambtenaren hoeven niet bang te zijn voor het opdrogen van hun inkomstenbron (belastingen), wat zou kunnen verklaren dat ambtenaren (afgezien van de ambtelijke top) beter worden betaald dan vergelijkbare medewerkers in het bedrijfsleven. Belastingadviseurs kunnen voor bedrijven snel geld verdienen en worden daarom beter beloond dan andere adviseurs. Consumenten maken makkelijk gebruik van gratis diensten, maar zien over het hoofd dat ze linksom of rechtsom er toch voor moeten betalen, waardoor het zulke dienstverleners makkelijk wordt gemaakt om geld af te romen. 

Het soort mechanismen dat leidt tot onduidelijke verbanden tussen inkomen en waardecreatie is hardnekkig. Wie zou dit trouwens moeten of willen bestrijden? En hoe zou je dat dan moeten aanpakken?

Ik kom niet verder dan de constatering dat het een opvallend verschijnsel is, dat mij blijft intrigeren.

Peter van Hoesel
Juni 2018