Afgenomen waarde.

Bij het berekenen van het nationaal inkomen, een belangrijke maat voor de welvaart in een land, wordt er nogal wat over het hoofd gezien.
Heel wat activiteiten in de samenleving worden niet meegeteld bij dat inkomen. Bijvoorbeeld het werk dat ouders verrichten m.b.t. het opvoeden van hun kinderen zit er niet in. Ook het vele werk dat vrijwilligers op zich nemen ontbreekt, terwijl dat zeker in Nederland behoorlijk omvangrijk is en bovendien veel bijdraagt aan de welvaart. Zonder vrijwilligerswerk zouden de meeste verenigingen niet kunnen bestaan, terwijl nagenoeg iedereen veel plezier ontleent aan het lidmaatschap van een vereniging. Mantelzorg is een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg.
Maar hier gaat het me nu even niet om. Ik wil het hebben over een enorm grote aftrekpost die de waarde van het nationaal inkomen negatief beïnvloedt, maar die helaas niet als een aftrekpost wordt behandeld. Integendeel, die post wordt als een positieve bijdrage beschouwd aan het nationaal inkomen. Wat mij betreft is dit een onwenselijke toepassing van het wiskundige begrip absolute waarde.

Het nationaal inkomen bestaat uit de totale toegevoegde waarde die binnen een land wordt geproduceerd. Toegevoegde waarde betreft zowel zaken waar consumenten/burgers wat aan hebben, maar helaas ook zaken die noch leuk noch nuttig zijn en zelfs zaken die leiden tot schade voor consumenten/burgers. Het gaat dus om producten/diensten die alleen maar geld kosten en daarvoor niets opleveren, maar ook om producten/diensten die bovendien een negatieve waarde opleveren en tenslotte om producten/diensten die relatief veel nevenschade met zich meebrengen. De kosten van de overbodige producten/diensten plus de veroorzaakte schade zouden moeten worden beschouwd als een aftrekpost die je zou kunnen aanduiden met het begrip ‘afgenomen waarde’.

Onnodige bureaucratie kost veel geld, levert in het gunstigste geval niets op maar kent in minder gunstige gevallen ook nog nadelen. Denk wat het laatste betreft maar aan het afwijzen van bouwplannen vanwege de al te gedetailleerde regelgeving op dit gebied, het ontzeggen van onderwijs of stages aan werkzoekenden met een uitkering, betalen van een boete voor het overtreden van een zinloze verkeersregel, gezondheidsschade wegens overbodige of zelfs verkeerde medische behandelingen. De kosten van onnodige bureaucratie zijn door André Nijsen in zijn FD-artikel van 10 september 2013 al eens geschat op 90 mrd. per jaar. Daar moeten dan nog de nadelige effecten voor burgers en bedrijven bij worden opgeteld. Dat is bij mij weten nooit berekend, maar het zou bij elkaar wel eens in de tientallen miljarden kunnen lopen.

Dan zijn er ook nog de talloze overbodige producten/diensten van het bedrijfsleven, plus de overbodige producten/diensten van het bedrijfsleven die bovendien schade veroorzaken en tenslotte de producten/diensten waarvan de positieve waarde gepaard gaat met substantiële nevenschade. Denk wat het eerste betreft bijvoorbeeld aan overbodige reclame, niet werkzame afslankmiddelen, spullen die na een keer gebruik in de kast of op zolder belanden, verzekeringen die geen dekking verschaffen, niet behulpzame adviezen, weggegooid voedsel etc. De tweede soort is verhoudingsgewijze veel erger omdat de schade die ze veroorzaken een veelvoud kunnen bedragen van de kosten. Voorbeelden daarvan zijn woekerpolissen, ziekteverwekkende producten, frauduleuze producten/diensten, overproductie van wapens die in verkeerde handen komen e.d.. Bij de derde soort gaat het bijvoorbeeld om nevenschade van energieopwekking (aardbevingen, uitstoot van kolencentrales, overlast van windmolens), nevenschade van infrastructurele werken (geluidsoverlast, waardevermindering huizen, aantasting natuur), nevenschade van intensieve landbouw (bestrijdingsmiddelen, antibiotica, mestoverschot), gevolgschade bij grote storingen e.d..

De kosten van overbodige producten/diensten en de schade die producten/diensten veroorzaken zijn niet te vinden in CBS statistieken, maar zijn ongetwijfeld zeer hoog. Het zou mij niet verbazen als de afgenomen waarde in totaal minstens 250 mrd. per jaar zou bedragen. Het nationaal inkomen zou daarvoor gecorrigeerd terechtkomen op hoogstens 550 mrd. Voor het landenklassement zal dat weinig uitmaken, want dit verschijnsel doet zich ongetwijfeld overal voor. Wat in elk geval kan worden geconcludeerd is, dat het zin heeft om de strijd aan te binden tegen het verschijnsel van afgenomen waarde, want op die manier zou er alsnog een hoge welvaartsgroei kunnen worden bereikt zonder dat de economie daarvoor verder behoeft te worden aangejaagd (met als risico van nog meer afgenomen waarde in verhouding tot echte toegevoegde waarde).

Peter van Hoesel
November 2021