Weerstand tegen verandering.

Veranderingen in bedrijven zijn lastig te realiseren, omdat medewerkers daar in de regel nogal wat weerstand tegen vertonen. Maar aangezien de bedrijfsleiding meestal voldoende doorzettingsmacht heeft, lukt het uiteindelijk wel om een gewenste verandering tot stand te brengen. Wat je er ook van vindt, de met de tucht van de markt samenhangende aandeelhouderswaarde staat nu eenmaal voorop en daartegen moeten niet-parallelle andere belangen het afleggen.

Bij veranderingen in het overheidsbeleid zijn er logischerwijze veel meer weerstanden. Dat kunnen weerstanden zijn bij medewerkers van uitvoeringsorganisaties maar ook bij hun leidinggevenden, bij belangenorganisaties, bij actiegroepen van burgers, bij politici van de oppositie en bij de media. Dat leidt bijna altijd tot halve in plaats van hele maatregelen, tot het sparen van de kool en de geit, tot ingewikkelde regels om de pijn te kunnen verzachten, en tot slechte scores op de criteria voor goed overheidsbeleid.

Het belang van de samenleving als geheel wordt daarbij dan ook verre van optimaal bediend en in veel gevallen zelfs uitgesproken slecht. De huidige regering heeft langs deze weg een aantal zogenaamde hervormingen doorgevoerd, waarvan je je moet afvragen of onze samenleving daar wel mee gediend is.

In plaats van te bezuinigen op nutteloze of zelfs schadelijke overheidsuitgaven waarvan er heel wat aan te wijzen zijn, heeft de regering de gaten in de begroting vooral proberen te dichten met hogere belastingen en door toepassing van kaasschaafmethode die ook allerlei uitgaven raken die wel nuttig zijn. Blijkbaar was dat makkelijker te doen dan gericht bezuinigingen op nutteloos beleid. De doorzettingsmacht van de overheid blijkt niet opgewassen te zijn tegen de lobby van de groepen die belang hebben bij het handhaven van bepaalde overheidsuitgaven. Als gevolg hiervan wordt de zozeer gewenste economische groei in de kiem gesmoord.

Het terugdringen van fossiele energie gebeurt slechts mondjesmaat, zodat duurzame energie onvoldoende kansen krijgt om door te breken. Dat laatste is hard nodig alleen al gelet op de klimaatontwikkeling in de wereld. De weerstand vanuit de fossiele wereld is zodanig georganiseerd dat een regering hoogstens tot halfslachtige besluiten kan komen. Het belang van de samenleving wordt daarbij voor de korte termijn misschien nog wel een beetje gediend, maar op lange termijn zeker niet.

Het volkshuisvestingsbeleid heeft ook te maken met halve of zelfs averechtse maatregelen. Een volledige afschaffing van de hypotheekrenteaftrek (na een overgangsperiode en met wat flankerend beleid) zou op lange termijn de betere oplossing zijn geweest. Het extra belasten van woningcorporaties leidt tot minder bouwactiviteit, hogere huren en hogere huurtoeslagen. Het is in dit verband merkwaardig te noemen, dat de regering geen gebruik heeft gemaakt van het advies dat hen door de vier grote maatschappelijke organisaties op dit gebied tijdig in de schoot is geworpen. Dat advies had belang van de samenleving beter op het oog dan waar de regering vervolgens blijk van heeft gegeven. De weerstand daartegen zat in dit geval blijkbaar in de politiek zelf.

Aan het ingewikkelde belastingsysteem dat allerlei perverse elementen bevat, durft deze regering zijn vingers voorlopig niet te branden. Dat is wel begrijpelijk omdat hierover forse politieke meningsverschillen bestaan, waardoor zelfs de discussie over mogelijke veranderingen in de politiek nauwelijks wordt gevoerd. Maar het is slecht voor de samenleving, omdat allerlei scheefheden (zoals de merkwaardige antisolidariteit in box 3) in het belastingsysteem intact blijven, waardoor de economie slechter functioneert dan zou kunnen.

Het arbeidsmarktbeleid laat eveneens een halfbakken aanpak zien, waarbij bedrijven de nodige weerstand blijven houden tegen het aannemen van vast personeel en waarbij de positie van flexibele werkers nauwelijks is verbeterd. Bovendien belemmert het systeem van sociale zekerheid de toegang tot de arbeidsmarkt nogal, waardoor heel wat werk wordt verricht door (ook nog eens goedkopere) buitenlanders en waardoor de binnenlandse werkloosheid onnodig hoog blijft. De weerstanden tegen beter beleid op dit gebied komen vanuit de maatschappelijke organisaties maar zeker ook vanuit de politiek.

Enige verbeteringen in het beleid m.b.t. financiële instellingen zijn wel doorgevoerd, maar nog steeds zijn banken en verzekeraars in staat om burgers meer geld uit de zak te kloppen dan wenselijk is. Dat is slecht voor de economie omdat burgers daardoor minder te besteden hebben en de overwinsten van dergelijke instellingen grotendeels niet in ons land terechtkomen. De weerstanden tegen scherper beleid op dit terrein komen van de financiële instellingen zelf, die nog steeds een onwenselijk grote invloed hebben op de politiek.

Zo valt er nog wel even door te gaan. De vraag is natuurlijk hoe al deze weerstanden kunnen worden overwonnen. Uiteindelijk kan dat alleen wanneer er beter naar burgers wordt geluisterd. Alle politieke partijen beweren natuurlijk dat zij goed luisteren naar de burgers, maar daarbij willen ze toch vooral hun achterban bedienen en bovendien zijn ze veel te gevoelig voor allerlei lobby’s die voor hun eigen belang opkomen.

Beter luisteren naar burgers moet dan ook structureel worden afgedwongen door: regelmatig referenda te houden, burgerinitiatieven veel serieuzer te behandelen, het kiessysteem te veranderen, beter gebruik te maken van kennis in het beleidsproces, crowd sourcing, beleidsmaatregelen van een tijdshorizon te voorzien, een algemene ontsnappingswet aan te nemen als regels belangrijke beleidsdoelen in de weg zitten.

Maar ja, tegen dit soort veranderingen bestaat misschien nog wel de grootste weerstand bij de politiek, omdat men burgers helemaal niet zoveel invloed wil geven. Onze democratie blijft zo een schijndemocratie die de meeste burgers allang niet meer vertrouwen maar waarin ze helaas ook zijn gaan berusten. De actieve deelname aan politieke partijen is daarbij ook nog eens op een verontrustend laag niveau terecht gekomen.

Het is hoog tijd voor een brede maatschappelijke discussie over betere politiek. Einddoel van zo’n discussie zou kunnen zijn een maatschappelijk akkoord met de samenleving, nu eens niet gesloten met de bekende maatschappelijke organisaties maar met de burgers zelf. Een regering die de moed om zo’n discussie aan te gaan, zal daar ongetwijfeld voor worden beloond.

Peter van Hoesel
Januari 2015