Voor de Maand van de Filosofie 2011 schreef Stine Jensen een essay over de waarde van intimiteit in de social media, de journalistiek en bij de overheid. Zij beschrijft hoe intieme gegevens steeds meer op straat liggen en hoe de grenzen tussen privé en publiek vervagen.
De meest intieme uitwisselingen hoor je op straat en in de trein. Ook de grenzen tussen werk en privé vervagen. Op het werk sturen we een sms’je en in de trein lezen we de werkmail. Hetzelfde gebeurt in de media. Politieke informatie wordt gecombineerd met persoonlijke schandaaltjes. Stine Jensen is van haar ervaringen met meer intimiteit in het publieke domein wantrouwender geworden. Bij intieme informatie gaat het immers om vertrouwen. Dat is bij vrienden, journalisten en de overheid minder vanzelfsprekend geworden.
Friend 2.0
Over Facebook zegt Stine Jensen dat iedereen vooral bezig is zichzelf te verkopen. Er wordt vooral positieve informatie gegeven. Zij ziet Facebook niet als een vervanging van het echte leven. Het is een sociale ontmoetingsplaats. Een soort bruin café waar je naartoe gaat als je zin hebt. Alleen ben je daar wel met honderden vrienden. Het taalgebruik verandert door Facebook, Twitter en e-mail. Communiceren gaat in korte berichten. Ook verdwijnt de hiërarchie tussen berichten. Alles komt op dezelfde manier binnen. Door de social media wordt de oppervlakkigheid versterkt. De diepgang verdwijnt uit de communicatie. Op Facebook hebben we vaak honderden vrienden.
De vraag is wat deze afzonderlijke vriendschappen voorstellen. De Facebook vriendschap is een vriendschap die geen eisen stelt. Oppervlakkigheid troef. Facebook maakt het ook gemakkelijk om een dubbelleven te leiden of onjuistheden over jezelf te vertellen. Het is toch niet te controleren.
We moeten niet vergeten dat Facebook een commerciële onderneming is. De linken van je boekenplanken gaan direct naar amazon.com. Ook maken we zelf reclame in onze profielen. Bedrijven laten dat materiaal analyseren. De informatie op Facebook wordt gebruikt door roddelbladen. In die zin zijn social media geen neutrale doorgeefluiken.
Jensen concludeert dat Facebook een medium is voor handige nutsvriendschappen. Echte vrienden levert het niet op, tenminste niet als het niet ook van ontmoetingen in het echte leven komt. Facebook, stelt Jensen, zou je het best kunnen zien als een doelbewuste constructie als Second Life, waarin we alter ego’s met intieme levens ontwerpen die onze ideale voorstelling van het goede leven benaderen.
De journalistieke jacht op intiem kapitaal
Intiem kapitaal is ook handel voor de media. Voorheen het terrein van roddelbladen. Tegenwoordig wil iedereen het ‘persoonlijke verhaal’. Daarbij gaan journalisten soms over lijken. De grens van het zoeken naar het persoonlijke, waarom iemand denkt zoals hij doet, het zinvolle persoonlijke verhaal en de honger naar het intieme, het schandaal, is moeilijk te trekken.
Iedere journalist hanteert gereedschap uit dezelfde trukendoos, maar de geïnterviewde is meestal al niet meer zo naïef. Politici en zakenmensen krijgen allemaal mediatraining. Cruciaal is dat je als geïnterviewde zelf de regie in handen houdt over wat je wilt zeggen.
Door alle aandacht voor het persoonlijke, het scandaleuze en de performance van politici sneeuwt de aandacht voor de inhoud onder. Schandalen hebben de functie om gevoelens van schaamte en walging op te roepen, en aan de hand daarvan bevestigen wij onze eigen morele superioriteit. Fenomenen als PowNed en GeenStijl, waar emoties als walging en afkeer domineren en voortdurend wordt gewezen op onbehoorlijk gedrag van anderen, behoren dan tot de meest moralistische platformen die we op dit moment kennen.
De intieme overheid
Interessant is de vraag wat ik nu precies te weten moet komen van Mark Rutte. En waarom? Wil ik hem echt kennen of wil ik dat hij gewoon zijn werk goed doet? Heb ik er recht op om persoonlijke dingen over Mark Rutte te weten? Is het nodig om te beoordelen of hij een goede vertegenwoordiger van het volk is? Het doet er, volgens Jensen, toe of ze getrouwd of single zijn, wel of geen kinderen hebben, gelovig zijn of niet. Dat zegt iets over de doelgroep waar ze vermoedelijk oog voor gaan hebben. Ik vind verder dat ik recht heb op een verklaring van ‘goed gedrag’. Ik wil ervan uit kunnen gaan dat ze geen strafblad hebben of cruciale informatie, zoals bijbaantjes of voormalige posities verzwijgen.
Maar is de overheid wel mijn vriend? Wat doen ze bijvoorbeeld met de vele vragenlijsten die ik ooit ingevuld heb? Bijvoorbeeld de vragenlijsten voor aankomende moeders.
In het toegenomen wantrouwen van de burger in autoriteiten ligt misschien wel één van de grootste oorzaken van onze nieuwe relatie tot intimiteit, concludeert Stine Jensen. Voor een intieme relatie heb je vertrouwen nodig. Vertrouwen in medische kennis als je gaat bevallen, vertrouwen in banken als het om geldzaken gaat, vertrouwen in de overheid als het gaat om informatie die je geeft over je privéleven, vertrouwen in vrienden als het gaat om delen van informatie.
Een cultuur waarin populistische partijen drijven op wantrouwen, waarin journalisten overtuigend hebben laten zien dat de media niet objectief zijn, waarin het falen van politie en justitie onderwerp van discussie is, is een cultuur waar vertrouwen onder druk staat. En in die cultuur kunnen we, volgens Jensen, eigenlijk nog maar op één partij echt vertrouwen: onszelf.
In dit essay stelt Stine Jensen belangrijk vragen aan de orde over omgaan met persoonlijke informatie. Dat doet ze met behulp van tal van voorbeelden en het aanhalen van filosofen uit heden en verleden. Door de vele uitweidingen is het niet altijd gemakkelijk om de draad vast te houden. Het vraagt daarom wat inspanning van de lezer om er uit te halen wat er in zit. Als je die moeite neemt, zet het essay je zeker aan het denken over intimiteit in deze tijd.
Bert van Ravenhorst,
augustus 2011.