Samenhang in beleid, beleidsuitvoering & kennisinfrastructuren

Een bewerking van een artikel uit mens(en)werk, juni 2003 van M.J. Meewsen, H. Treur en S. Nossent allen werkzaam bij TNO arbeid.

Beleid is alleen succesvol als de doelgroepen over de kennis beschikken om te kunnen uitvoeren wat van hen wordt verwacht. De mate waarin doelgroepen beschikken over kennis en vaardigheden om bepaalde doelstellingen te realiseren, bepaalt mede de effectiviteit van beleid. Wat is de oorzaak van het vaak ontbreken van kennis? 

Oorzaken van ontbreken van kennis.

Door het enorme aantal van aanbieders en de gebrekkige samenwerking weten de doelgroepen gewoon niet meer waar kennis te halen is. 
Daarbij is marktwerking in veel gevallen belemmerend voor het goed functioneren van kennisinfrastructuren.
Vanuit concurrentie-overwegingen vindt er ook geen kennisdeling plaats tussen kennisontwikkelaars en kennisleveranciers.
Soms zorgen paradoxale beleidsinitiatieven voor verwarring volgens de auteurs.

Tenslotte overheerst bij overheid en sociale partners een hi?rarchisch paradigma: men denkt voor anderen en niet met anderen. Men mag zich, gezien de afnemende participatiegraad en geringe opkomst bij verkiezingen, afvragen in hoeverre deze partijen echt weten wat er leeft.
Kennisinfrastructuren worden vaak sterk aanbodsgewijs ingericht, zonder dat de behoefte duidelijk is. Er is onvoldoende vraagsturing.

Hoe nu concreet te voorkomen dat bijv. de brandweer met het oog op de brandveiligheid voor een horeca-aangelegenheid een bepaalde nooduitgang voorschrijft, terwijl de millieu -inspectie die afkeurt omdat hij teveel geluid doorlaat?
De oplossing is (lijkt) uiteraard simpel: de actoren fysiek bijeen te brengen en hen aan de hand van stimulerende vragen van gebruikers te laten nadenken over oplossingen. Gebruikers, beleidsmakers en beleidsuitvoerders.

TNO heeft een model ontwikkeld voor zo'n kennisinfrastructuur. Dit model bestaat uit drie hoofdonderdelen:
? Infrastructuur,
? Kennismanagement.
? Output

Het eerste hoofdonderdeel: kennisinfrastructuur.

Dit bestaat op zijn beurt ook weer uit drie onderdelen te weten:
? Netwerkstructuur.
? Kennisaanbieders en kennisafnemers.
? Werkterreinen en relaties.

Daaraan toegevoegd wordt het zog. schillenmodel.
De 0-de schil staat voor bedrijven en instellingen waar kennis uiteindelijk moet gaan werken.
De 1-ste schil ondersteunt de 0-de schil door middel van advisering, implementatiebegeleiding, opleiding of informatieverstrekking (denk bijv. aan arbodiensten, werkgevers- en werknemersorganisaties).
De 2-de schil levert o.a. verdiepende kennis aan 0-de lijn en ondersteunt de 1-ste lijn (denk bijv. onderzoeks-, advies-, en onderwijsinstellingen).
De 3-de schil initieert, financiert en verleent opdrachten voor beleidsonderzoek en andere kennisactiviteiten voor 'algemeen nut' (ministeries, centrale werkgevers en werknemersorganisaties, adviesraden).
De 4-de schil tenslotte richt zich op het vastleggen van nationale en internationale (politieke) beleidskaders ( de Nederlandse regering en parlement)
Uiteraard kunnen organisaties in meerdere schillen actief zijn.

Het tweede hoofdonderdeel: 'kennismanagement'.

Dit bestaat uit de volgende subonderdelen:
. Kenniscyclus.
. Sturing op de kenniscyclus.
. Innovatief en oplossend vermogen.

Centrale vragen hierbij zijn:
Is er (voldoende) sprake van stromende kennis in de zin dat het uiteindelijk bedrijven en instellingen bereikt?
Wordt die kennis daar ook daadwerkelijk toegepast?
Wordt er ook adequaat direct of indirect gestuurd op die kennisstromen?
Hoe staat het met het innovatief leren en het oplossend vermogen van de kennisinfrastructuur?
Bestaan er voor dit innovatief leren en oplossend vermogen prikkels van buitenaf?
Is er een bepaalde wijze van het (integraal) bespreken van kennisvraagstukken?

Het derde hoofdonderdeel: output.

Dit hoofdonderdeel tenslotte omvat datgene wat de infrastructuur en het kennismanagement daarbinnen uiteindelijk voortbrengen.
Voor de beoordeling daarvan zijn drie zaken van belang:
Kennisinhoud.
Kennisdragers (papier, ICT, netwerken van organisaties, gebruiksmiddelen)
Kenniskwaliteit (Komt de kennis op de plek waar ze hoort? Wordt de kennis daadwerkelijk gebruikt).

Wat zijn kritische succesfactoren?

De eerste factor is dat de actoren gezamenlijk werken aan kennismanagement.
De tweede factor houdt in dat het zwaartepunt van alle kennisactoviteiten ligt bij de behoeften van de 0-de schil.
De derde factor is dat de kennisinfrastructuur regelmatig haar kennis, werking en output evalueert

Een doorlichting van dat laatste ziet er ongeveer als volgt uit:
. Het bepalen van het vraagstuk.
. Een gesprek met een sleutelinformant/het benaderen van andere belangrijke spelers.
. Document en ICT-produktenanalyse.
. Een simulatieworkshop met relevante spelers.
. Een rapportage en toekomstplannen.

De simulatieworkshop is het hoogtepunt van deze werkwijze.
Daarbij komen vertegenwoordigers van de schillen 0 t/m 3 binnen de kennisinfrastructuur bijeen om zich te buigen over een vraag van een vertegenwoordiger uit de 0-de schil. Tevens wordt een interessant kennisproduct van een actor uit bijv. de 2-de of de 3-de schil gekozen waarna wordt onderzocht hoe deze kennis is verspreid.
De uiteindelijke bedoeling is dat een 'geoliede kennisinfrastructuur' ontwikkeld kan worden, die effectief en effici?nt, mensen, middelen en structuren inzet om kennis te produceren, te verspreiden, toe te passen en te evalueren, zodat bedrijven hun vraagstukken daadwerkelijk kunnen oplossen.