Beleid m.b.t. werkgelegenheid en economie berust nauwelijks op wetenschappelijke kennis.

(Bijdrage prof.dr. Peter van Hoesel aan congres over de impact van Alfa- en Gammawetenschappen op de samenleving)

De titel van deze bijdrage is nogal een stevige stelling, maar ik zou willen dat het anders was. Ik geef wat voorbeelden om te laten zien waarom ik tot die stelling ben gekomen. Daarna geef ik wat aanbevelingen die tot verbetering zouden kunnen leiden.

Ontsluiten arbeidsreserve
De officiële werkloosheid is laag, maar de arbeidsreserve is vele malen groter dan een paar honderdduizend werklozen. Toch is er nauwelijks beleid aan te wijzen dat probeert deze reserve te ontsluiten. In de beeldvorming komt de arbeidsreserve niet als veelbelovend over, maar dat is voor een groot deel onterecht. Als je de minst kansrijke 20% even buiten beschouwing zou laten, lijkt de resterende 80% onder meer qua opleidingsniveau sterk op die van de werkende beroepsbevolking. Wel is die 80% gemiddeld een stuk ouder, wat ze blijkbaar minder aantrekkelijk maakt, met als gevolg dat er werknemers uit het buitenland worden gehaald. Aan de grotendeels onterechte beeldvorming rond oudere werknemers wordt maar weinig gedaan. 

ZZP-ers
Zzp’ers worden nog steeds gezien als een soort gemankeerde werknemers dan wel als gemankeerde ondernemers. Beleidsmatig worden mensen op de arbeidsmarkt ingedeeld in twee categorieën: je bent werknemer of je bent ondernemer. In de beeldvorming rond zzp’ers overheerst schijnzelfstandigheid, en daar is ook wel enige aanleiding voor. Maar die beeldvorming zit een heldere visie op zelfstandige arbeid nogal in de weg.
Ondertussen groeit het aantal zzp’ers elk jaar weer. Als het goed gaat met de economie maken mensen deze stap omdat ze kansen zien, als het slecht gaat omdat ze geen andere keuze hebben. Het ligt eigenlijk voor de hand om de wetgeving zodanig aan te passen dat zelfstandige arbeid als derde categorie wordt behandeld.

Een zzp’er of liever gezegd een zelfstandig professional wil niet als werknemer worden gezien en evenmin als ondernemer die wil groeien en daarom werknemers moet zien te vinden. Zelfstandige professionals willen werken in een netwerkeconomie ofwel projecteconomie en niet worden opgesloten in bedrijfsmatige structuren.

Wetgeving rond ontslag en ziekte
Wetgeving rond ontslag en ziekte maakt MKB-ondernemers huiverig om mensen aan te nemen. Dat weten we natuurlijk al heel lang, maar het beleid is nog steeds gericht op het stevig verankeren van werknemers in vaste banen. Dat is voor het grootbedrijf nog wel te doen, alhoewel het ook enige vervelende bijverschijnselen met zich meebrengt, zoals mensen die uitgekeken zijn op hun werk maar wegens de goede arbeidsvoorwaarden op hun plek blijven zitten of mensen die de dag doorbrengen met nutteloos werk. Maar voor een kleine MKB-ondernemer kan het zelfs bedreigend zijn voor het voortbestaan van de onderneming. 

Aansluiting onderwijs op arbeidsmarkt
Over de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is altijd veel te doen. Het is niet zo moeilijk in te zien waarom het voor het MBO lastig is om perfect aan te sluiten op allerlei specifieke competenties die nodig zijn in bedrijven. Verreweg de meeste MBO-studenten volgen de beroeps-opleidende leerweg en een minderheid volgt de beroepsbegeleidende leerweg. Ik heb me altijd afgevraagd waarom er niet is gekozen voor een tussenmodel tussen de BOL en de BBL, bijvoorbeeld drie dagen per week op school en twee dagen in het bedrijf. Wat in elk geval zou kunnen helpen is om in cao’s een overgangsperiode van enkele maanden mogelijk te maken, waarin een MBO-er wordt ingewijd in een bedrijf waar hij/zij wil gaan werken en gedurende die tijd nog geen aanspraak maakt op alle werknemersrechten.

Innovatiesubsidies
Innovatiesubsidies voor het bedrijfsleven staan volgens mij haaks op wat we weten over innovatie. Het topsectorenbeleid stuurt heel wat van die subsidies naar bedrijven in dergelijke sectoren, die dat niet eens nodig hebben, terwijl veel innovaties juist voortkomen uit onverwachte hoek. Het MKB is per werknemer innovatiever dan het GB, maar het meeste geld gaat naar het grootbedrijf. De veronderstelling dat innovatiesubsidies ondernemers verleiden om te innoveren mist elke grond, want ondernemers zijn intrinsiek gemotiveerd om te innoveren. Verreweg de meeste ondernemers overwegen trouwens niet eens een subsidie aan te vragen, dat is voor hen teveel rompslomp.

Arbeidsbemiddeling
Mijn laatste voorbeeld betreft de arbeidsbemiddeling. Die bemiddeling wordt door de regelgeving nogal gehinderd. De sollicitatieplicht leidt vooral tot ontmoediging, omdat je na tig keer solliciteren gaat denken dat je niets te zoeken hebt op de arbeidsmarkt, terwijl de kans dat je 100 keer wordt afgewezen statistisch gezien bepaald niet klein is. Werk zoeken langs informele weg gaat veel beter, maar het helpt dan niet als een kleine vergoeding voor vrijwilligerswerk wordt ingehouden op je uitkering of als je niet zomaar een week op verkenningsstage mag gaan bij een bedrijf. Tegenprestaties eisen van mensen in de bijstand en dwang om onaantrekkelijk werk te accepteren onder dreiging van boetes maakt mensen eerder kopschuw dan dat ze uit daardoor hun schulp kruipen. 

Enkele aanbevelingen
Ik zou nog wel even kunnen doorgaan, zoals over de armoedeval of over onnodige administratieve lasten of over het aanbestedingsbeleid of over het ongelijke speelveld tussen GB en MKB en ik zou nog heel wat meer onderwerpen kunnen noemen, maar ik wil nog wat tijd overhouden voor een paar aanbevelingen.

  • Maak van beleidsontwikkeling een leerproces vergelijkbaar met een R&D-proces in het bedrijfsleven. Met de huidige regels voor evaluatieonderzoek komt dat leerproces onvoldoende tot stand. Kijk bij elke stap in het beleidsproces naar kennis die voor die stap relevant kan zijn. Wat daarbij kan helpen is als beleidsambtenaren nauwer samenwerken met onderzoekers.
  • Vergroot dus niet de afstand tussen onderzoek en beleid, zoals dat bij het WODC gebeurt, maar verklein die juist. En zorg voor de nodige openheid tijdens het beleidsproces, dat geeft meer mogelijkheden om relevante kennis erbij te betrekken en die kennis zichtbaar te maken voor de diverse betrokken stakeholders.
  • Besef ook dat beleid voortdurend doorontwikkeld moet worden, het is eigenlijk nooit af, dus giet het beleid niet in beton, maar geef ruimte voor veldexperimenten, proeftuinen, aanpassingen door uitvoerders en dergelijke. En neem altijd een horizonbepaling op zodat je van weinig succesvol beleid kunt afkomen. Een jaarlijkse beleidsopruimdag in de Tweede Kamer zou daarbij kunnen helpen.
  • Deze aanbevelingen gelden natuurlijk niet alleen voor het beleid op het gebied van werkgelegenheid en economie, maar aangezien het beleid op dit gebied nog veel verbetering behoeft komen ze hier in elk geval goed van pas.

Prof.dr. Peter van Hoesel,
Januari, 2020