Overbodige arbeid & raamstaarders.

Een hoge arbeidsmoraal is diep in onze cultuur verankerd. Dat lijkt mooi en we zijn er trots op. We hebben er ook heel wat welvaart aan te danken. We hebben alleen weinig oog voor de minder mooie kanten ervan. Mensen met een bijstandsuitkering merken daar bijvoorbeeld wat van als ze worden gedwongen tot het leveren van ’tegenprestaties’, zoals vuilnis ophalen of schoonmaakwerk of een ander soort werkverschaffing.

Dit soort werk lijkt overigens niet overbodig, maar het wordt wel slecht betaald in vergelijking met mensen die hetzelfde werk doen in een dienstverband. Maar er is een veel belangrijker nadelig effect. Een substantieel deel van het werk dat wordt verricht valt bij nadere beschouwing onder de noemer ‘overbodige arbeid’ en dat gaat juist ten koste van de (netto) welvaart.

Netto welvaart is wat je in de economie aan zinvolle zaken overhoudt, dus na aftrek van allerlei niet-zinvolle zaken. Natuurlijk valt er te twisten over het al of niet overbodig zijn van arbeid. Arbeid is nooit overbodig als werkverschaffing het hoogste doel is in de samenleving. Maar zelfs dan zou je als secundair doel kunnen nastreven dat zoveel mogelijk werk een nuttige bijdrage levert aan de samenleving.

Zo zijn er vooral bij grotere organisaties altijd wel mensen die weinig te doen hebben en daardoor geen nuttige functie vervullen. Dat zie je in de meeste gevallen niet meteen aan hun gedrag, want het is nu eenmaal sociaal onwenselijk om niets te doen, dus ogenschijnlijk lijken ze meestal wel op hun collega’s. Maar als je aan die collega’s vraagt wie valt onder de categorie ‘schijnwerkers’ weten ze dat heel goed. Dat geldt a fortiori ook voor de categorie ‘raamstaarders’, want die maskeren hun overbodigheid niet eens voor hun collega’s.

Dat betekent niet dat het ook aan de baas wordt verteld want dat is evenmin sociaal wenselijk, wat trouwens verklaart waarom het verschijnsel schijnwerkers/raamstaarders tamelijk hardnekkig is. Schijnwerkers en raamstaarders zijn helemaal niet gelukkig met hun situatie, maar ze voelen zich niet in staat om die te veranderen, waarbij natuurlijk nog komt dat ze hun inkomen niet graag op het spel zetten. Ik heb een jaar of 20 geleden eens een beperkt onderzoek naar dit verschijnsel gedaan en kwam toen tot een percentage van 7% schijnwerkers/raamstaarders onder de werkende beroepsbevolking.

Daarbij moet worden opgemerkt dat diverse organisatieadviseurs mij erop wezen dat dit een onderschatting was (en geen enkele dat het een overschatting zou zijn). Tegenwoordig zal dit percentage wel op een lager niveau liggen, want in een langdurige crisisperiode wordt er heel wat gereorganiseerd, maar het verschijnsel lijkt me nog zeker niet uitgebannen.

Bij de overheid wordt tegenwoordig best hard gewerkt, het beeld van de luie ambtenaar klopt al heel lang niet meer. Dat neemt niet weg dat veel ambtenaren bezig zijn met het toepassen van onnodig bureaucratische regels of zelfs met overbodig beleid. Denk bijvoorbeeld aan ingewikkelde procedures op het gebied van de sociale zekerheid, overbodige subsidieregelingen, omslachtige vergunningverlening, boetes als gevolg van wisselende maximum snelheden en andere verwarrende verkeersregels, regels die belastingontwijking uitlokken, regels m.b.t. soft drugs, etcetera.

Dat levert weliswaar heel wat ambtelijke banen op, maar daarop zou kunnen worden bespaard als de regels eenvoudiger zouden worden en obsoleet beleid zou worden afgeschaft. Die besparing zou overigens prima kunnen worden benut voor het scheppen van banen met een grotere maatschappelijke relevantie. Helaas wordt er nog steeds vooral via de kaasschaaf bezuinigd, waarmee dus ook bezuinigd wordt op nuttige arbeid.

In het verlengde hiervan zien we ook nogal wat andere werkenden in of voor de publieke sector een substantieel deel van hun tijd besteden aan onnodige bureaucratie of andere nutteloze arbeid. Zie bijvoorbeeld het aantal uren dat werkenden in de zorgsector moeten besteden aan administratie die hen afhoudt van het werk waar het eigenlijk om gaat. Maar ook buiten de publieke sector wordt er veel arbeid verricht als gevolg van ingewikkelde regels. Denk bijvoorbeeld aan juristen die mensen moeten helpen om wijs te worden uit overheidsregels.

Ook het bedrijfsleven ontkomt niet aan het verschijnsel van overbodige arbeid, integendeel. Denk bijvoorbeeld aan call centers van waaruit de consument voortdurend wordt belaagd met allerlei telefoontjes waar ze helemaal niet van zijn gediend. Of aan onnodig ingewikkelde systemen die het bedrijfsleven zelf heeft bedacht om de consument in een bepaald keurslijf te dwingen of om toeleveranciers aan banden te leggen. Of aan de uitermate ingewikkelde regels die in cao’s worden vastgelegd. Of aan de misleidende communicatie over allerlei financiële producten. Of aan producten en diensten die niet alleen geen positieve bijdrage leveren maar de betreffende consument zelfs schade toebrengen. Of aan productie die het milieu onevenredig zwaar belast.

Grote bedrijven zitten daar overigens niet mee, zolang ze er maar geld mee kunnen verdienen. Zelfs na allerlei schandalen die aan het licht zijn gekomen komen ze niet verder dan enige cosmetische ingrepen en gaan ze er vervolgens gewoon mee door. Het levert allemaal banen op, maar die dragen bepaald niet bij aan het vergroten van de netto welvaart, integendeel zelfs.

Het is lastig om het verschijnsel van overbodige arbeid aan te pakken. Mensen met een overbodige baan zullen die zelf niet zomaar opgeven, reorganisaties zijn ingewikkeld, vakbonden liggen begrijpelijkerwijze dwars, de politiek wil liever meer banen dan minder, consumenten/burgers zijn tamelijk machteloos. Toch zou het goed zijn als dit verschijnsel zou worden aangepakt. Het overheidstekort zou ermee kunnen worden bestreden, de lasten kunnen worden verlaagd, het milieu kan erdoor worden verbeterd, de netto welvaart zal er door omhoog gaan, hoge werkdruk kan ermee worden verlicht.

Misschien zal het totaal aantal banen per saldo kleiner worden, maar dat is helemaal niet erg als het gepaard zou gaan met enigerlei vorm van arbeidstijdverkorting waarmee de arbeid beter verdeeld kan worden. Vrije tijd is voor heel wat werkenden een schaars goed en meer vrije tijd betekent voor de meeste mensen een verbetering van de kwaliteit van het leven. Vrijwilligerswerk, dat dikwijls juist heel nuttig is, krijgt op die manier ook meer ruimte. Gekoppeld aan een hogere netto welvaart betekent dit voor iedereen een verbetering.

Maar hoe pak je dit verschijnsel dan aan? Alleen drastische ingrepen lijken echt effectief te kunnen zijn. Zo zou je een maximum kunnen stellen aan de omvang van bedrijven en trouwens ook aan de omvang andere organisaties, want overbodige arbeid zit met name bij grote organisaties. Als iedereen zzp’er zou worden valt er min of meer vanzelf een hoop onnodige arbeid weg, dus afschaffing van het werknemerschap zou niet eens zo’n gek idee zijn, vooral wanneer het wordt gecombineerd met de invoering van een basisinkomen.

En last but not least zou beleidsvereenvoudiging niet langer slechts met de mond moeten worden beleden, maar zou er systematisch werk van moeten worden gemaakt. Dat is snel opgeschreven, maar juist omdat het gaat om drastische ingrepen is de kans klein dat dit soort veranderingen door een politieke partij zal worden voorgesteld, laat staan dat het vervolgens door voldoende andere partijen wordt overgenomen, dus zal het verschijnsel van overbodige arbeid niet gauw verdwijnen. Ons politieke systeem zit immers opgesloten in bestaande maatschappelijke belangenstructuren en zolang burgers dat allemaal over hun kant laten gaan blijft dat gewoon zo. Wel jammer.

Peter van Hoesel
Maart, 2016