Je hebt wél iets te verbergen: over het levensbelang van privacy.

Veel mensen maken zich niet zo druk als het om privacy op de digitale snelweg gaat. “Ik heb niets te verbergen” is een gevleugelde uitspraak. Het boek van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis brengt je beslist op andere gedachten. Ik had me nooit zo in verdiept in wat bedrijven en de overheid allemaal via ons internetgedrag van ons te weten komen, maar door dit boek te lezen kijk ik nu echt met andere ogen naar de bescherming van privacy. Veel mensen zijn onverschillig. Ongrijpbaarheid is daarbij een belangrijke factor.

Meer weten?
Je hebt wél iets te verbergen: over het levensbelang van privacy
Auteurs:
Maurits Martijn & Dimitri Tokmetzis.
Uitgeverij
De Correspondent, 2016, 223 pagina’s
Klik op: https://www.managementboek.nl/boek/9789082520323/je-hebt-wel-iets-te-verbergen-maurits-martijn?affiliate=1910  

Bedrijven investeren miljarden om zoveel mogelijk over je te weten te komen. Hoe meer zij weten, hoe effectiever zij je online advertenties kunnen aanbieden. De advertenties die je ziet zijn uniek vanuit het profiel dat ze van je hebben gemaakt. Om te zien hoe dit werkt kozen de auteurs de honderd populairste sites van Nederland. Zij ontdekten hierop 215 trackers van verschillende bedrijven. Bedrijven volgen je om te komen tot een online profiel op basis waarvan ze je aanbiedingen doen. Je online activiteiten worden dus constant bespied. Er worden aannames over je gedaan die je niet kunt checken en waar je ook nauwelijks toegang toe kunt krijgen. De twee grootste digitale spionnen zijn Google en Facebook. In Nederland blijken zo’n 180 verschillende datahandelaren actief te zijn, die in persoonlijke informatie van alle Nederlanders handelen. Daar komt bij dat je gegevens op internet en via apparaten die hieraan gekoppeld zijn, zoals printers, vrij gemakkelijk te hacken zijn, waardoor je nog beter te volgen bent zonder dat daar controle of een check op juistheid achter zit.

Waarom gaan we hier niet massaal tegenin? Experts zoeken een verklaring in de privacyparadox. Dit is de neiging om privacy belangrijk te vinden, maar daar niet of nauwelijks naar te handelen. Daar zijn meerdere redenen voor. Veel diensten zijn gratis op voorwaarde dat je je data afstaat. Ze worden daardoor makkelijker en efficiënter in gebruik. Ook je vrienden gebruiken deze diensten. Maar tevens komen we niet in actie omdat we erin berusten dat je als individu nauwelijks invloed kunt uitoefenen op de praktijken van de dataverzamelaars en geen enkele controle hebt over jouw datastromen. Privacy is een illusie geworden. Smartphones en laptops maken dat je constant te volgen bent. Daar komt bij dat trackers op onze smartphone en camera’s in de publieke ruimte je identificeerbaar maken in de openbare ruimte. Zo is ook het onderscheid tussen private en publieke ruimte verdwenen.

Je bent natuurlijk zelf mede schuldig. Je kiest simpele wachtwoorden, installeert de laatste beveiligingsupdates niet of veel te laat, zet je intiemste documenten onbeschermd op je bureaublad, mailt je inlogcodes rond en vergeet zelfs de meest basale beveiligingsmaatregelen te nemen. Als je dacht dat alleen bedrijven achter onze data aanzitten heb je het mis. Ook de overheid is zeer geïnteresseerd. De overheid verbindt steeds meer gegevens uit verschillende bronnen. Het gaat dan om uitwisseling van gegevens tussen overheidsinstanties en tussen overheidsinstanties en private partijen. Een overzicht van wat er allemaal wordt bijgehouden en verbonden is er niet. Illustratief is hoe de Belastingdienst hiermee omgaat. Een belastinginspecteur mag volgens de wet gegevens opvragen als die fiscaal relevant zijn. Ze hebben echter vrijwel alles fiscaal relevant gemaakt. Zo ontvangt de fiscus wekelijks een kopie van de politie van alle kentekenregistraties die de ruim tweehonderd vaste en mobiele politiecamera’s op de Nederlandse snelwegen maken. Je wordt dus gevolgd! Natuurlijk worden er zo nu en dan fouten gemaakt. Probeer dat maar eens te corrigeren. Je komt dan terecht in een bureaucratische hel waar Kafka jaloers op zou zijn.

Anonimiteit bestaat niet meer. Een voorbeeld is een onderzoek van het Massachusetts Institute of Technology uit 2015. De onderzoekers analyseerden een paar miljoen creditcardbetalingen van enkele tienduizenden shoppers. Alle namen waren verwijderd. Door te kijken naar bestedingspatronen, tijdstippen en locaties van winkels lukte het de onderzoekers negentig procent van de shoppers tot unieke personen te herleiden. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van predictive policing, voorspellend politiewerk. Het idee is dat de opsporingsdiensten door grootschalige dataverzameling patronen in menselijk gedrag kunnen herkennen. Door camera’s en sensoren van winkels, kantoren en openbaarvervoersbedrijven aan elkaar te koppelen, kan de politie een zo volledig mogelijk overzicht krijgen van de openbare ruimte. Op die manier is de politie in staat om te voorspellen en maatregelen te nemen. Amerikanen lopen hierin voorop, maar ook in Nederland worden al stappen in die richting gezet.

Sinds nine eleven is het toezicht sterk uitgebreid. Als je naar Amerika reist wordt aan de hand van data een beeld opgebouwd van wie je bent en wat je bedoelingen zijn. Er wordt een dossier aangelegd en je gaat door een aantal filters, zoals zwarte lijsten van opsporings- en inlichtingendiensten. Tenslotte wordt een risicoprofiel gemaakt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van zo’n dertig verschillende databases, waarin bijvoorbeeld is opgeslagen of je al eerder naar Amerika bent gereisd, commerciële bronnen als social media, of je ooit eerder bent gearresteerd en of je weleens extra bent gecontroleerd en welke indruk de grensbewaker toen van je had. De gegevens worden tenminste vijftien jaar bewaard. Ook in Europa worden stappen gezet tot verdergaande monitoring van reizigers. Deze zijn nog niet zover als in Amerika.

We komen steeds meer in een samenleving waarin we scores krijgen toebedeeld. Scores die aangeven in welke mate we een risico vormen. Enkele voorbeelden zijn de kredietscore die van bijna alle Nederlanders wordt gemakt, het Elektronisch Kind Dossier waarbij jonge gezinnen een risicoscore krijgen toegewezen en SyRI verzamelt tal van gegevens waarmee de overheid uitkerings- en belastingfraude wil voorkomen. De scores doen een voorspelling over jouw toekomstig gedrag zonder dat je dat in de gaten hebt. De informatie heeft – mits goed aangewend – uiteraard veel voordelen. Het probleem is dat je geen toegang hebt tot de scores of de manier waarop deze tot stand gekomen zijn.

Burgers en consumenten staan nagenoeg machteloos tegenover de enorme krachten achter de datahonger. De verhouding is volstrekt asymmetrisch. We hebben geen idee meer waar onze informatie belandt, hoe die gebruikt wordt en wat daarvan de gevolgen zijn. Hoe kun je zeggen dat je niets te verbergen hebt als je niet weet waar je het over hebt. Keuzes heb je niet. Doe je niet mee dan doe je ook niet mee in de samenleving. Wie kan er immers nog zonder Google of Facebook? Wat nodig is volgens de auteurs is tegenmacht. Tegenmacht op alle niveaus van wetgeving tot individuele beschermingsmaatregelen die je kunt toepassen. We moeten fundamenteel anders over data en dataverzameling gaan denken. Er moet een collectief besef komen dat we veel te beschermen hebben.

Martijn en Tokmetzis geven een indrukwekkend beeld van de bedreigingen van onze privacy. We hebben geen idee hoe er met onze gegevens wordt omgegaan en wat er allemaal wordt verzameld. Het boek is heel toegankelijk voor niet experts. Het schetst de andere kant van de zegeningen van de digitale gemakken waar we dagelijks gebruik van maken. Een absolute must!

Bert van Ravenhorst,

Maart 2017