De Nederlandse identiteit en diens collectieve probleemoplossend vermogen.

Vermakelijk en tegelijk ook treffende boeken die Herman Pleij heeft beschreven over de Nederlandse mentaliteit. Het eerste boek is ‘Moet kunnen: op zoek naar een Nederlandse identiteit’ en een extract daarvan met de titel ‘Botte Hollanders’. 

Waar koningin Maxima de opmerking maakte dat ‘dé Nederlander’ niet bestaat, draait Pleij het om. Wat zijn collectieve gedragskenmerken die als een rode draad door de Nederlandse geschiedenis lopen?

En daarbij neig ik toch (typisch ‘Nederlands’ zoals je zult lezen) meer naar Pleij dan Maxima. Nieuwkomers in Nederland van de afgelopen decennia, als ook historisch ingezetenen, zet uw schrap! Deze boeken bieden waardevolle lessen.

NB: ook voor vrouwen uit andere culturen die hier terecht zijn gekomen (of opgroeien) en nog steeds, als puntje bij paaltje komt, naar de pijpen van een gedomineerde mannencultuur dansen (inclusief clanachtige familiewraak, religieuze onderhorigheid en bijbehorende angsten). Zoals ik zelf regelmatig kan waarnemen. 

Recht voor zijn raap
De bewoners van de lage landen werden al in de Middeleeuwen uitgemaakt voor botte Hollanders. Een volk dat geen manieren kende, zelfzuchtig was en je recht voor zijn raap vertelde wat ze van je vonden. En dat alles in een wolk van ongekende vraat- en zuipzucht waarbij dat laatste vreemd genoeg ook weer werd gecombineerd met eenvoud en matigheid.

Dat laatste (die eenvoud) was bijv. te zien aan de simpele kleding die ze droegen. Dat was ook wel te begrijpen, dat die Hollanders zo waren. Beschaving, wijsheid en verfijning vroegen om een droog klimaat. En dat krijg je niet in een delta-achtig drassige klimaat.
(noot MH: natuurlijk met uitzondering van het Limburgse land. Daar had, en heb,  je een ander klimaat J )

Etiquette van hogere kringen (wie denken ze wel dat ze zijn) vinden de ‘botte’ Hollanders totaal overbodig. Ze doen graag zo snel mogelijk zaken zonder al die loze plichtplegingen. En…..in Nederland is veel geregeld via een CAO. Dat merk je bijv. in vergelijking met de VS waar het voetvolk het salaris rechtstreeks dient te verdienen van klanten.

Zoals Pleij vertelt over een ervaring toen hij met enkele Amerikaanse mensen in een Amsterdamse horeca. Waar de Amerikanen wilde onderhandelen over het menu, zei het bedienende meisje:”Can it go what quicker?” De Amerikanen barsten in lachen uit. Een écht restaurant met ‘Old Dutch habits’!

Foute grappen
Performers kunnen hier straffeloos de meest rabiate grappen  omdat we weten dat ze er persoonlijk heel anders over denken. Daarbij wordt de werkelijkheid van diepe kwetsuren, en de eindeloze discussies over wat politiek correct is, ook belachelijk gemaakt. Wat weer een opluchting geeft. Maar nieuwelingen snappen niet altijd hoe dat hier werk.

Ruzie als reiniging
Publiek kabaal doet zich ook op grotere schaal voor. Al gauw heeft hier iedereen een mening over van alles en nog wat. Daarbij willen we ons zeker niet laten belemmeren door dwingende autoriteiten en knellende hiërarchieën.

Neem de discussie over zwarte Piet. Een heftige discussie met standpunten variërend van een verering van een blank verleden van slavendrijvers tot aan vooronderstelde aanslagen op het volkseigen Nederlandse karakter. En alles wat daar tussen in zat. Maar vervolgens ontstaat er een debat over de lusten en lasten van cultureel erfgoed en wat ‘we’ daarmee zou moeten doen.

Bovendien werd een grote hoeveelheid aan meer serieuze informatie gedeeld in de media waar ook de wetenschap zich niet onbetuigd liet. Deze open debatten gaan dan ook nog gepaard met het suggereren van oplossingen.

Pleij geeft terecht aan dat, hoe naïef het ook klinkt, deze open meer ongepolijste manier van ‘discussiëren’ heeft het voordeel dat ze een zekere erkenning inhouden van alle verschillende standpunten. Daarmee wordt de eerste opstandigheid al geblust waarna ‘we’ vervolgens in onze cultuur van compromissen en gedogen terecht komen. Een groot deel van de bevolking legt zich doorgaans neer, na lange debatten, bij ontworpen compromissen en daaruit voorkomende regelingen. Want iedereen moet immers aan zijn trekken komen. Een unieke Nederlandse kwaliteit.

Geweten van de wereld
Internationaal wordt de aangewreven botheid ook als ongepaste bemoeizucht gezien. Er wordt gesproken over de ‘Dutch uncle’. De man die precies weet wat goed is voor iedereen. Dat Hollandse trekje wordt ervaren als een tekort aan tact en empathie waarbij diezelfde wereld steeds geïrriteerder reageert op dat opgeheven vingertje van Nederland.

Toch stond dat ook weer niet alleen ongunstig bekend. Dat weten hoe het moet gaat (ging) dan ook gepaard met hulpvaardigheid.
Dat was althans de mening van de Italiaan Edmondo De Amicis. Hij schrijft in 1874:

“Alle schrijvers die Nederland  bestudeerd hebben, zijn het er over eens dat er geen land in Europa is waar naar evenredigheid van de bevolking, een groter som aan aalmoezen van de handen der gegoede klasse naar die der behoeftige klasse overgaat.”

Dat kwam volgens de Italiaan door al die buitenlandse kranten en literatuur die je hier zag, terwijl je er ook met menige vreemde taal terecht kon.

Die basishouding zat er al eeuwen in. Al in 1330 waren er hier waarschuwingen via toneelspelen dat als je de armen over het hoofd zag, je zou branden in de hel. Een en ander vormde een stimulans om, uit zuiver eigen belang, de charitatieve doelen stevig ter hand te nemen. Naast de kerkelijke charitas. En buitenlanders viel deze liefdadigheid uit eigenbelang meteen op. Met bewondering.

Relatief gezien was er weinig armoede, en daardoor bleven de misdrijven eveneens beperkt. Rovers zag je niet langs de grote wegen. En gedogen werd tot een kunst verheven. Zeker na de Tweede Wereldoorlog. Experimenten met drugsbeleid, abortus euthanasie en homohuwelijk leiden onder noemers van gedogen en ‘moet kunnen’ binnenlands wel voortdurend tot discussie maar nauwelijks tot confrontaties, laat staan tot structureel geweld.

In het buitenland lag dat anders. Vooral het Vaticaan schreeuwde moord en brand maar in Nederland stoorde  weinigen zich daaraan op basis van pragmatische gronden. En wat de een graag wil, hoef jij daarom nog niet te doen. Als je er maar geen last van hebt. Die eeuwenlang getrainde houding vormt de grondslag van een samenleving met een hoge graad van welbevinden. En dat wordt ondershands weer wel erkend doordat andere landen, onder de radar, diverse Nederlandse aanpakken  overnemen.

Dat maak ik zelf wel uit!
Zelfbeklag en kritiek staan in hoog aanzien in de vaderlandse geschiedenis En dat stuurt nog steeds het publieke debat. Tegenwoordig kunnen steeds meer mensen meedoen in het publieke debat en worden gestimuleerd door de aandacht voor directe participatie. Daarbij kan direct worden verwezen naar een alomvattend gevoel van gelijkwaardigheid en individuele vrijheidszin.

Met dat laatste wees hij vooral op de keuze om zich te kunnen ontplooien naar eigen goeddunken zonder dwang van bovenaf. Soms is dat ‘dat maak ik zelf wel uit’ doorgeschoten. Dan gunnen twee buren elkaar het licht in de ogen niet vanwege zoiets als een overhangende tak. Alles in Nederland begint met een verschil van mening of leidt daar snel naar.

Volgens een recent onderzoek kent dat laatste zijn weerga niet in de wereld. Als we naar de huisarts gaan informeren we ons eerst zelf op Google om vervolgens tegen de huisarts te zeggen wat ons mankeert en wat we nodig hebben. En als je dan niet krijgt wat je wilt is de opmerking:”Ben ik daarom verzekerd?” Maar ook zoiets als de afwijzing van de Europese grondwet kan in dat licht worden gezien. Hugo de Groot wees al eeuwen terug op die gelijkwaardigheid welke in de tegenwoordige tijd de argwaan tegen autoriteiten, helden en hiërarchieën voedt.

De nadelen van de voordelen (en omgekeerd)
Binnenskamers worden vooral de nadelen uitgemeten van een polderachtig model wat eigenlijk een conflictmodel is met ingebouwde compromissenmotor. Maar die nadelen wegen bij lange na niet op tegen het stoom afblazen, ideeënrijkdom, draagvlakkwaliteit en gedogen.

Alleen dreigt die ideeënrijkdom steeds meer in het gedrang te komen. Zeker als er een geneigdheid is om meer hiërarchie in het systeem te brengen. Schaalvergroting gecombineerd met hiërarchie leidt tot meer bureaucratie en gaat in tegen‘ dat maken ik zelf wel uit’ en ‘moet kunnen’.

De kracht van Nederland ligt ‘m in het essentiële contact met de werkvloer en het benutten van de daar aanwezige ervaringsdeskundigheid. Het zogenaamde Rijnlandse model. Die model dreigt overwoekerd te worden door een uit het buitenland afgekeken managementcultuur. Het Angelsaksische model dat haar heil zoekt in grootschaligheid.

De top is bovendien vervreemd geraakt van de eigenlijke producten en prestaties die uiteindelijk worden geleverd op de werkvloer en collegiaal bestuur is vervangen door een eenhoofdige leiding. In Angeklsakisch gerunde ziekenhuizen wordt dan het scoren op performancelijstjes belangrijker dan het genezen van mensen.

Dit land floreert bij de gratie van individuele slimheid van velen, concurrerende kleinschaligheid en het inzetten. Maar er is tot nu toe ook een keerzijde: traagheid van de besluitvorming, onverschilligheid, vluchtgedrag voor persoonlijke verantwoordelijkheid, coördinatieproblemen en gebrek aan animo voor controle op de feitelijke uitvoering.

Maar de oplossingen liggen zeker niet in het afbreken van het Nederlandse poldermodel, dat al meer dan vijf eeuwen een ongekende welvaart heeft gecreëerd. Dat vaderlandse model verdient zorgvuldige bewaking.

Tot slot
Herman Pleij heeft twee uitstekende boeken geschreven die ik zowel alle nieuwkomers van de afgelopen decennia als historisch ingezetenen (mannen én vrouwen van alle culturen) in Nederland aanraadt eens goed te bestuderen!

Pleij’s boeken bieden een mooi inzicht in een nationaal probleemoplossend model dat niet in veel andere landen te vinden is. Maar wel mede debet is aan een behoorlijk hoog collectief welvaartsniveau. Kijkend naar alle technologische en andere veranderingen: willen we dat gaan verkrachten, met alle mogelijke nadelen van dien (voor nieuwkomers en historisch ingezetenen), of willen we dat verantwoord gaan upgraden en professionaliseren?

Daarbij gaat het m.i. de komende jaren niet meer om een upgrading van de representatieve democratie maar  professionalisering van de participatieve democratie richting open netwerk-schaalvergroting. Een poldermodel Next Generation. Dat wordt de komende twee decennia een belangrijk speerpunt. In een andere recensie over het boek ‘ Why Nations fail’ van Acemoglu & Robinson zal ik dieper ingaan op het ‘waarom’ en de noodzaak van zo’n upgrading.

Max Herold
Februari, 2015

Commentaren op dit artikel:
Steven Verbeek (Nederlander die al jaren in Frankrijk woont): Hier in Frankrijk herkennen we ze gelijk: slecht gekleed, luidruchtig, buiktasje, sokken in de sandalen, kinderen die alle kanten op rennen…

Peter F.M. Grondman verwijst naar een 13e eeuws, Zeeuws-Vlaams gezegde : “Wie niet meedijkt, verliest zijn recht.” Polderen, en niet zeiken!


Meer weten?

Moet kunnen: op zoek naar een Nederlandse identiteit
Auteur: Herman Pleij
Uitgeverij: Promethus – Bert Bakker, Mamsterdam, 2014
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/
9789035142381/moet-kunnen-herman-pleij?affiliate=1910