Combineer wat je hebt!

Duurzaamheid door het verbinden van maatschappelijke functies.

Eerste artikel van het boek 'Combineer wat je hebt: duurzaamheid door het verbinden van maatschappelijke functies.' Auteurs:  Jurgen van der Heijden, Otto Nuys, Frank van Ree, e.a. Dit artikel is met toestemming op Managementissues.com gepubliceerd. Zie voor meer informatie over dit boek het einde van dit artikel.

1.1 Inleiding
Drie keer drie is negen. Geluid en ritme helpen bij onderwijs: ‘twee keer drie is zes, drie keer drie is negen’. Tafels opdreunen met de hele klas heeft al vele generaties kinderen leren rekenen. Een nieuw voorbeeld is Taalbom, een combinatie van ritmische gymnastiek en onderwijs in de Nederlandse taal aan allochtonen.1
Niet alleen is dit voor veel mensen een goede manier om taal te leren, maar ze doen tegelijk aan sport en dat is goed voor de gezondheid. Door sport krijgt het taalonderwijs een ander karakter, en door dit taalonderwijs krijgt de sport een ander karakter. Een aantrekkelijk product ontstaat dat kan concurreren met eenzijdig aanbod van onderwijs en van sport.|

Onderwijs en gezondheid gaan steeds vaker samen. Zo bieden sportverenigingen huiswerkbegeleiding aan waarbij leerlingen eerst samen sporten en dan samen huiswerk maken.2 Dit gaat veel verder dan in de klas tafels opdreunen. Het onderwijs stapt de klas uit, en sport en gezondheid stappen het onderwijs binnen. Natuurlijk is sport al heel lang onderdeel van het onderwijs aan alle lagere en middelbare scholen, maar steeds apart en nooit als lesmethode voor een ander vak. Nu vindt bijna een integratie plaats die op sommige plaatsen zelfs zo ver gaat dat scholen leslokalen openen in stadions.3

Een Amsterdamse zorginstelling gebruikt een busje voor het rondrijden van cliënten. Het onderhoud is uitbesteed aan studenten van een roc. Dit past binnen hun onderwijs in techniek en in ruil voor de moeite kunnen zij het busje in het weekend gebruiken voor hun voetbalteam. De capaciteit van het busje wordt zo goed mogelijk benut, net zoals de capaciteit van een stadion waarin ook plaats is voor onderwijs. Dit is duurzaam en dat geldt bijvoorbeeld ook voor een infrastructuur voor bodemsanering die niet alleen vervuiling uit grondwater haalt, maar ook warmte en bovendien zorgt dat het waterpeil gehandhaafd blijft.4  De voorbeelden gaan alle kanten op, maar hebben overeenkomsten. Welke overeenkomsten zijn dat?

Een waarheid als een koe
Koeien leveren melk en mest. Samen met de warmte van koeien op stal diende mest vroeger voor verwarming van de boerderij. In veel landen is het een normale brandstof en met de techniek van biovergisting is dit ook in Nederland sterk in opkomst. Verder is werken met dieren sinds ongeveer vijftien jaar onderdeel van therapie voor cliënten in de zorg. Ook dienen koeien steeds vaker voor het beheer van natuurgebieden. Ten slotte leveren zij vlees, leer en andere producten. Achter dit succesverhaal van de koe schuilen drie simpele principes. Die principes zijn ook van toepassing op bijvoorbeeld sport, onderwijs en bodemsanering.

Drie principes
Het eerste principe is dat je tegelijk doet wat tegelijk kan, parallel schakelen.
Dus laat de kans niet lopen om een koe te laten verzorgen door iemand in therapie. Laat ook de kans niet lopen taalles te combineren met beweging, als dit tot betere resultaten leidt.
Het tweede economische principe draait om volgorde, serie schakelen: uit mest haal je stoffen voor  bodemverrijking, maar vergeet niet daar eerst energie uit te halen, net zoals warmte uit vervuild grondwater. Veel scholieren houden van sport, dus gebruik dat om daarna samen huiswerk te maken.
Het derde principe draait om het samen doen van investeringen, gelijk schakelen. Een boer en een zorginstelling investeren samen in realisatie van een zorgboerderij. Zij delen de kosten voor ontwerp, verbouwing en beheer. Die zijn lager dan de kosten voor apart een boerderij en apart een zorgcentrum. Hetzelfde geldt voor de combinatie van een school en een stadion, of voor een enkele infrastructuur voor bodemsanering, warmtewinning en peilbeheer.

Waarom dit boek?
De afgelopen twintig jaar komen in groeiend tempo voorbeelden op waarin mensen steeds meer en beter combineren wat ze hebben, net zoals de koe, de boerderij, onderwijs, sport, het stadion, het busje en infrastructuur. Er is een maatschappelijke beweging gaande, de aantallen zijn groot. Dit is hooguit twintig jaar op gang, dus het gaat snel, er is echte beweging. De beweging wordt zichtbaar door combinaties rond sport en onderwijs op één lijn te stellen met combinaties in de landbouw, of energie, of in vele andere maatschappelijke
sectoren. Zo komt een sociale en economische beweging in beeld die vrijwel alle maatschappelijke sectoren omvat. Kern is een andere wijze van produceren en consumeren dan nu dominant is. Dominant is dat bedrijven en overheden hun producten en diensten vanuit centrale punten brengen naar de consument: olie uit Koeweit, onderwijs en zorg vanuit grote instellingen.

Bedrijven en overheden brengen hun producten en diensten vanuit centrale punten naar de consument. Vanuit grote kantoren sturen grote organisaties de samenleving. Velen werken in deze grote organisaties en vrijwel iedereen gebruikt als consument de producten daarvan. In grote vervoersstromen verplaatsen goederen en mensen zich tussen enkele centrale punten, waar productie plaatsvindt, en een wolk aan decentrale punten waar consumptie plaatsvindt. Zit de wereld zo in elkaar, is dit het beste model voor productie, consumptie en ook mobiliteit? Nee, want een ander model is in opkomst. Niet gezegd is dat dit beter is, maar het toont wel aan dat productie en maatschappelijke sturing niet alleen hoeven te komen vanuit centrale punten. Belangrijk kenmerk van dit nieuwe model is dat het decentraal is.

Een windmolen achter het huis en zonnecollectoren op het dak, het verlenen van zorg in de woonomgeving, delen van auto´s met de buurt, samen het publieke groen verzorgen. Deze en vele andere voorbeelden geven aan hoe mensen decentraal, in hun eigen omgeving, productie overnemen van de publieke en de private sector. Naast producent zijn zij vaak tegelijkertijd consument. In de meeste gevallen doen zij veel minder een beroep op natuurlijke bronnen door deze te delen. Daarnaast verandert hun behoefte aan mobiliteit en wordt deze duurzamer als mensen tal van bestemmingen bij elkaar in de buurt gaan vinden, voertuigen gaan delen, of infrastructuur gaan gebruiken voor twee of meer doeleinden.

Bovendien is het actuele en groeiende probleem van krimp beter in de hand te houden wanneer mensen decentraal in staat zijn productie op peil te houden door deze te combineren. Zo kan in een dunbevolkt gebied zorg op peil blijven als een zorgboerderij een aantal plaatsen biedt aan cliënten, wanneer een groot zorgcentrum als gevolg van leegloop moet vertrekken.

De huidige wijze van produceren en consumeren drijft veel mensen uit elkaar. Een andere wijze van productie, consumeren en mobiliteit kan mensen weer tot elkaar brengen. Deze herschikking is duurzaam wanneer economie, klimaat en mens erop vooruitgaan. Uitvinden waarom deze herschikking beter is, kan bijdragen aan een meer duurzame wereld. Begrijpen wat precies dezedecentrale manier van productie, consumptie en mobiliteit is, kan mensen helpen daarnaar over te stappen. Het kan mensen ook helpen om beter te begrijpen
hoe de huidige, centrale wijze van produceren en consumeren in elkaar zit, en onder welke omstandigheden je daar misschien nog voor moet kiezen.

Doel van dit boek is om bij te dragen aan een evenwichtige overgang naar een nieuwe, duurzame wijze van productie, consumptie en mobiliteit zonder de huidige wijze zomaar overboord te gooien.
De voorbeelden in dit hoofdstuk, en vele volgende voorbeelden van de nieuwe wijze van productie, consumeren en mobiliteit, zijn het feitenmateriaal waar dit boek om draait. Waar komen zij vandaan, waarom nu? Hoe duurzaam zijn zij? Kan hun opkomst gestimuleerd worden, omdat ze goed zijn? Hoe beoordeel je dat? Aan de hand van welke criteria? Is elk voorbeeld wel even goed?
Diverse auteurs beantwoorden deze vragen, en de vragen die zij zichzelf stellen. Elk richt zich op een eigen onderwerp, maar rode draad zijn steeds voorbeelden waarin mensen combineren wat ze hebben.

Dit hoofdstuk
Dit hoofdstuk zet de rode draad neer in vier stappen.
De eerste gaat in op de vraag of je moet stoppen met nieuwbouw, nieuwe producten ontwikkelen, als je gaat combineren wat je al hebt.
De tweede stap volgt het geld, de economie, omdat dit een manier is om te overtuigen dat de opkomende, decentrale wijze van productie, consumptie en mobiliteit een belangrijke rol gaat vervullen.
Stap drie betreft duurzaamheid en de urgentie om dat te versterken. Daar schuilt een morele beoordeling achter, die ervan uitgaat dat duurzaamheid goed is en ook dat het goed is om te combineren wat je hebt. Dat beredeneren
is belangrijk om anderen gelegenheid te geven daar hun morele oordeel naast of tegenover te stellen.
De vierde stap vat de eerdere stappen samen, en geeft een vooruitblik op alle volgende hoofdstukken.

1.2 Stoppen met nieuwbouw?
Anno 2009 staat meer dan 5 miljoen m2 kantoor leeg en zijn boven winkels 80.000 woningen te realiseren. Het Transformatieplatform pleit voor het omvormen van kantoren tot woningen en voor het gebruik van leegstand boven winkels, maar weet zelf dat het tegen windmolens vecht.5 Als de markt voor nieuwbouw interessant is, dan zal er gebouwd worden, ondanks overcapaciteit. Op dat moment falen zowel de markt als de overheid.6  De markt omdat deze geen wezenlijke vraag van de klant helpt formuleren, en de overheid omdat zij niet kan tegenhouden dat de samenleving overspoeld wordt met overbodige nieuwe bouwwerken.

Nu de vraag door de kredietcrisis van eind 2008 is ingezakt, vindt een interessante correctie plaats.  Bouwondernemingen zoeken naar werk en vinden dat in een beter gebruik van wat al is gebouwd. Zij bieden beheer en onderhoud aan, of de transformatie van bestaande woningen richting meer duurzame woningen. Ook bieden zij bewoners diensten aan zoals zorg en mobiliteit.
Sommige bouwers houden de eigendom vast, bijvoorbeeld van kantoren, en bieden hun huurders uitgebreide dienstenpakketten aan. Zij houden de huur laag en proberen te verdienen aan diensten als kantoorondersteuning, catering, mobiliteit en energie. In feite treden zij hiermee in het spoor van onder andere telecombedrijven. Die bieden een gratis telefoon aan en verdienen aan de diensten.

Nieuwbouw zit in de genen van hele beroepsgroepen, overal in de samenleving, profit en non-profit. Projectontwikkelaars, planologen, architecten, ingenieurs en alle bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties, waarvoor zij werken, zijn ingesteld op ontwikkeling van nieuwe projecten. Een blik uit het raam is voldoende om te zien wat er de afgelopen eeuw is neergezet.

Toch kunnen al deze beroepsgroepen razend snel omschakelen als het moet naar een beter gebruik van wat er al is. Bedrijven als ProRail en Rijkswaterstaat zijn niet de minste voorbeelden van organisaties waaromheen mensen in deze beroepen zich in grote getale verzamelen. In beide organisaties heeft een betere benutting van bestaande infrastructuur een vaste plaats gekregen en wint nog steeds aan belang.

Betere benutting betekent niet stoppen met bouwen, maar wel bouwen met een geheel andere doelstelling. Je bouwt niet voor de markt of de overheid, met alle kansen op falen, maar vanuit het gebruik. Je bouwt ook niet voor de gebruiker, vraagsturing, omdat je zijn vraag totaal verkeerd kunt begrijpen. Wanneer je de gebruiker niet echt kent, maar alleen als klant op de markt, of als klant van de overheid, weet je nog niet half wat hij doet en wil. Daarom bouw je met de gebruiker, of bouwt de gebruiker zelf, bijvoorbeeld door uit te breiden, of te transformeren wat hij al heeft. Dit laatste is bijvoorbeeld de doelstelling van ProRail dat op het bestaande spoor veel vaker wil gaan rijden en het daartoe geheel moet omvormen. Bouwen voor de markt of voor de overheid kan betekenen dat ProRail toegeeft aan de roep om nieuw spoor zonder afweging dat transformatie van het bestaande spoor beter is.

Transformatie van het spoor is economisch een even interessante bouwopgave als de aanleg van nieuw spoor, maar met een maatschappelijk hoger rendement, omdat je met wat je al hebt tot een beter resultaat komt. Met andere woorden, stoppen met bouwen is niet aan de orde, maar wel stoppen met domweg bouwen voor de markt, of de overheid. Paradoxaal is dat de markt dit moet afdwingen, of de overheid, en die kunnen beide falen. Marktpartijen, overheden en maatschappelijke organisaties echter, die markt en overheid goed begrijpen,
kunnen samen dit falen beperken. De drie economische principes, die hiervoor zijn genoemd, kunnen daarbij behulpzaam zijn. Zij gelden niet alleen voor producten van de bouw, maar in principe voor elk product en elke dienst.

Een beter gebruik kan elk product betreffen. Daarvoor geldt net als voor bouwen dat je niet moet stoppen, maar de ontwikkeling moet voortzetten met en door de gebruiker. Dat wordt al jaren geroepen en doel van dit boek is om de aandacht te vestigen op het gebruik van wat er al is voordat een nieuw product wordt ontwikkeld. Dan verschijnt in beeld dat het bestaande parallel en in serie gecombineerd kan worden voor geheel andere functies en met nieuwe gebruikers, zoals een zorgboerderij. Ontwikkelen is dan om een boerderij te transformeren tot zorgboerderij in plaats van een nieuw zorgcentrum te bouwen. Dan verschijnt ook in beeld dat het economisch gunstiger en bovendien duurzamer is om tegelijk te investeren voor twee of meer functies. De beide volgende paragrafen gaan daarop in.

1.3 Economie
Meer inkomsten, minder kosten
Enkel onderwijs heeft minder waarde dan in combinatie met sport, en enkel sport heeft minder waarde dan in combinatie met onderwijs. Een ander voorbeeld is publiek groen dat mensen uit de buurt zelf onderhouden. Daardoor stijgt niet alleen de kwaliteit van het groen, maar ook van de gemeenschap.
Is bovendien een deel van dit groen eetbaar, dan kan het later in het seizoen gegeten worden. In combinatie creëren groen en gemeenschap meer waarde  dan afzonderlijk. Dit is eveneens zichtbaar in woonzorgcentra, brede scholen en zorgboerderijen. Ook daar krijgen de producten (van dienstverlening) een
aantrekkelijke kwaliteit door combinatie.

Werken in een zorgboerderij voegt kwaliteit toe aan de zorg en aan de landbouw. Zorgcliënten komen in contact met dieren en planten, zijn buiten, hebben sociaal contact en doen echt werk. Dit draagt bij aan hun therapie en is een gunstige inzet van hun persoonsgebonden budget. De boer krijgt extra hulp, bijvoorbeeld voor arbeidsintensieve biologische teelt. Verder wordt in plaats van een boerderij en een zorgcentrum een enkele zorgboerderij gebruikt. Vergelijkbaar zijn woonzorgcentra die woningen combineren met zorg. Ook bij een brede school scheelt het veel geld om niet een aparte school te ontwerpen, bouwen en beheren, maar om dat te delen met bijvoorbeeld een bibliotheek en naschoolse opvang.

In Castricum verbouwen patiënten van een psychiatrisch ziekenhuis biologisch geteelde groenten, samen met studenten van een landbouwopleiding. Zij doen dat voor een restaurant met twee Michelinsterren. Parallel aan het kweken van groenten vinden therapie en onderwijs plaats en allen worden daar beter van: therapie en onderwijs omdat patiënten en studenten weten dat zij niet zomaar voor iemand werken, en het restaurant omdat het groenten krijgt waar de extra zorg aan is besteed die hoort bij biologische teelt. Ziekenhuis, opleiding en restaurant leveren betere kwaliteit, waardoor hun inkomsten stijgen. Intussen dalen hun kosten door het gelijk schakelen van hun investeringen, omdat zij de landbouwgrond met z’n drieën delen.

De kantine van een sportvereniging dient ook voor huiswerkbegeleiding. Leerlingen gaan eerst samen sporten en daarna samen huiswerk maken. Met meer plezier huiswerk maken en werken aan gezondheid worden in serie geschakeld. Het huiswerkinstituut levert betere kwaliteit, waardoor zijn inkomsten kunnen stijgen. Dat geldt ook voor de sportvereniging wanneer deze samen met het huiswerkinstituut een programma voor sport en huiswerk aanbiedt, en langs deze weg meer kan betekenen voor de leden en de samenleving. Beiden hebben minder kosten door het gelijk schakelen van hun investeringen, omdat zij de kantine van de sportvereniging delen.

Fraai voorbeeld van gelijk schakeling is ook Hotel Transvaal. Dit hotel bestaat geheel uit een verzameling woon- en winkelruimtes in de Haagse wijk Transvaal die eerder ongebruikt waren.7

Een manier om het maatschappelijk rendement van snelwegen en spoorwegen te verhogen is het vaker realiseren van hun ‘ontmoeting’. Waar snelweg en spoor bij elkaar komen, kunnen reizigers overstappen. Zij kunnen dan hun auto verlaten om per spoor eenvoudig het centrum van een stad te bereiken, en later weer te verlaten. Ook kunnen deze transferia uitgroeien tot plaatsen waar reizigers elkaar ontmoeten om te vergaderen, of om tijdens hun overstap snel nog wat boodschappen te doen. Zo bepleit ook de Rijksadviseur van de Infrastructuur, Ton Venhoeven, met zijn ‘netwerkstad’.8 Op deze wijze vindt een serieschakeling plaats, mobiliteit over weg en spoor, en een gelijkschakeling van investeringen in transferia.

Parallel schakelen en serie schakelen zorgen voor meer inkomsten: betere therapie, beter onderwijs, betere groenten, betere sport, betere gezondheid, beter huiswerk en betere mobiliteit. Deze inkomsten zijn in geld uit te drukken, maar niet alleen de economie wordt hier beter van, ook de samenleving. Dat geldt tevens voor het verminderen van de kosten door het gelijk schakelen van investeringen. Door grond en gebouwen dubbel, of driedubbel te gebruiken, is de druk op de natuurlijke omgeving lager. Met andere woorden, redeneren in termen van inkomsten en kosten is puur economisch, maar gaat over meer dan de economie. De economische redenering is belangrijk om aan te tonen dat de opkomende, geschakelde wijze van productie concurrerend is en geen
utopie.

Van specialisatie naar recombinatie
De afgelopen twintig jaar heeft zich tamelijk geruisloos een ontwikkeling voltrokken die de kern raakt van de economie. Die kern bestaat uit het realiseren van meerwaarde, bijvoorbeeld door een koe te houden voor de melk, of groenten te verbouwen voor de oogst. Nieuw is bijvoorbeeld om dezelfde koe en dezelfde groente te laten verzorgen door cliënten uit de zorg. In plaats van zijn tijd en geld te steken in nog een koe, of het kweken van nog meer groente, investeert de boer in het aanpassen van zijn bedrijf tot zorgboerderij. Daarin werkt hij samen met een zorginstelling, die niet investeert in een verbeterde therapie, of een extra therapeut, maar in samenwerking met de boer.

Een extra euro naar koeien en groente, en een extra euro naar therapie en therapeuten, leveren minder op dan twee euro in de zorgboerderij. Economisch is dit gesneden koek en toch raakt het de kern van de economie. Die heeft zich totaal gespecialiseerd in het halen van zoveel mogelijk voordeel uit het benutten van een enkel middel, zoals een koe. Daarin past precies het benutten van een koe voor zowel de productie van melk, als het leveren van zorg, en toch is er iets nieuws aan de hand.

Specialisatie heeft zich de afgelopen eeuw of meer gericht op steeds één enkele wijze van benutting van een middel. Dus hoe haal ik zo snel mogelijk zoveel mogelijk melk uit de koe, of zoveel mogelijk groente uit de grond, of zoveel mogelijk resultaat uit een therapie of therapeut. Snelheid en volume staan voorop, massaproductie, en daarbij past specialisatie, omdat alleen door specialisatie een product ontstaat dat zich onderscheidt en snel in grote volumes te produceren is. Nu ontstaat een economie waarin een middel niet op één, maar op twee of misschien wel meer manieren tegelijk wordt ingezet.

In plaats van specialisatie ontstaat een economie van combinatie. Eén euro in nog betere, nog gespecialiseerder melkproductie levert minder op dan één euro in de combinatie met de zorg. Eén euro in nog een huis om alleen maar in te wonen, levert minder op dan één euro in een woning die ook dient om energie op te wekken, bijvoorbeeld met zonnecellen op het dak. Naast combinatie zal in dit boek ook wel gesproken worden van recombinatie, een term afkomstig uit de biologie.9 Twee broers zijn een recombinatie van hetzelfde DNA.

Recombinatie staat voor het steeds opnieuw combineren van dezelfde bouwstenenin volgende unieke combinaties, zoals een broer en zus. In dit boek komen de voorbeelden niet uit de biologie, maar uit de maatschappij: onderwijs, zorg, mobiliteit, landbouw en vele andere sectoren. Een zorgboerderij is een andere
recombinatie dan bijvoorbeeld een woonzorgcentrum, hoewel in beide de bouwsteen ‘zorg’ zit.

Recombinatie moet van twee kanten komen: wonen moet voordeliger worden door energie opwekken, en energie opwekken moet voordeliger worden door de woning. Voor bewoners is dit aantrekkelijk. Zij kunnen zelf helpen om dit te realiseren door zich als ondernemer op te stellen, maar veelal zullen zij ook andere ondernemers nodig hebben. Samenwerking tussen ondernemers onderling is nodig om gerecombineerde productie te realiseren.

Economen zullen hierbij de wenkbrauwen fronsen, omdat zij bij samenwerken steevast kijken naar de kosten daarvan, transactiekosten. Wie zich heeft gespecialiseerd in huizen bouwen en verkopen moet dat zo snel en zo veel mogelijk doen en zo weinig mogelijk tijd en transactiekosten kwijt zijn aan samenwerking.
Dat is zo’n beetje les één voor elke econoom. Economen weten ook dat samenwerken een noodzakelijke investering is. Alleen dan kan een ondernemer de middelen, waarover hij beschikt, recombineren met de middelen van een andere ondernemer. Naarmate zij dat steeds meer ontdekken, wegen de transactiekosten voor samenwerking steeds minder op tegen het verlies aan inkomsten van niet-samenwerking, opportunity costs. Het
is vaker gezegd over de zogenaamde nieuwe economie, dat die gaat om samenwerken en kennis delen, in plaats van alleen werken en kennis voor jezelf houden.

Een voorbeeld is de houding van open innovatie van bedrijven als Philips en Unilever ten opzichte van ideeën van klanten. Toch houden zij zich nog aan het zo snel en zoveel mogelijk maken van producten en zoeken naar innovaties om dat nog efficiënter te doen. Nieuw is de snelle opkomst van gecombineerde benutting van twee of meer producten en de investering daarin door samenwerking.

1.4 Duurzaamheid
People, planet, profit
Het maken van nieuwe producten uit natuurlijke grondstoffen krijgt concurrentie van een economisch model dat gebruik weet te maken van de enorme verborgen capaciteit die zit in grondstoffen die twee of meer keer te gebruiken zijn, zoals een bestaande woning, een waterleiding, een sportkantine of busje. Zij zijn de ‘grondstof’ voor nieuwe ontwikkelingen in de economie. Dit is duurzaam omdat geen of weinig gebruik wordt gemaakt van nieuw verworven natuurlijke grondstoffen, en veel gebruik van het sociale kapitaal en ondernemerschap van instellingen, bedrijven, overheden en individuen. Door deze nieuwe ontwikkeling kan de economie duurzaam groeien, en kunnen zelfs gebieden met krimp het hoofd boven water houden. Zo kan een dunbevolkt gebied economisch aantrekkelijk blijven wanneer boeren daar combineren met bijvoorbeeld recreatie en landschapsbeheer.

Eén ontwerp en één gebouw met één beheerbudget betekent een gelijkschakeling van investeringen die economisch voordeel oplevert. Dit is duurzaam, omdat op grondstoffen wordt bespaard, planet. Parallel- en serie schakelen van productie brengt mensen bij elkaar in nieuwe sociale verbanden. Sociale cohesie is een voorwaarde voor duurzaamheid, people.

Naast planet en people is profit de derde voorwaarde voor duurzaamheid. Economische winst wordt bevorderd door de kostenbesparing die ontstaat door gelijkschakeling, en door de inkomsten die voortkomen uit de aantrekkelijkheid van het parallelen serie schakelen van producten. Dit is een wijze van toetsing van de duurzaamheid van maatschappelijke productie en consumptie. Voorbeelden van gerecombineerde productie en consumptie komen niet per definitie door deze toetsing heen. Zij zijn niet per definitie duurzaam. Om dat te kunnen bepalen, is van belang enkele voorbeelden van toetsing te laten zien.

Het Nederlandse Koeweit
In Koeweit zit de olie vanaf vijftig meter diepte. Dat ophalen is tot op de dag van vandaag de meest concurrerende vorm van energieproductie. Ook als de olie uit veel moeilijker vindplaatsen moet komen, loont het de moeite, maar dit verandert. De prijzen stijgen als de voorraad krapper wordt en de vraag groeit. Gevolg is dat steeds meer duurzame energiebronnen concurrerend zijn, of worden. Dit geldt onder meer voor het opslaan van warmte en koude uit de buitenlucht in waterrijke bodemlagen, WKO. Die lagen zitten vrijwel overal
in Nederland vanaf een paar meter tot op enkele honderden meters diepte. In tegenstelling tot olie is deze vorm van energie hernieuwbaar. Dat is het Nederlandse Koeweit. Net als Arabieren tot honderd jaar geleden hebben wij eeuwenlang op een enorme bron van rijkdom gezeten zonder dit door te hebben.

Essentie van WKO is dat zich boven de grond een warmtewisselaar bevindt. Dat is bijvoorbeeld een kantoor, ziekenhuis, kas of vaak een woning. Door ’s zomers koud water door het huis te laten stromen, krijgt het huis koeling, en kan dit water opwarmen. Het warme water wordt opgeslagen onder de grond en kan ’s winters de woning helpen verwarmen. Dan koelt het weer af om ’s zomers het huis weer te kunnen verkoelen, enzovoort.

Langs deze weg krijgt het huis een dubbelfunctie als woning en als energiecentrale, net als het die functie kan
krijgen met zonnecellen op het dak. De kosten dalen door dit dubbele gebruik en de inkomsten stijgen door de productie van energie naast woongenot. Langs deze weg voldoet de woning aan het duurzaamheidscriterium van profit. Voldoet deze ook aan de criteria planet en people?

Dat een woning met WKO aan het criterium planet voldoet, mag duidelijk zijn, omdat voor verwarming geen fossiele energie nodig is.10 De meest geavanceerde woningen leveren zelfs meer energie dan voor eigen gebruik nodig is, dus dit criterium wordt meer dan gehaald. In de nieuwbouw wordt inmiddels een meerderheid van de woningen of andere gebouwen gerealiseerd met WKO of een andere duurzame bron, zoals stadsverwarming. De afgelopen vijftien jaar zijn in Nederland rond de duizend bronnen voor WKO in gebruik genomen en dit aantal groeit snel. De verklaring is voor het grootste deel economisch, hoewel de eerste bronnen nog niet concurrerend waren. Het heeft dus ook te maken met mensen die duurzame energie belangrijk vinden en daarvoor extra willen betalen. Het tegengaan van klimaatverandering verenigt mensen rondom WKO, en ook hun eigen economische voordeel verenigt ze.

Hoewel WKO vaak een dienst is die een woningcorporatie of projectontwikkelaar aan hun klanten aanbiedt, gaat het steeds vaker gepaard met mensen die dit samen ondernemen. Zij verenigen zich in hun buurt of gebouw en realiseren samen duurzame energie door middel van WKO of een andere bron. Daarmee voldoet dit voorbeeld ook aan het duurzaamheidcriterium van people. De opkomende, geschakelde wijze van produceren voldoet met grote regelmaat aan alle drie de duurzaamheidscriteria (people, planet, profit) en niet alleen rondom WKO en duurzame energie.

Een zorgboerderij, of een recombinatie van sportvereniging en huiswerkinstituut, voldoen niet per definitie aan de drie duurzaamheidscriteria. Wel is de kans groot dat zij daaraan voldoen, of aan twee, of een enkel criterium, en in elk geval niet minder duurzaam zijn dan de losse delen waaruit zij zijn opgebouwd.

Dus een zorgboerderij is duurzamer dan een losse boerderij en een los zorgcentrum. Dat geldt ook voor psychiatrisch ziekenhuis, landbouwopleiding en restaurant. Los van elkaar zijn zij minder duurzaam dan in combinatie, omdat zij los meer ruimte en natuurlijke bronnen gebruiken, minder sociale contacten teweegbrengen, minder inkomsten genereren, en meer kosten maken.

Zorginstellingen zetten systemen op van busjes die cliënten heen en weer rijden van hun woning naar de plek waar zij zorg ontvangen, of waar zij werken in het kader van hun therapie. In Zeeland heeft een zorginstelling praktisch al het eigen vastgoed verlaten en concentreert zich op plekken om te wonen en werken voor de cliënten en het vervoer daartussen. In Friesland is hetzelfde vervoer intensief genoeg om leerlingen te vervoeren van en naar hun basisscholen.
Samen met het delen van enkele schoolgebouwen voor zorgdoeleinden helpt dit om scholen overeind te houden in een dunbevolkt gebied dat te kampen heeft met krimp. Wonen, zorg, onderwijs en vaak ook onderwijs en
welzijn recombineren met mobiliteitsoplossingen.

Het wegennet tussen alle voorzieningen is er niet voor transport van en naar school, of van en naar huis, of van en naar het zorgcentrum. Het wordt onderdeel van een geïntegreerd netwerk van wonen, zorg, onderwijs en welzijn. De weginfrastructuur heeft een rol in het verbinden van dit netwerk. Verschijnselen als mobiliteit, transport en infrastructuur veranderen mee wanneer de productie en consumptie van verschijnselen als wonen, zorg en ook welzijn en onderwijs veranderen. Mobiliteit kan langs deze weg een duurzamer karakter krijgen, maar hoe duurzaam is dat? Bijdragen aan het behoud van sociale cohesie in een gebied scoren op het criterium  people, maar wordt er wel winst gemaakt (profit), en neemt misschien het aantal verkeersbewegingen toe met als gevolg een slechte score op het criterium planet? De eigenlijke score doet er nu niet toe, maar wel om te laten zien hoe recombinaties beoordeeld kunnen worden.

Urgentie
De duurzaamheidswinst van gerecombineerde productie verklaart het succes daarvan en de urgentie om op deze wijze te gaan produceren. Sterke illustratie van deze urgentie geeft het initiatief ‘transitiontowns.nl’.11 Daarin hebben binnen een jaar de bewoners uit vijftig wijken elkaar gevonden rondom het zelfstandig
opwekken van duurzame energie. Zij wijzen op het moment van Peak Oil; dat is het moment waarop de olievoorraden niet langer zullen groeien en de prijzen voor fossiele energie gaan exploderen.12 Wie dan nog geen duurzame energie opwekt in zijn wijk kan tot evenveel, of meer dan zijn huur gaan betalen voor energie. Je hebt geen keuze meer als de piek eenmaal daar is, maar je hebt wel nu de keuze om al in actie te komen.

Dit is niet anders rondom bijvoorbeeld de zorg waar over circa tien jaar de piek ontstaat dat het aanbod de vraag niet langer aan kan en de prijs dus ook snel zal stijgen. Naast de piekolie en piekzorg zitten er bijvoorbeeld piekmomenten aan te komen rondom het klimaat (te hoge CO2 concentraties), de natuur (te weinig voor belangrijke soorten om gezond voort te planten), het onderwijs (te weinig leraren), de landbouw (te weinig boeren), of het landschap (te weinig cultuurhistorische landschappen met een eigen identiteit). Mensen binnen en
buiten deze sectoren voelen dat het piekmoment nadert, of misschien al gepasseerd is, en komen in actie.

Mensen komen zeker in actie als ze daar zelf ook iets aan hebben, als het gerelateerd is aan hun persoon, dagelijks leven en identiteit. Ze dragen bij aan maatschappelijke doelen, voor zover het past in hun eigen levensovertuiging en in hun huishoudboekje. Piekmomenten versterken dit, en met deze en andere piekmomenten op tafel komt de urgentie levensgroot in beeld om te handelen.

Velen doen dat en dit boek wil hieraan bijdragen. Bijdrage is om aan te tonen dat een alternatieve, gerecombineerde wijze van productie in opkomst is, die vaak concurrerend is met de huidige, gespecialiseerde wijze. De auteurs willen dit beschrijven en verklaren, en ook aangeven of dit goed is, en wanneer niet. De criteria die hiervoor zijn genoemd, zijn elementen om tot een oordeel te komen en input voor moreel en politiek debat.

1.5 Tot besluit
Ecologie van de infrastructuur
In de opening van dit hoofdstuk komen drie principes aan de orde.
Het eerste is het parallel schakelen van de productie van bijvoorbeeld melk en zorg.
Het tweede principe is serie schakelen, zoals eerst energie uit mest halen en daarna voedingstoffen voor de bodem. Parallel schakelen en serie schakelen staan beide voor het genereren van meer inkomsten. Zo heb je naast woongenot inkomsten uit een woning die parallel energie produceert, en heb je naast onderwijs inkomsten uit gezondheid bij een vereniging waar in serie huiswerk en sport worden aangeboden. Dit schakelen is een herschikking van de gebruikelijke wijze van produceren en ook van consumeren. Veel consumenten zetten namelijk de stap naar productie.
Sterk voorbeeld is natuurlijk de huiseigenaar die energie produceert, maar denk bijvoorbeeld ook aan de
zorgcliënt die voedsel gaat produceren.

In de opening van dit hoofdstuk komt nog een derde principe aan de orde, gelijk schakelen. Producenten investeren samen in grond, gebouwen, voertuigen, instrumenten en andere goederen waarover zij beschikken. Kort samengevat zijn deze goederen aan te duiden als infrastructuren. Door een infrastructuur zoals een zorgboerderij of sportkantine te gebruiken voor twee of meer doeleinden ontstaat een betere en daarom meer duurzame benutting. Er ontstaat misschien geen zuivere kringloop, maar wel een wisselwerking binnen bijvoorbeeld een enkel gebouw. Zo dient een zorgboerderij niet om simpel onderdak te bieden aan twee functies, maar versterken die functies elkaar. Er ontstaan betere zorg en betere landbouw tegen minder kosten en met meer inkomsten. Gevolg is een soort ecologie van de infrastructuur, een nieuwe manier om aan te kijken tegen de goederen waarover mensen beschikken en de productie en consumptie die daaromheen plaatsvindt.

Cruciaal is ook dat deze goederen en de mensen zelf zich anders gaan verplaatsen als productie en consumptie veranderen. Heel simpel is de stelling dat de mobiliteit van mensen en goederen duurzamer wordt als productie en consumptie decentraliseren. In de eerste plaats neemt dan het aantal kilometers af in vergelijking tussen de verplaatsing van en naar centrale plaatsen waar nu productie plaatsvindt. In de tweede plaats voltrekt mobiliteit zich over infrastructuur en in voertuigen die beide beter benut worden.

Op deze wijze krijgt mobiliteit zelf een veel duurzamer karakter dan op dit moment het geval is. Duurzame mobiliteit is niet alleen een gevolg van de decentralisering van productie en consumptie, het is ook een sleutel. Door te kijken hoe afstanden korter kunnen en infrastructuren en voertuigen beter benut kunnen worden, is duurzame mobiliteit een middel om productie en consumptie te veranderen. Zo draagt het busje van de Amsterdamse zorginstelling, naast het rondrijden van cliënten, bij aan onderwijs en sport van studenten van een ROC.

Herschikking van productie en consumptie
De ecologie van de infrastructuur en de herschikking van productie en consumptie die daarmee samen gaat, vormen de rode draad van dit boek. De auteurs laten zien hoe mensen anders gaan produceren en consumeren, hoe dat gevolgen heeft voor het gebruik van goederen, en andersom. Zij laten zien hoe mensen bijvoorbeeld anders energie produceren, of zorg, zij laten zien dat daarbij andere consumptie hoort, en ook een ander gebruik van de infrastructuur en de fysieke middelen zoals gaspijpen en ziekenhuizen. Ook laten zij zien hoe mensen deze middelen anders gebruiken, bijvoorbeeld de openbare ruimte, of de weg, en zij laten zien dat dit gepaard gaat met andere, geschakelde manieren van produceren en ook consumeren. Zij delen de reden om dit te laten zien, namelijk de urgentie dat deze andere manier van produceren en consumeren belangrijk is.

De herschikking van productie en consumptie gaat verder. In dit hoofdstuk is beweerd dat het maken van nieuwe producten uit natuurlijke grondstoffen concurrentie krijgt van een ander economisch model. In dat model weten mensen beter gebruik te maken van hun eigen capaciteiten en van de enorme verborgen capaciteit die zit in grondstoffen die twee of meer keren te gebruiken zijn. Piekmomenten versterken dit en zullen een verdergaande herschikking in beweging zetten.

Auteur: Jurgen van der Heijden.

Meer weten?
Via Bol.com

Combineer wat je hebt
Via managementboek.nl
Samenvatting van 'Combineer wat je hebt' Zorg in de eigen woning ontvangen is prettiger en goedkoper. Een snelweg die energie opwekt en transporteert is beter voor het milieu en goedkoper. Onder steeds meer mensen groeit het inzicht dat dergelijke combinaties inkomsten opbrengen en kosten besparen. Onder steeds meer professionals zijn begrippen als de combinatie van maatschappelijke functies en multifunctioneel bouwen gemeengoed. Niet eerder is een diepgaande analyse gemaakt van wat (re)combineren nu werkelijk is. In dit boek is een methode gevonden en worden aanknopingspunten gegeven om combinaties te kunnen beoordelen: economisch, bestuurskundig, moreel en politiek. Daarmee is dit boek de eerste systematische analyse van combinatie en kan het zo een bijdrage leveren aan wetenschap en praktijk. Het is geschreven door een groep auteurs met kennis van uiteenlopende sectoren als zorg, energie, mobiliteit en gebiedsontwikkeling. Zij zijn afkomstig uit wetenschap en praktijk. Door in dit boek hun kennis te bundelen ontstaat een overzicht over de opkomst van de combinatie van maatschappelijke functies, en over de betekenis daarvan voor een duurzame samenleving.
Inhoudsopgave
1. Combineer wat je hebt
2. Parallellen tussen twee werelden
3. Opschalen en ontmantelen
4. SynEnergy
5. Slim reizen met ketenmobiliteit
6. Ruimte gezocht
7. Civiele bestuurskunde
8. Recombinatie
Zie verder: http://www.managementboek.nl/boek/9789059723542/combineer_wat_je_hebt_
jurgen_van_der_heijdenaffiliate=1910

Referenties//Literatuur bij bovenstaand artikel/hoofdstuk
1 http://www.taalbom.nl/
2 http://www.maxstudie.nl/
3 http://www.talentencampusoss.nl/
4 http://www.sanenergy.nl/
5 http://www.transformatieplatform.nl/
6 Zie Leonie Janssen-Jansen, De Amsterdamse Kantorentragedie: uitruilen als oplossing, in
Synergie in stedelijke netwerken, Willem Salet en Leonie Janssen-Jansen (Red.), SDU/Habiforum
2009.
7 http://www.hoteltransvaal.nl/
8 Ton Venhoeven, De capsule als knooppunt en gebeurtenis, Intreerede, uitgesproken op
3 november 2006 aan de Technische Universiteit Eindhoven.
9 Daarmee is dit boek een vervolg op Jurgen van der Heijden (Red.) (2005), Recombinatie van
overheid en samenleving, Denken over innovatieve beleidsvorming, XPIN-reeks deel 7. Delft,
Eburon.
10 Huidige stand van kennis over WKO geeft aan dat onder de 25 graden geen biologische, chemische
en fysieke negatieve effecten optreden in de bodem. Wel is deze kennis onderwerp
van divers onderzoek, dus het staat niet onomstotelijk vast.