Zestien miljoen Nederlanders.

Pieter Winsemius geeft in zijn boek ‘Zestien miljoen Nederlanders’ een inspirerend relaas van gesprekken in het land die hij voerde met meer dan duizend actieve en betrokken mensen die hij bevroeg op hun vertrouwen in hun buurt, hun school en in de overheid. In kort bestek geeft hij de stand van het land weer. Hij zocht mensen op die in de frontlijn werken. Mensen in achterstandswijken, in plattelandsdorpen en in binnensteden komen tot leven. Maar ook politici die ervoor gaan, bevlogen ambtenaren, activisten en wetenschappers. Pieter Winsemius stelde aan iedereen die hij sprak de vraag: “Van welke drie dingen word je ’s nachts wakker?”


In het land waar bijna iedereen het naar zijn zin heeft schetst Winsemius ook een harde wereld. De wereld van probleemjongeren en kansarmen. Een wereld met spanningen tussen de autoriteiten en de burgers. Treffend is het voorbeeld van een schooldirecteur van de moeilijkste school in Rotterdam: “Van de week zat er een ventje bij me. Ik vroeg: Waarom zit je zo vervelend te doen? Nou, vader leefde niet meer, moeder zat in de gevangenis en hij leefde bij de buurvrouw.”  “Waar moet zo’n kind naartoe?” Hij verwachtte geen antwoord. Uiteindelijk verzuchtte hij: “Weet je wat het eigenlijk is? Niemand houdt van ze.”

Winsemius komt tot de conclusie dat de oude burgerparticipatie niet werkt. De overheid denkt te veel vanuit de aanbodkant en ziet bewoners als lastige consumenten in plaats van als medevormgevers van hun eigen leefomgeving.

De organisatie van de overheid is te veel vanuit de eigen organisatie ingesteld. Ambtenaren voeren stammengevechten over wie het voortouw heeft. Dan zijn er ook nog regionaal georganiseerde instanties waar gemeenten hun taken laten uitvoeren in gekunstelde samenwerkingsverbanden. Wethouders hebben hier meestal weinig meer over te zeggen. Daar komt nog de korte termijnoriëntatie van de politiek bij. Iedere vier jaar kan het beleid veranderen, waardoor van consistentie weinig sprake meer is.

De afstand tot de overheid wordt door burgers vaak als groot ervaren. Ze hebben het gevoel dat hun inbreng de bobo’s niet bereikt. Burgers betrek je pas echt bij zaken als je hen aanspreekt op dingen die hen direct aangaan. Politici moeten daarom weten wat er speelt in de alledaagse leefomgeving. Als politicus moet je daar zijn waar mensen elkaar toch al ontmoeten, meeliften met wat vanzelf gebeurt.

Mensen kunnen er vaak best tegen als ze hun zin niet krijgen, maar ze willen wel serieus genomen worden. Daar hoort bij dat je weet wat ze belangrijk vinden. Je krijgt pas het vertrouwen als je iets tastbaars voor mensen hebt gedaan. Daar hoort bij dat je ook vertrouwen geeft. Loslaten en ruimte geven past in de relatie met burgers. Dat is voor veel beleidsmakers pas echt moeilijk. Als je loslaat blijken mensen verbazingwekkend zelfredzaam te worden.

De praktijk leert dat veel mensen de weg niet weten en zich laten ontmoedigen. Om die brug te slechten zijn verbinders nodig. Dit zijn mensen die bruggen slaan tussen groepen mensen onderling of met bestuurders. Dat kan de wijkagent zijn of de schooldirecteur. Ook is het nodig de informele netwerken te kennen en daar op aan te sluiten. Veel mensen blijken over veel zaken ongeveer hetzelfde te denken, de wens van de ene bewoner leeft vaak ook bij de andere bewoner. Het besef van het gezamenlijke belang en het nut van samenwerking met burgers moet vaak nog doordringen tot de overheid.

Cruciaal zijn ook de trekkers. Trekkers laten zich niet ontmoedigen of aan de kant zetten. Zij zijn gedreven en accepteren geen nee. Zij gaan door tot het doel bereikt is. De derde sleutelgroep is de groep van de rugdekkers. Trekkers en verbinders kunnen hun gang gaan als ze weten dat ze zeker zijn van rugdekking als ze in de knel komen te zitten. Voorbeelden zijn een goede wethouder of een stevige projectleider of beleidsambtenaar.
Nederland draait niet zozeer op maatschappelijke zwaargewichten, maar op de duizenden kleine radartjes die de machine laten draaien.

Pieter Winsemius geeft een kleurrijk beeld van hoe Nederlanders tegen hun omgeving aankijken en van wat ze van de overheid vinden. Zijn voorbeelden zijn treffend en ook zijn analyse van hoe je als burger iets bereikt bij de overheid geeft een inkijkje in de dagelijkse praktijk van het openbaar bestuur waar burgers die hun omgeving willen aanpakken handige tips uit kunnen halen.

Bert van Ravenhorst,
mei 2012.

Pieter Winsemius, Zestien miljoen Nederlanders, 2011, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 69 blz. € 6,95.
Klik op: http://www.bol.com/nl/p/zestien-miljoen-nederlanders/1001004011526934/