Politiek en beleidsonderzoek.

Steeds minder mensen vinden het verbazingwekkend, dat de politiek hoogstens selectief gebruik van maakt van een rationele benadering bij de oplossing van een maatschappelijk probleem. Feiten lijken er voor politici minder toe te doen, beelden zijn belangrijker geworden. Dat beelden voor mensen belangrijk zijn weten we al heel lang, zie maar het Thomas theorema uit 1928, maar juist daarom lijkt het zinvol pogingen te doen om beelden aan te passen aan de realiteit. Want afgaan op beelden die niet kloppen met de realiteit voert tot beleid dat voor burgers alleen maar nadelen oplevert, met uitzondering van degenen die hun brood verdienen met het uitvoeren van dergelijk beleid.

Box: Het Thomas-theorema
Het Thomas-theorema is een sociologisch begrip dat aangeeft dat wanneer mensen situaties als werkelijk definiëren, diezelfde situaties echte gevolgen hebben. ‘If men define situations as real, they are real in their consequences.’
Bron: Het theorema van Thomas.
Auteur: Paul Schabel
Uitgeverij: Sociaal en Cultureel Planbureau,2003

Wetenschap en in het bijzonder beleidsonderzoek is bij uitstek ge-schikt als leverancier van kennis, maar dan moeten politici daar wel voor openstaan. Wetenschappelijke kennis wordt tegenwoordig nogal eens in twijfel getrokken en wat wetenschappers naar voren brengen wordt beschouwd als een mening zoals er zoveel meningen zijn. Meningen zijn er in het internettijdperk enorm veel, waarbij merkwaardigerwijze aan argumenten maar weinig waarde lijkt te worden gehecht.

Dat wetenschap niet waardenvrij is, lijkt wel een juiste constatering, maar om wetenschappelijke kennis als een mening weg te zetten tussen allerlei meningen, daar valt niet mee te leven. Waarom zou je niet willen geloven in de waarde van uitkomsten van empirisch onderzoek waarin herhaaldelijk waargenomen feiten en verbanden ons relevante inzichten kunnen bieden over hoe de samenleving functioneert? Je moet wel een zware scepticus zijn om zulke uitkomsten weg te zetten als meningen.

Je kunt constateren, en in heel wat gevallen doet de politiek dat zelf ook, dat er heel veel beleid is dat niet of slecht werkt en soms zelfs averechts uitpakt, of beleid dat wel enigszins werkt maar alleen als er in verhouding tot de baten hoge kosten moeten worden gemaakt. Dat er veel slecht werkend beleid is lijkt een feit waarvoor behoorlijk wat empirisch bewijs bestaat. Grappig genoeg is ook het beeld bij de meeste burgers dat er veel slecht werkend beleid is. Dat zou politici te denken moeten geven.

Wie voorbeelden wil kan die vinden in de oratie van Frans Leeuw getiteld ‘Gedragsmechanismen achter overheidsinterventies en rechtsregels’, in het boek ‘Tien plagen van de staat’ van Frank Ankersmit en Leo Klinkers, in het boek ‘Partij voor Eenvoud’ van Peter van Hoesel, en zo is er nog heel wat meer te vinden.

Politici zouden al dat slecht werkende beleid niet moeten accepteren, als ze serieus menen dat ze er voor de burger zijn. Natuurlijk bestaan er allerlei nogal uiteenlopende politieke opvattingen, zijn er talloze belangen in het geding en is de materie in veel gevallen complex (in veel andere gevallen valt die complexiteit trouwens wel mee). Maar juist in deze wirwar kan het helpen om te weten wat omvang, oorzaken en gevolgen van problemen zijn, wat zinvolle beleidsdoelstellingen kunnen zijn, wat werkende oplossingen zijn, wat haalbare uitvoeringspraktijken zijn. Dat zou toch verbindend moeten kunnen werken tussen politieke partijen.

Tegenstellingen kunnen in veel gevallen door kennis worden opgeheven of tenminste overbrugd. Eigenlijk hebben alle politieke partijen wel ergens gelijk met hun uiteenlopende opvattingen. Het is dan de kunst om oplossingen te vinden die recht doen aan al die opvattingen en dat kan in veel gevallen ook. Een paar voorbeelden kunnen dit illustreren.

De tegenstelling economie-ecologie is tegenwoordig al nauwelijks meer een tegenstelling omdat bedrijven hebben ontdekt dat duurzame productie tot betere resultaten leidt en omdat heel wat bedrijven zijn opgericht ten behoeve van het leveren van duurzame technieken. Beleid dat duurzaamheid bevordert werkt hierbij ondersteunend. Interessant is dat juist wetenschappelijke kennis hierbij een grote rol gespeeld heeft.

De tegenstelling werknemer-werkgever is in de loop van de tijd al aardig verminderd door enerzijds een forse groei van het aantal zzp’ers en anderzijds modernisering van arbeidsvoorwaarden en van overheidsregels. Als deze ontwikkelingen zich doorzetten zullen ouderwetse discussies zoals over het ontslagrecht in de toekomst niet meer nodig zijn. Ook op dit gebied speelt wetenschappelijke kennis over de werking van de arbeidsmarkt een rol. Overigens is ondertussen het verzet vanuit vakbonden en sommige politieke partijen tegen flexibilisering van de arbeidsmarkt behoorlijk hardnekkig, dus het kan nog wel even duren voordat het optimale niveau van flexibiliteit is bereikt.

Laten we nog even teruggaan naar dat punt van wetenschappelijke kennis als een van de vele meningen. Er wordt in dit verband gewezen op allerlei verschillende opvattingen die men bij wetenschappers meent te constateren. Zulke verschillen bestaan er ook wel, maar die zijn nogal eens terug te voeren op ofwel verschillende invalshoeken bij de betreffende wetenschappers of hebben te maken met nog te weinig wetenschappelijke aandacht voor het betreffende onderwerp.

Een veel interessanter fenomeen is dat wetenschappers op veel gebieden juist behoorlijk veel consensus laten zien over hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. In zulke gevallen is er sprake van het bestaan van een ‘hard core’ zoals Lakatos dat indertijd heeft genoemd. Over de meeste maatschappelijke problemen is namelijk zoveel kennis verzameld dat er een opmerkelijke consensus tussen wetenschappers bestaat over zowel de aard van de problematiek als over richtingen waarin werkende oplossingen kunnen worden gevonden.

Box: De wetenschapsfilosofie van Lakatos
Voor Imre Lakatos is het niet zo interessant of een theorie waar of onwaar is, maar of het ene onderzoeksprogramma beter is dan het andere. Daarbij is de kernvraag is: levert de 'keten van theorieën ons nog nieuwe informatie op? Of worden er alleen nieuwe hypothesen toegevoegd om de kerntheorie in stand te kunnen houden? Een programma is 'theoretisch progressief ' wanneer theorieën worden toegevoegd die niet verwachte feiten (gaan) voorspellen. Een onderzoeksprogramma is 'empirisch progressief' als de voorspelling van nieuwe feiten wordt gestaafd.
Bron:
Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen
Auteurs: Michiel Lezenberg & Gerard de Vries
Uitgeverij: Amsterdam University Press, 2012

Een aantal voorbeelden kan dit illustreren.
De woningmarkt is gediend met een samenhangend pakket van hervormingen van alle bestaande regelingen. Over de problemen op de woningmarkt en de richting van de gewenste hervormingen is onder wetenschappers veel consensus.
Behoud van onze welvaart is gediend met investeringen in onderwijs en onderzoek, waarbij kan worden opgemerkt dat deze juist in ons land relatief goed renderen, dus het is ook weer niet nodig met geld te gaan smijten. Hiermee is iedere wetenschapper het wel eens, waarbij moet worden toegeven dat wetenschappers zelf belang hebben bij zulke investeringen.

De zorgsector is gediend met allerlei maatregelen die de doelmatigheid verbeteren zoals het uitbannen van bureaucratie, het voorkomen van overbodige handelingen, specialisatie van zieken-huizen, en tevens met allerlei maatregelen die ziekten kunnen voorkomen of vertragen. Ook hierover is veel consensus onder wetenschappers.

Ook los van het klimaatprobleem (dat door een beperkte groep wetenschappers wordt ontkend) is door wetenschappers aangetoond dat de mensheid gediend is met het ontwikkelen van duurzame energiebronnen, eenvoudigweg omdat andere bronnen op den duur opraken (olie, gas) of onveilig zijn (kernenergie). We weten ook wat hierbij in de weg zit, dat is de bestaande infrastructuur voor de energievoorziening die momenteel makkelijk geld verdient en niet graag investeert in systemen waar minder aan wordt verdiend.

Ongeveer alle economen zijn het er wel over eens, dat allerlei speculatief gedrag van beleggers en allerlei ingewikkelde producten van banken en verzekeraars tot grote maatschappelijke problemen leiden, dus het zou verstandig zijn dit soort zaken aan banden te leggen of gewoonweg onmogelijk te maken.

Zo kun je op de meeste gebieden meer consensus tegenkomen dan tegenspraak. Verder kan worden opgemerkt dat er heel veel betrekkelijk eenvoudig vast te stellen feiten zijn die je wel kunt negeren, maar die daarmee nog steeds even feitelijk blijven. Zoals bijvoorbeeld de feiten over de toekomst van onze pensioenen.

Er zijn natuurlijk ook gebieden waarover wetenschappers onzeker zijn. Dan is dus voorzichtigheid geboden. Genetische manipulatie lijkt zo’n gebied te zijn; je hoeft geen strenge christelijke opvatting te koesteren om daar voorzichtig mee te zijn.

Er zijn daarnaast gebieden waar de oorzaken van de problemen wel duidelijk zijn maar de oplossingen niet makkelijk te vinden.
Bijvoorbeeld, problemen bij jeugdigen zijn in hoge mate terug te voeren op een problematische opvoedingssituatie, dus als je daar wat aan zou kunnen doen kun je het aantal jeugdigen dat ontspoort sterk terugdringen. Maar er is onvoldoende duidelijkheid over hoe je dat goed kunt aanpakken. Daar zou je dus graag meer onderzoek op willen zetten, liefst in de vorm van experimenten.
Ander voorbeeld: de oorzaken van het achterblijven van de economieën in diverse derdewereldlanden zijn wel duidelijk: corruptie, onvoldragen wetgeving, onveiligheid. Niet zo duidelijk is hoe je dat effectief kunt aanpakken.

Beleidsonderzoek is te zien als een professie die wetenschap en beleid aan elkaar verbindt. De beleidsonderzoeker maakt enerzijds gebruik van wetenschappelijke kennis en methoden, en zorgt anderzijds voor het doorlichten van wat er in de samenleving gebeurt. Soms heel eenvoudig, gewoon door te tellen hoeveel mensen slachtoffer van iets worden, hoeveel mensen een beroep doen op hulp, hoeveel mensen ontevreden zijn met een bepaalde dienstverlening.

Of wat diepgaander, door aan mensen te vragen wat de motieven zijn voor hun gedrag of hun opinie, of door hun onbewuste motieven naar boven te halen. Het kan nog diepgaander door processen in de samenleving in kaart te brengen en daarbij oorzaken en gevolgen van bepaalde verschijnselen op te sporen. Of door ex ante evaluatietechnieken toe te passen om mogelijke effecten van beleidsinterventies op te sporen. Door procesevaluatietechnieken toe te passen om knelpunten in de uitvoering op te sporen. Of door na te gaan wat de kosten en baten van bestaand beleid blijken te zijn, zodat er een nieuwe afweging kan worden gemaakt.

Dat vraagt om professionele onderzoekers, zowel binnen als buiten de overheid, die kennis hebben van beleid en praktijk, die in staat zijn gebruik te maken van wetenschappelijke kennis, onderzoektechnisch onderlegd zijn, kennis kunnen vertalen in bruikbare beleidsinformatie, en die snel antwoord kunnen geven als dat nodig is. Zij produceren geen quick and dirty onderzoek, zij laten zien waar we vrij zeker van kunnen zijn, maar ook waar onzekerheid over bestaat, en zij trekken geen onvoorzichtige conclusies, soms zijn ze zelfs te voorzichtig.
Gebruikers van beleidsonderzoek moeten op de professionaliteit van beleidsonderzoekers kunnen vertrouwen. Beleidsonderzoek functioneert dan voor beleidsinstanties zoals R&D voor het be-drijfsleven functioneert.

In de jaren 70 werd beleidsonderzoek nogal eens zomaar voor de aardigheid uitgevoerd, je zou dat ‘nice-to-know-onderzoek’ kunnen noemen. En als het niet voor de aardigheid was ging het vooral om onderzoek als vertragingstactiek. Een voorbeeld van nice-to-know onderzoek was het overigens interessante onderzoek van André Köbben naar de kwaliteit van Nederlandse gammawetenschappelijke proefschriften in vergelijking met Amerikaanse en Engelse proefschriften. De uitkomst was wellicht onverwacht: de Nederlandse proefschriften bleken beduidend beter. Een voorbeeld van een vertragend onderzoek begin jaren 70 was een onderzoek naar de waarde van onderwijsakten. Dat onderzoek mocht wel vijf jaar duren. De uitkomsten van het onderzoek leverden als conclusie op dat er aan heel wat leraren meer moest worden betaald, maar gedurende die vijf jaar had het onderzoek het ministerie van OCW tientallen miljoenen bespaard.

In de jaren 90 werd beleidsonderzoek, onder meer op instigatie van de Algemene Rekenkamer, steeds serieuzer ingezet voor beleidsevaluaties. Steeds meer is er dan sprake van wat je kunt noemen ‘need-to-know-onderzoek’. Evaluatieonderzoek is inmiddels uitgegroeid tot een min of meer vanzelfsprekend onderdeel van het beleidsproces, althans waar het gaat om ex post beleidsevaluaties. Systematisch uitvoeren van ex ante evaluaties zou voor de kwaliteit van het overheidsbeleid veel effectiever zijn.

Hier liggen veel kansen voor beleidsonderzoekers, mits zijn in staat zijn daarvoor efficiënte onderzoektechnieken aan te bieden. Het is onmogelijk om alle ex ante evaluaties in de vorm van quasi-experimenteel onderzoek te gieten, maar gelukkig zijn er diverse alternatieven, zoals simulatie-onderzoek, regionale en internationale vergelijking en toepassing van bestaande kennis en data ter onderbowing van een beleidstheorie. Wellicht niet zo elegant als beleidsexperimenten maar minimaal bruikbaar om slecht werkend beleid te voorkomen.

Beleidsonderzoek kan in de toekomst steeds meer worden ingezet voor interactief ontwerpen van beleid, en daaraan gekoppelde actieplannen. Je zou dit ook bottom-up beleidsontwikkeling kunnen noemen in plaats van interactieve beleidsontwikkeling, omdat daarmee nog beter tot uitdrukking komt dat burgers het begin- en eindpunt van de beleidscyclus zijn en daarmee ook van de be-leidsonderzoekcyclus.

Toekomstig beleidsonderzoek zou je dan ‘need-to-act-onderzoek’ kunnen noemen. Dat biedt nieuwe kansen voor beleidsonderzoekers maar ook, en dat is veel belangrijker, voor politici en voor de samenleving. Beleidsonderzoek wordt zo mede ingezet om de relatie tussen burgers en overheid te verbe-teren, dat zou bestuurders toch moeten aanspreken, aannemende dat zij allengs meer bereidheid laten zien om burgers serieus te nemen. Beleidsonderzoekers moeten dan wel achter hun bureau vandaan komen en zich in praktijksituaties inleven, maar dat lijkt het vak beleidsonderzoek alleen maar leuker maken.

Onderzoektechnisch zal er ongetwijfeld nog enorm veel veranderen in dit tijdperk van internet, nieuwe media, electronisch vastleggen van menselijk gedrag, meten van onbewuste motieven. Aan de ene kant levert dat een hele uitdaging op om daarvoor technieken te ontwikkelen. Aan de andere kant biedt het perspectieven op betere onderzoekresultaten die ten goede zullen komen van de kwaliteit van het beleidsonderzoek.

De professionalisering van het vak beleidsonderzoek is in de afge-lopen decennia duidelijk doorgezet: er is een branchevereniging gekomen, hetgeen onder meer geleid tot een branchebrede kwali-teitszorg, tot een standaardcontract dat alle leden toepassen bij opdrachtgevers die zelf geen standaardcontract hebben, privacy-regels samen met de MOA, tot opleidingen voor beleidsonderzoe-kers, recent tot een vaktijdschrift (Beleidsonderzoek Online, een e-journal) in samenwerking met de VSO, en tot een aantal boeken over het vak eveneens in samenwerking met de VSO.

Tenslotte, de bezuinigende overheid treft ongetwijfeld ook de budgetten voor beleidsonderzoek, dat is altijd al zo geweest bij bezuinigingen en dat is in deze periode meer dan ooit merkbaar. In het verleden trad vervolgens na enige tijd weer herstel op, want de informatiebehoefte was ondertussen niet kleiner geworden, eerder groter. Hoe dat in de komende jaren gaat verlopen is niet te voorspellen.

Wel lijkt het meer dan ooit nodig dat de overheid zich bij het bezuinigen richt op het opheffen van het grootste ministerie van Den Haag, namelijk het ministerie van Overbodig Beleid. Daarmee kan makkelijk 40 miljard worden bezuinigd. Voor het opsporen van overbodig beleid kan beleidsonderzoek worden ingezet. Dat vergt een kleine investering waarmee vervolgens enorme bedragen kunnen worden uitgespaard.

Peter van Hoesel
November, 2012

Boeken van Peter van Hoesel en verdere informatie.
http://www.ambachtseconomie.nl/
– Hoesel, P. van (2008) Partij van de Eenvoud. Uitgeverij Sdu, Den Haag

Via Bol.com

Partij voor eenvoud / druk 1
Hoesel, P. van

Via Managementboek.nl
Samenvatting van 'Partij voor eenvoud'
Het beleid van de overheid is in de afgelopen decennia allengs ingewikkelder geworden. Bij elkaar genomen is het beleidssysteem inmiddels zo ingewikkeld, dat de kwaliteit van het beleid in ernstige mate is aangetast. Beter beleid wordt regelmatig belemmerd door bestaand beleid. Ernstiger is dat bestaand beleid in veel gevallen onvoldoende blijkt te werken of zelfs negatieve effecten oplevert. Het vertrouwen in de overheid heeft daardoor flinke schade opgelopen.

Het is voor onze samenleving van wezenlijk belang om deze schade te gaan herstellen. Daarvoor zijn drastische beleidswijzigingen nodig om dat kleine aanpassingen niet altijd tot vereenvoudiging leiden. Helaas zijn grote veranderingen bijzonder lastig te verwezenlijken, want politieke partijen houden elkaar voortdurend in een patstelling. De kiezer weet daardoor niet meer waar hij zijn stem moet laten.

Het valt te hopen dat politici zich op afzienbare termijn durven te bevrijden uit deze patstelling. Zij kunnen daarvoor de nodige inspiratie putten uit dit boek, en politiek geïnteresseerde burgers zullen hen daarbij hopelijk aanmoedigen.

Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Inleiding
2. Een synthese tussen links en rechts
3. Naar een organische economie
4. Economische groei
5. Kwaliteitscriteria voor overheidsbeleid
6. Valkuilen in het beleidsproces
7. Sociaal-economisch beleid
8. Economisch stimuleringsbeleid
9. Publieke dienstverlening
10. Binnenlands bestuur, democratie en grondrechten
11. Ruimtelijke ordening en infrastructuur
12. Veiligheid en milieu
13. Internationaal beleid
14. Een doortastend beleidsprogramma

Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789012129190/
partij_voor_eenvoud_peter_van_hoesel?affiliate=1910

Peter van Hoesel over methoden en technieken voor beleidsonderzoek
Via Bol.com
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
Beleidsonderzoek in Nederland / druk 1
P.H.M. van Hoesel & J.W.M. Mevissen

Via managementboek.nl
Samenvatting van 'Beleidsonderzoek in Nederland'
'Beleidsonderzoek in Nederland' schetst een beeld van de wordingsgeschiedenis, de huidige stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen van het beleidsonderzoek in Nederland. Het gaat hier om een relatief jong vakgebied dat zijn wortels heeft in de wetenschap. Beleidsonderzoek is langzamerhand een belangrijke rol gaan spelen in de ontwikkeling en uitvoering van beleid bij overheden, organisaties in het maatschappelijke middenveld en, zij het nog in mindere mate, het bedrijfsleven. Het spreekt bijna voor zich dat de exacte invulling van die rol afhankelijk is van de behoeften van de opdrachtgever. Daarom wordt gebruik gemaakt van een veelheid aan methoden en technieken, theorieën, producten, rapportagetypen, enzovoort. Tegelijkertijd vindt er binnen het vakgebied een voortdurend proces van innovatie en professionalisering plaats waardoor sneller, beter en tegen minder kosten aan de vraag kan worden voldaan.

In tien hoofdstukken laat dit boek zien:
– wat beleidsonderzoek is;
– hoe het ontstaan is;
– welke rol het speelt in het beleidsproces en welk rendement het kan hebben;
– hoe de Nederlandse markt er uit ziet en hoe beleidsonderzoek in het buitenland georganiseerd is;
– welke kritiek erover geuit wordt en waarom;
– wat het toekomstperspectief voor het vak is.

Het boek is bedoeld voor beleidsonderzoekers (bij onderzoeksinstituten én bij interne onderzoeksafdelingen), opdrachtgevers, beleidsontwikkelaars en uitvoerders, toezichthouders en studenten die zich tot het vak aangetrokken voelen.

Inhoudsopgave
1 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in Nederland
1.1 Inleiding
1.2 De ontwikkeling van beleidsonderzoek in drie perioden
1.3 Het prille begin (de periode tot 1945)
1.4 De overgangstijd (1945 – 1975)
1.5 Het tijdperk van professionalisering (1975 – heden)
1.6 Afsluiting

2 Geschiedenis van het beleidsonderzoek in de Verenigde Staten
2.1 Grondslag van Policy Sciences
2.2 Groeiende kennis, groeiende invloed
2.3 Drors nieuwe wetenschap
2.4 Verschillende opvattingen
2.5 Booming Business
2.6 Controverse
2.7 Great Society
2.8 Niet langer bijzonder
2.9 Rand Corporation
2.10 Speaking truth to power
2.11 Heroriëntatie en politieke actie
2.12 Uitwaaierend beleidsonderzoek
2.13 Evaluatie
2.14 Amerika en Europa

3 Wat is beleidsonderzoek?
3.1 Definitie en kenschets
3.2 Wat is beleidsonderzoek niet?
3.3 De groei van het evaluatieonderzoek
3.4 Afsluiting

4 Het beleidsproces in theorie en praktijk
4.1 Inleiding
4.2 Het begrip ‘beleid’
4.3 Het beleidsproces in fasen
4.4 Van probleem naar oplossing: de beleidstheorie
4.5 Typen van beleid
4.6 Het beleidsproces in de praktijk: de aanleg van IJburg
4.7 Kritiek op het fasenmodel
4.8 Samenvatting

5 Plaats en functies van beleidsonderzoek in het beleidsproces
5.1 Het belang van onderzoek voor de beleidsontwikkeling
5.2 Kennismanagement
5.3 Relatie tussen onderzoek en beleid
5.4 Het model van de beleidscyclus
5.5 Functies van beleidsonderzoek
5.6 Afsluiting en relativering

6 Wat is het rendement van beleidsonderzoek?
6.1 Inleiding
6.2 Voorwaarden voor het optreden van rendement
6.3 Rendementstypen
6.4Partijen die specifieke typen rendement kunnen ondervinden
6.5 Kan rendement van beleidsonderzoek gemeten worden?
6.6 Hoe kan het feitelijk gebruik van beleidsonderzoek verbeterd worden?

7 De markt voor beleidsonderzoek
7.1 Inleiding
7.2 Intern onderzoek
7.3 Intern of extern onderzoek?
7.4 De markt voor extern beleidsonderzoek
7.5 Is het beleidsonderzoek optimaal georganiseerd?
7.6 Conclusies

8 Beleidsonderzoek in onze buurlanden
8.1 Inleiding
8.2 Duitsland
8.3 Groot-Brittannië
8.4 Vlaanderen 138

9 Beleidsonderzoek onder vuur
9.1 Hoe meer onderzoeksrapporten, hoe meer elkaar tegensprekende resultaten
9.2 Beleidsonderzoek is ‘quick and dirty’
9.3 Er is te veel onderzoek, je ziet door de bomen het bos niet meer
9.4 Onderzoek levert lange, onleesbare en technische rapportages op
9.5 Goed onderzoek, maar met een verkeerde probleemstelling
9.6 Beleidsonderzoek levert conclusies op waarmee je alle kanten op kunt
9.7 Onderzoeksresultaten komen vaak als mosterd na de maaltijd
9.8 Opdrachtgever heeft de onderzoekers/het onderzoeksbureau gemanipuleerd
9.9 Beleidsonderzoek trapt open deuren in
9.10 Beleidsonderzoek is lastig omdat er steevast om meer of ander beleid wordt gevraagd

10 Een toekomstperspectief voor het beleidsonderzoek
10.1 Alles beweegt, maar waarheen?
10.2 Steeds sneller en beter door ICT
10.3 Het begrip ‘deskresearch’ krijgt een andere betekenis
10.4 Datamining als de nieuwe revolutie in het beleidsonderzoek
10.5 Van een passieve naar een actieve rol van de beleidsonderzoeker
10.6 De beleidsonderzoeker krijgt een eigen status
10.7 Evaluatieonderzoek evolueert naar een hoger niveau
10.8 Van een gesloten naar een open markt (of toch niet helemaal?)
10.9 Beleidsonderzoek vooral in samenwerking en netwerken
10.10 Beleidsonderzoek als uitvloeisel van professionalisering van het beleidsproces
10.11 De invloed van Europa blijft groeien
10.12 Tot besluit: de vergeten schakel in de Nederlandse kennis-infrastructuur

Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789023241614/
beleidsonderzoek_in_nederland_peter_van_hoesel?affiliate=1910

Methoden van beleidsonderzoekers
Methoden van beleidsonderzoekers
Marieke Boekenoogen & Carla Verheijen

Nieuwste artikelen

๐—•๐—ผ๐—ฒ๐—ธ๐—ฒ๐˜€๐˜๐—ถ๐—ท๐—ป en ๐——๐—ฒ ๐—ช๐—ถ๐—ท๐—ธ ๐˜ƒ๐—ผ๐—ผ๐—ฟ๐˜€๐—ฝ๐—ฒ๐—น๐—น๐—ฒ๐—ป ๐—ฑ๐—ฒ ๐˜๐—ผ๐—ฒ๐—ธ๐—ผ๐—บ๐˜€๐˜: ๐—ผ๐—ฝ ๐˜‡๐—ผ๐—ฒ๐—ธ ๐—ป๐—ฎ๐—ฎ๐—ฟ ๐—ฒ๐—ฒ๐—ป ๐—ป๐—ถ๐—ฒ๐˜‚๐˜„๐—ฒ ๐˜„๐—ฒ๐—ฟ๐—ฒ๐—น๐—ฑ๐—ผ๐—ฟ๐—ฑ๐—ฒ

Boek: Omgaan met ongeschreven regels

Boek: Spiral Dynamics

De spiraal van waarden en denken