Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw werd in veel landen het liberale denken dominant. Ook in Nederland koos de overheid als het even kon voor deregulering, privatisering en marktwerking. Bovendien zette het Westen na het vallen van de Berlijnse Muur in op wereldwijde vrijhandel. Nu zo’n veertig jaar later is het enthousiasme danig bekoeld en lijken de nadelen van het liberale denken de overhand te krijgen in het maatschappelijk debat. Hoe is het zover gekomen? Gabriël van de Brink probeert vanuit filosofisch nadenken, empirisch onderzoek en persoonlijke ervaringen antwoord te geven op deze vraag.
Gabriël van den Brink was tot 2016 hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Tilburg University en werkt sindsdien als hoogleraar Wijsbegeerte bij Centrum Ethos aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Meer weten?
Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.
Auteur: Gabriël van den Brink, 2020
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam.
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/9789044642780/ruw-ontwaken-uit-de-neoliberale-droom-gabriel-van-den-brink?affiliate=1910
Het boek start met een overzicht van filosofen uit de liberale school. Met beschrijvingen over het werk van John Locke, Adam Smith, John Stuart Mill en Milton Friedman wordt het liberale denken ontleed. Het is met name het gedachtengoed van Milton Friedman dat vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw brede navolging vindt. Naar zijn mening moet alles ten dienste staan van de markt, inclusief de politiek. We zien dit vertaald in regelgeving waarbij het bedrijfsleven steeds meer ruimte krijgt, zodat winsten kunnen stijgen terwijl lonen achterblijven. Dat uit zich in gunstige belastingtarieven voor het bedrijfsleven maar ook in de flexibilisering van de arbeidsmarkt. We zien dit eveneens in hoe de overheid de eigen organisatie steeds meer ziet als een bedrijfsmatig proces. Publieke diensten op het gebied van onderwijs, rechtspraak en gezondheidszorg werden opgevat als producten waarbij men vooral efficiëntie en meer klanttevredenheid nastreefde.
Het liberalisme heeft veel goeds gebracht. Zo zijn de individuele vrijheden toegenomen, is de welvaart gestegen en hebben veel mensen hoger onderwijs, kunnen we veel meer reizen, hebben we door de digitale revolutie toegang tot veel meer informatie en is de kwaliteit van de gezondheidszorg verbeterd. Geen geringe opbrengsten!
Tegelijk ziet Van den Brink ook een andere kant. Zo staan de openbare orde en veiligheid onder druk en groeit de samenleving uit elkaar langs de scheidslijnen hoger en lager opgeleid en arm en rijk. Velen ervaren een gebrek aan sociale cohesie. Er ontstaat weerstand tegen het verlies van nationale identiteit en immigratie. Ook zijn mensen kwaad over hoge salarissen aan de top van bedrijven. Van den Brink concludeert dat onder invloed van het neoliberalisme de burgers zijn beschouwd als zelfredzame individuelen, terwijl zij zichzelf zien als leden van een sociale en nationale gemeenschap. Vanuit het liberalisme wordt individuele vrijheid, flexibiliteit, innovatie en diversiteit benadrukt. Burgers vinden daarentegen saamhorigheid, zekerheid, traditie en nationale identiteit veel belangrijker. Van den Brink heeft het over een ‘noodlottige dialectiek’. Hoe sterker bijvoorbeeld de overheid globalisering benadrukt hoe belangrijker voor burgers nationale identiteit wordt. Ook ziet hij achter al de klagende uitspraken van burgers een roep om burgerschap, een vraag naar een verhaal over algemeen belang dat boven individuele belangen uitstijgt.
De overheid lijkt geen prioriteit te geven aan zaken die burgers juist belangrijk vinden. Het liberale streven van de afgelopen decennia om op collectieve uitgaven te bezuinigen roept bij de bevolking grote weerstand op. Zowel links als rechts van het politieke midden blijven partijen echter vasthouden aan liberale denkwijzen. Dat leidt tot een dalend vertrouwen in de politiek. De afstand tussen de politiek-bestuurlijke elite van ons land en de leefwereld van gewone burgers is inmiddels behoorlijk groot geworden. Dit biedt ruimte aan rechts-populistische politici die het onbehagen uitbuiten en de polarisatie verder opvoeren. Niet zonder succes, zoals de verkiezingsuitslagen in de meeste Europese landen en de protesten van bijvoorbeeld de gele hesjes in Frankrijk laten zien.
Via een analyse van het denken van Aristoteles, Thomas van Aquino, Rousseau, Marx en de biologische wetenschap komt Van den Brink tot het inzicht dat gemeenschapszin en empathie naar de achtergrond zijn verdwenen terwijl ze een onderdeel zijn van de menselijke natuur. Tegelijk staan ze haaks op het mensbeeld van het liberalisme waarbij de rationele calculerende homo economicus centraal staat. Tegen de stroom van het liberalisme in zijn deze waarden in onze samenleving zichtbaar aanwezig gebleven in bijvoorbeeld het vele vrijwilligerswerk en het sterk ontwikkelde verenigingsleven dat Nederland kenmerkt. Saamhorigheid wordt door mensen belangrijker gevonden dan politici erkennen.
De oplossing die hij zoekt zit niet in individualisme of staatscollectiviteit maar in versterking van de coöperatieve manier van werken, waar vanuit vrijwilligheid de nadruk ligt op samenwerking en niet op competitie.
Het vrij lijvige boek heeft een heldere opbouw waarbij de auteur empirisch onderzoek combineert met wijsgerig denken over de liberale maatschappijvisie en later in het boek kijkt naar oplossingen die mede vanuit de filosofie worden onderbouwd. Dat geeft het werk een diepgang die duidelijk een toegevoegde waarde heeft voor wie verder kijkt dan de meest recente geschiedenis. Zijn analyses vind ik sterk. Hij onderbouwt het gevoel van onbehagen en illustreert dat met zijn persoonlijke ervaringen. Zijn oplossing zou wat verder uitgewerkt kunnen worden, maar geeft wel een richting die aansluit op de menselijke natuur en de vaderlandse traditie.
Bert van Ravenhorst
Februari 2021