Diploma-democratie.

Het is mogelijk om in Nederland een politiek ambt te bekleden zonder dat je diploma’s hebt. Dat althans is de gedachte. Lekenbestuur vormt immers de kern van de democratie. Maar is dat in de praktijk nog wel zo? Nederland blijkt een diplomademocratie te zijn geworden. Burgers met de hoogste diploma’s domineren het bestuur. Alle formele en informele politieke instituties en arena's, variërend van Kamer en kabinet, belangenorganisaties en overlegorganen, tot inspraakavonden en internetacties, worden gedomineerd door hoger opgeleiden en professionals. Lager opgeleiden zijn uit de politiek verdwenen. Mark Bovens en Anchrit Wille hebben een uiterst actueel boek geschreven met de titel ‘Diploma-democratie: over de spanning tussen meritocratie en democratie’ dat enerzijds inzicht geeft in oorzaken maar anderzijds ook de consequenties laat zien van een ontwikkeling naar een diplomademocratie. Onderstaand een uitgebreide samenvatting.

Zeg ons wat uw hoogste diploma is…
… en wij zeggen u wie u bent. Hebt u een academische bul, dan heten uw kinderen Floris of Fleur, u kijkt naar de publieke omroep, leest een voormalig PCM-blad  en misschien ook nog de Elsevier of Vrij Nederland. U stemt op Groen Links, D66, PvdA of VVD. Uw kinderen zitten op een lagere school met een bijzondere signatuur  en gaan, als het even kan, door naar een categoriaal gymnasium of lyceum. Fleur zit op hockey en Floris mag voetballen, maar dan wel bij HVV of AFC.

Hebt u een LBO of MBO diploma, dan heten uw kinderen Kevin of Kimberly, u kijkt naar RTL of SBS6, u leest een lokale krant (als u nog een krant leest) en misschien de Panorama of de Story in de leesmap.  Uw kinderen zitten op een buurtschool en gaan daarna door naar een van de grote VMBO-scholen. Kevin voetbalt en Kimberly ook, of ze gaat naar handbal. Als ze schaatsen, rijden ze op hockey- en kunstschaatsen. In de zomer gaat u naar uw stacaravan of met de charter naar Spanje of Turkije.

Gescheiden werelden
In de afgelopen decennia zijn hoger en lager opgeleiden steeds meer in gescheiden werelden gaan leven. Die nieuwe verzuiling, niet meer naar religie maar naar opleiding, maakt de dominantie van academici in de politiek problematischer dan voorheen. We beginnen te lijken op Plato’s ideale staat die in diens ogen moest worden geleid door de besten en slimsten: een politieke elite van goed opgeleide professionals. Het enige dat er niet bij zit is dat Plato de gedachte had dat deze groep geen wereldlijke bezittingen mocht hebben en dat ze niet mochten weten wie hun kinderen waren omdat er dan mogelijk sprake zou kunnen zijn van nepotisme: het begunstigen van o.a. eigen familieleden door autoriteiten door ze in hoge functies te benoemen of door ze opdrachten te gunnen. De lagere standen mochten wel een gewoon gezin hebben en rijkdom vergaren.

Politieke elitevorming
Al aan het begin van de 20-ste eeuw formuleerde de Duits-Italiaanse politieke socioloog Robert Michiels zijn ‘IJzeren wet van de oligarchie’: verschillen in tijd, capaciteit en interesse leiden vrijwel altijd tot een concentratie van macht bij een participatie-elite. Zo ook in de politiek.

In het verleden was die politieke elitevorming vaak gebaseerd op afkomst en bezittingen terwijl in de moderne maatschappij kennis en informatie centraal staat. Aristocratie, regering door adel, en plutocratie, regering door de rijken, hebben plaatgemaakt voor meritocratie, een regering door professionals. Een politieke meritocratie staat echter op gespannen voet met een representatieve democratie, die immers probeert om de variëteit in achtergronden en belangen onder de burgers zo goed mogelijk gestalte te geven.  Meer dan 70% van de kiezers is echter niet hoog opgeleid. Met het verdwijnen van de leken uit het bestuur, dreigen ook hun zorgen en belangen van de politieke agenda te verdwijnen. Is het daarom toeval dat de opkomst van de diplomademocratie is gevolgd door een opmars van zog. ‘populistische’ partijen zoals de SP, LPF en PVV?

In de afgelopen decennia hebben hoger opgeleiden het voor het zeggen gekregen. In 2004 publiceerde de journalist Gerard van Westerloo een boek met als titel ‘niet spreken met de bestuurder’.  Daarin beschrijft hij een gesprek met een trambestuurder over wat deze ‘de socialen’ noemde bij gebrek aan een betere benaming:

‘Het was gemakkelijk om ze aan te wijzen, je had meteen in de gaten of het er een was of niet…..ze zaten overal. Als een olievlek hadden ze zich over Nederland verspreid. De PvdA was er een broeinest van, maar ze zaten evengoed bij de VVD…….De gemeenteraad zat er vol mee, wethouder waren ze geworden…..op de TV voeren ze het hoogste woord en de kranten schreven ze vol. Ze wisten alles precies, dus hoefden ze niet meer te luisteren, hooguit naar elkaar. De socialen hadden het in Nederland heel erg, en in Amsterdam helemaal voor het zeggen. Zij waren er de schuld van dat mensen zoals hij, postbodes, trambestuurders, arbeiders, gewone mensen als vreemdeling rondliepen in de buurt waar ze wonen, als verdwaald in het bedrijf waar ze werken. Ze konden praten, dat moest je ze nageven. Daar leefden ze van. Jij kon lullen wat je wilde, ze wisten het toch beter.'

Directe vormen van democratie
Veel politieke denkers zijn sceptisch tegenover meer directe vormen van democratie uit vrees dat die politiek ongeletterde massa’s de koers van de samenleving zouden gaan bepalen. Vele leden van de Tweede Kamer zijn eveneens zeer sceptisch tegenover meer directe interactieve vormen van democratie. Kortom directe democratie verhoudt zich niet altijd goed met een representatieve, indirecte democratie.

Tegelijkertijd beschikken burgers, veel meer dan vroeger, echter over de vaardigheden en de middelen om complexe besluitvorming te doorgronden en hun eigen beslissingen te nemen.  En dankzij de toename van het opleidingsniveau en de hoeveelheid informatie achten veel meer burgers zich in staat om te oordelen over cruciale kwesties en hun mening daarover te ventileren aan het grote publiek over kwesties die voorheen vrijwel volledig werden overgelaten aan gekozen politieke leiders.

Vanaf de late jaren ’80 zijn er, mede in reactie hierop, nieuwe meer horizontale beleidsstijlen ontwikkeld, waarbij de overheid draagvlak tracht te ontwikkelen door een brede groep van publieke en private belanghebbenden te betrekken bij het vormen en uitvoeren van beleid en regelgeving. Beleid wordt gemaakt via netwerken, interactieve sessies en onderhandelingen met burgers en private bedrijven en zelfregulering en convenanten doen hun intrede.

Deze overgang van ‘government’  naar ‘governance’ heeft nieuwe kanalen voor burgerparticipatie geopend en tegelijkertijd ook de centrale positie van de vertegenwoordigende lichamen ondergraven.

Ook bij ‘governance’ gevaar voor een nieuwe participatiekloof
Toch is ook zelfs deze ontwikkeling een participatiekloof zichtbaar in termen van representativiteit. Niet alleen doen LBO en MBO opgeleiden daar minder aan mee, als ze al mee doen delven ze ook regelmatig het onderspit tegen de participatieve elite van ‘goed gebekten’. De nieuwe vormen van participatie hebben voor nieuwe drempels en ongelijkheid gezorgd. Participatie in de nieuwe vormen is tijdrovend, vereist de nodige verbale vaardigheid en voorkennis en het uitdragen van een mening vraagt een flinke portie zelfvertrouwen. Politicilogen ontwaren een ‘Mattheus’ – effect,  zij die hebben zal worden gegeven en de wet van Michels, democratisering leidt tot oligarchisering.

Politieke agendavorming
Een ondervertegenwoordiging van lager of middelbaar opgeleiden kan er gemakkelijk toe leiden dat hun belangen minder worden behartigd. Wanneer lager opgeleiden bijv. bij verkiezingen minder opkomen is er minder reden voor politici om in hun campagnes aandacht aan hun problemen te schenken of bij politieke agendavorming en participatiemethoden.

Grote verschillen tussen hoog en laag opgeleiden zijn er te vinden bij bijv.  issues als de integratie van minderheden, het toelaten van asielzoekers, criminaliteit en Europese eenwording.
Zo kan het gebeuren dat de specifieke problemen waar lager opgeleiden mee te maken hebben minder hoog op de politieke agenda komen doordat de meeste volksvertegenwoordigers en opinieleiders (en hun kinderen) hoog zijn opgeleid.  Zo valt in Nederland bijvoorbeeld op dat de problemen met het studiehuis en de basisvorming in het VWO veel eerder en meer aandacht hebben gekregen dan de veel grotere problemen die het gevolg waren van de vorming van het VMBO of van de ROC’s in het MBO.

En ook de schaduwzijden van de multiculturele samenleving werden pas als drama gepercipieerd toen ook de middenklasse en de ‘grachtengordel’ met de gevolgen van de moeizame integratie van immigranten werden geconfronteerd.

Al in het begin van de jaren ’90 zetten veel kiezers asielzoekers en immigratie boven aan de lijst van brandende maatschappelijke kwesties. Dit onderwerp werd echter nauwelijks opgepakt door de meeste politieke partijen met als enige uitzondering de VVD van Bolkestein. Jarenlang rustte er immers een groot taboe op onverholen nationalisme en was de CD van Janmaat de enige nationalistische en anti-immigratiepartij in de Kamer. Deze partij werd echter fel geridiculiseerd en bestreden en stond zeer geïsoleerd. Jarenlang zijn de ongepolijste klachten van de bewoners van de ‘oude wijken’ als xenofoob en racistisch terzijde gelegd totdat ze eloquent werden geformuleerd door hooggeleerde publicisten als Fortuyn en Scheffer.

Twee scenario’s
Hoe ziet de toekomst eruit? Er zijn twee scenario’s denkbaar.

Het eerste is dat er door de opkomst partijen als de PVV hun programmapunten in een meer gematigde vorm zullen worden overgenomen door de bestaande politieke partijen waarbij tegelijkertijd de nieuwkomers als de PVV zich gematigder zullen gaan opstellen. Zo is ook de SP verworden van een buitenparlementaire Maoïstische beweging tot een gevestigde en respectabele politieke partij. In dit scenario corrigeert het politieke systeem zichzelf en is de nieuwe scheidslijn geen frontlinie.

In een negatiever scenario wordt echter de parlementaire democratie niet meer als legitiem gezien – een verzameling van praatjesmakers en zakkenvullers. Voor de laagopgeleide is er immers niets meer te verliezen in termen van politieke invloed. Het voor hun nog nauwelijks mogelijk is om enige invloed uit te oefenen op het beleid. Bedenk dat volgens SCP-onderzoeker Paul Dekker er daarbij één groep is die steeds onverschilliger tegenover politiek staat: laagopgeleide jongeren. (Noot MH: bij sommige scenariotechnieken wordt het denken van jongeren centraal gesteld en geëxtrapoleerd/uitvergroot naar de toekomst).

Remedies
De auteurs geven een aantal remedies aan:

  1. Het verder  verhogen van het opleidingsniveau
    Er is immers een direct verband tussen opleidingsniveau en politieke participatie. Tegelijkertijd waarschuwen ze voor diploma-inflatie omdat de hoogopgeleiden dan weer extra kwalificaties zullen gaan verwerven.
  2. Burgerschapsvorming.
    Karin Wittebrood van de UVA heeft bijv. laten zien hoie burgerschapsvorming bijdraagt aan de politieke betrokkenheid van HAVO en VWO leerlingen. Dit kan ook in het middelbaar onderwijs worden onderzocht.
  3. Een realistisch burgerschapsmodel
    Gemeenten en provincies gaan er bij interactieve beleidsprojecten, inspraakprocedures en buurtbeheerprojecten van uit dat de burgers in staat en bereid zijn om op gezette tijden mee te doen en te denken. In de praktijk valt dat vaak tegen.
    Een minder hoogdravend en realistischer idee gaat er van uit dat burgers, wanneer het om politieke participatie gaat, zich als ‘easy riders’ gedragen. De meeste mensen zijn bereid mee te doen aan makkelijke vormen van politieke participatie.
  4. Opkomstplicht
    Vergelijkbaar onderzoek tussen landen met en zonder opkomstplicht laat zien dat de opkomst dan zo’n 15% hoger is en dat daarmee ook de belangen van lager opgeleiden, die dan meer gaan stemmen, serieuzer meewegen bijv. bij de campagnes.
  5. Stemmingen / referenda
    Wanneer men deze stemmingen beperkt tot in de laatste fase van de beleidsvorming, blijft er genoeg ruimte over voor het mobiliseren van expertise en creativiteit in de idee en planvormingsfase. Zo heeft men bijv. bij de besluitvorming rondom de herinrichting van de Grote Markt in Groningen de bevolking de gelegenheid gegeven te kiezen uit enkele gedetailleerd uitgewerkte plannen.
  6. Minipubliek, burgerjury’s en representativiteitstoetsen
    Een voorbeeld is het trekken van een breed samengestelde representatieve steekproef van enkele honderden burgers waarbij deze voor een weekend intensief bij elkaar werden gezet om te praten over enkele belangrijke thema’s.  Ze worden dan voorzien van enkele evenwichtig samengestelde documentatiemappen en konden experts, lobbyisten en politici met de meest uiteenlopende standpunten raadplegen. Na enkele dagen van intensieve face-to-face discussies worden hun meningen gepeild.
  7. Een meer responsieve politieke elite
    De tijd van de klassieke massapartij lijkt definitief voorbij. Politieke partijen, vakbonden en belangengroepen zijn bij uitstek het domein van de hogeropgeleide professionals. Wanneer bepaalde bevolkingsgroepen systematisch afwezig zijn in het politieke proces kunnen lichte vormen van selectieve vertegenwoordiging, bijv. door enige ruimte te houden bij de samenstelling van kandidatenlijsten voor kandidaten die door lager opgeleiden als ‘een van ons’ worden herkend.

Samenvatting door Max Herold
Augustus 2011

Meer weten?
Via Managementboek.nl
Diplomademocratie: over de spanning tussen meritocratie en democratie
Politieke ambten zijn de enige functies waarvoor je in Nederland geen papieren nodig hebt. Lekenbestuur vormt immers de kern van de democratie. Elke burger heeft het recht om zich verkiesbaar te stellen, elke burger kan wethouder of minister worden, ongeacht zijn formele kwalificaties. Zo was het in Athene, de bakermat van de democratie, en zo staat het ook in onze Grondwet.
 
De praktijk is inmiddels volstrekt anders. Nederland is een diplomademocratie, een land dat wordt bestuurd door de burgers met de hoogste diploma's. Alle formele en informele politieke instituties en arena's, variërend van Kamer en kabinet, belangenorganisaties en overlegorganen, tot inspraakavonden en internetacties, worden gedomineerd door hoger opgeleiden en professionals.
 
'Diplomademocratie' beschrijft hoe de lager opgeleiden uit de politiek verdwenen, wat de oorzaken hiervan zijn, wat dit betekent voor het politieke landschap en voor de democratie in ons land, en wat je hieraan zou kunnen doen.

Inhoudsopgave
1. Diplomademocratie
2. Democratie en diploma's
3. De participatiekloof tussen hoger en lager opgeleiden
4. De meritocratisering van het middenveld
5. De politieke elite als academische elite
6. De spanning tussen meritocratie en democratie
7. Remedies

Klik op: http://www.managementboek.nl/boek/9789035136069/
diplomademocratie-mark_bovens?affiliate=1910