‘Business as usual’, zo begint 2020 in Nederland. Maar dan komt het coronavirus en het land gaat in een lockdown. Alle ogen zijn gericht op de persconferenties van premier Mark Rutte. Terwijl hij de meest ingrijpende maatregelen sinds de Tweede Wereldoorlog aankondigt, daalt een vreemde stilte neer op het Binnenhof. Het parlement zet zichzelf op de waakvlam. Journalisten dwalen door lege wandelgangen.
Het is crisis. Het Binnenhof is in verwarring en zoekt naar zijn rol. Ministers nemen een ongekende reeks besluiten achter gesloten deuren. Hoe controleer je de regering in zulke buitengewone omstandigheden, vragen parlement en media zich af?
Op verzoek van Perscentrum Nieuwspoort doen politiek journalisten Laurens Boven en Sophie van Leeuwen in ‘Stilte op het Binnenhof’ verslag van het uitzonderlijke voorjaar van 2020. Ze spreken met Kamerleden, reporters en ontmoeten ministers die ineens miljoenen kijkers hebben. Ze zien overwerkte politici, frustratie maar ook saamhorigheidsgevoel.
Laurens en Sophie hebben een uitstekend boek geschreven waarin ze vele politici en andere belangrijke personen zélf het verhaal laten vertellen. Daardoor biedt het boek een kijk op wat er zich werkelijk afspeelde en een indringende sfeertekening van het feitelijk reilen en zeilen van onderlinge relaties tussen politici, ambtenaren, belangrijke lobbyïsten, media en experts. Het boek is de moeite van het kopen meer dan waard! Ook voor iedereen die meer inzicht in het politieke bedrijf wil krijgen. Mede ook door de plezierige schrijfstijl van beide journalisten, die daarmee laten zien hun vak goed te verstaan, is het boek uitermate goed leesbaar. Onderstaand vind je een samenvatting op hoofdlijnen.
Meer weten?
Stilte op het Binnenhof Politiek in coronatijd
Auteurs: Laurens Boven, Sophie van Leeuwen
Uitgever: Balans, 2020
https://www.managementboek.nl/boek/9789463821186/stilte-op-het-binnenhof-laurens-boven?affiliate=1910
Terugkijkend op het afgelopen jaar waren het weken die je als verslaggever niet had willen missen. Opeens was alles anders. De Eerste Kamer ging tijdelijk op slot, de Tweede Kamer in de waakvlam. Het Kabinet vergaderde in de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing en besluiten werden genomen op basis van de adviezen van het Outbreak Managementteam (OMT) onder leiding van Jaap van Dissel (RIVM). De bevolking werd op TV live toegesproken door de Minister President, zonder tussenkomst van pers of parlement en de Wet Openbaarheid van Bestuur werd door het Ministerie van Volksgezondheid voor vragen over het bestrijden van het virus tijdelijk ‘on hold’ gezet. Wat gebeurde er op het Binnenhof in de eerste maanden van de Coronacrisis? Hoe reageerden het parlement en ministeries – zonder draaiboek – op de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog? En hoe controleerden journalisten de regering terwijl de wandelgangen leeg waren en het openbaar bestuur de luiken sloot?
Er was geen gevoel voor urgentie in het begin. In Nederland leek er begin maart niets aan de hand. Toch waren er diverse politici en ook Hans de Boer, voorzitter van MKB Nederland, die behoorlijk onrustig werden. De laatste moest bijvoorbeeld een handelsmissie naar Indonesië leiden en vroeg zich af of dat nog wel kon? In Italië waren er al grote problemen. Maar op 2 maart schreven de ministers Bruno Bruins voor Medische Zaken en Stef Blok van Buitenlandse Zaken een brief aan de Tweede Kamer: ‘Primair beschikken we over een zeer goede organisatie voor infectiebestrijding en rampenbestrijding. Het heeft alleen zin om je te laten testen als je in een van de landen en regio’s met wijdverspreide emissies bent geweest en gezondheidsklachten hebt’. Achteraf blijkt het een belangrijke verloren maand te zijn geweest.
Woensdagavond 18 maart. Minister Bruno Bruins voor Medische Zaken wankelde en zakte in elkaar. Dat einde van zijn ministerschap viel samen met de week dat de Nederlandse samenleving op slot ging. Het was een tsunami-uitbraak die met zoveel snelheid over het land raasde dat de mensen rondom Bruins het gevoel hadden dat de zaak hen uit de vingers glipte. Het virus bleek zich al flink te hebben verspreid.
Het ministerie van VWS is eigenlijk alleen een wetgevingsmachine. De ambtenaren vullen in normale tijden hun dagen met het schrijven van regelingen en het verzorgen van de financiering van de zorg. In de worden van De Jonge: ‘Regels en Pegels, dat is ons domein. De uitvoering van de zorg, inclusief de inkoop op de wereldmarkt van alles wat er in ziekenhuizen nodig is, moeten de instellingen zelf doen. Ze beschikken over een netwerk van handelaren met contacten over de hele wereld. Maar met de uitbraak van de pandemie stortte dat decentrale systeem van de ene dag op de andere in. Er was schaarste aan alles. In alle landen aan dezelfde spullen. Mondkapjes, alcohol, schorten, handschoenen. We hebben die dingen nog nooit vanuit het departement ingekocht.’
In die weken in maart werd duidelijk dat het Nederlandse zorgstelsel een pandemie niet aankon. In feite centraliseerde De Jonge met één pennenstreek daarna een decentraal systeem. Om medische tekorten te bestrijden en de contacten met de bedrijven waar Nederland afhankelijk van was, te verbeteren, stelde De Jonge Feike Sijbesma aan. Die was net afgezwaaid als CEO van chemiereus DSM. Sijbesma was het oliemannetje van De Jonge en moest twee werelden samenbrengen die elkaar slecht begrepen. Sijbesma deed goed werk in nauwe samenwerking met De Jonge bijvoorbeeld bij het komen tot een verdere verruiming van het testbeleid en het zorgen voor de middelen daarvoor.
Daarnaast werd het ministerschap van Bruins overgenomen door PvdA-er Martin van Rijn die al eerder op dat departement had gewerkt en niet ingewerkt hoefde te worden.
Dat Van Rijn minister werd, is historisch. Niemand in Den Haag kan zich heugen dat ooit een lid van de oppositiepartij toetrad tot een kabinet.
Het stoppen van Bruins markeerde een omslagpunt in de strijd tegen het virus. Waar het ministerie in de periode ervoor bezig was om het bestaande zorgstelsel voor te bereiden op de uitbraak, ging het in de periode erna om enerzijds het systeem om te bouwen en door een verregaande centralisatie, de epidemie het hoofd te bieden. Het stoppen van Bruins en zijn opvolging door Van Rijn, werden een symbool voor een optimisme over de kwaliteit van de Nederlandse infectiebestrijding die werd ingehaald door een ruwe werkelijkheid.
Met de komst van Van Rijn werd het team aan de top uitgebreid. Waar Bruins alles zelf deed, deden De Jonge en Van Rijn het vanaf 23 maart 2020 met zijn tweeën. En dat was ook nodig. Cijfers waren cruciaal. Elke dag kreeg Van Rijn een appje uit Rotterdam met informatie over de toestand op de Intensive Care afdelingen in Nederlandse ziekenhuizen. En de vragen die werden gesteld aan het OMT gingen de hele week door. Van Dissel verzamelde ze en stuurde, na overleg met zijn experts, de antwoorden op maandagavond terug naar het kabinet. Na bijenkomsten van het crisiskabinet was er steeds een persconferentie waarvan het doel was om de maatregelen uit te leggen en ervoor te zorgen dat mensen ze ook echt zouden naleven. De dag na de persconferentie volgende het debat in de Tweede Kamer. De Jonge was elke week tot in de nacht bezig met de voorbereiding. Kamerbrieven van veertig kantjes. ‘Ik moet staan voor elke letter daarin.’
De Kamerbrieven dichtten wel een gat dat in de hectiek ontstond in het ambtelijke functioneren. Er was simpelweg geen tijd om in nota’s vast te leggen waar het ministerie mee bezig was. De Kamerbrieven vormden een alternatieve ‘papertrail’. In deze situatie besloot het ministerie dat het onmogelijk was de wet Openbaarheid van Bestuur na te leven. Op basis van die wet kan iedereen documenten over welk onderwerp dan ook opvragen bij de overheid.
Om in al het gejaag toch balans te houden en tijd te pakken om even na te denken waar ze mee bezig waren gebeurde op zondagochtenden in het idyllisch gelegen Catshuis in een serene rust achter een hoge muur. Het was Mark Rutte die had besloten dit overleg, zonder notulen, in te voeren. Toch was die rust er niet altijd, zo schetste Diederik Gommers, die voorzitter was van de Nederlandse Vereniging vor Intensive Care. Politiek denken is nu eenmaal anders dan pragmatisch artsendenken en handelen. Bijvoorbeeld toen Gommers opmerkte dat je niet zo maar het aantal IC bedden kunt verhogen naar 3000. ‘Dat kan het systeem niet aan’, stelde Gommers. Maar met zo’n boodschap kreeg het Kabinet weer problemen in de Tweede Kamer. Dan ging het niet meer om de vraag wie de IC-zorg kan overleven maar om wie er überhaupt tot de IC wordt toegelaten en wat te doen als medische selectiecriteria geen uitkomst meer zouden bieden. In het conceptprotocol van Gommers stond dat er dan op leeftijd zou worden geselecteerd…..Wie bepaalt dat, de politiek of de medici? Daar waren de meningen over verdeeld.
Ook Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib had problemen. Debatten werden afgeschaald en het overgrote deel van het Kamerwerk dat normaal gesproken in plenaire debatten of commissievergaderingen plaatsvindt, moest vanaf dat moment schriftelijk worden afgehandeld. Verder sloor de Tweede Kamer de deuren voor bezoekers van buiten/ Lobbyïsten, journalisten zonder vaste accreditatie, burgers die een petitie wilden aanbieden en bezoekers die debatten wilden bijwonen, kwamen er niet meer in. Het was een lastige situatie voor de voorzitter want een parlement hoort open te zijn voor de bevolking en in transparantie te werken. Draagvlak onder de collega’s zoals de voorzitters van de Tweede Kamer fracties verwerven was niet makkelijk. De sfeer was niet opperbest en ruzies gingen over nietszeggende onbenulligheden. De politiek even terzijde schuiven bleek menig van de voorzitters niet goed te kunnen. En bewust lekken naar de pers, terwijl er in vertrouwen werd gesproken, deed ook een enkeling. Ogenschijnlijk wekte iedereen de indruk dat het ging om het landsbelang. Maar onderhuids is er een strijd om politieke aandacht. Tegelijkertijd kreeg Arib heel veel signale van Kamerleden de zich bekneld voelden Ze zeiden: ‘Het Kabinet gaat gewoon door. We krijgen dezelfde hoeveelheid brieven als voor het coronavirus, maar we mogen niet zoveel. Ik kreeg 83 wetsvoorstellen opgestuurd door het Kabinet. Heel veel waren nog niet klaar maar ze werden als spoedeisend verzonden.’ Dat maakt controle ingewikkeld.
Maar in grote lijnen steunde de Kamer het beleid van het Kabinet. Nooit werd er een motie aangenomen die een radicaal andere koers voor stond.
Op het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kwamen de polderpartijen elke week bij elkaar in een, zoals ze dat noemden ‘cockpitoverleg’. Het kantoor van VNO-NCW werd platgebeld. En er was de KLM-lobby. Tegelijkertijd schakelden twee groepen niet goed met elkaar: de ‘witte jassen’ (medici, VWS, RIVM) en de voorvechters van de economie en de arbeidsmark. Maar uiteindelijk bleken lockdown maatregelen onvermijdelijk. Tegelijkertijd werd er een gigantisch steunpakket opgetuigd: massale doorbetaling van lonen, steun aan bedrijven en ZZP-ers.
Uiteraard werd er nagedacht over de mediastrategie van het kabinet. Over de persconferenties zijn de ervaringen bij televisieverslaggevers gemengd. Het stoorde de journalisten dat de regie volledig bij de ministeries lag. ‘Normaal als je in de wandelgangen loopt en zelf de microfoon vasthoudt, dan heb je als verslaggever de controle. Nu zei Rutte, als je merkte dat hij wegliep in zijn verhaal en je hem wilde interrumperen: ‘Nee, wacht even. Laat me het even afmaken’. Het tempo waarmee het kabinet met de persconferenties maatregelen de wereld in slingerde, lag in het voorjaar zo hoog dat zelfs de rijksambtenaren die alle voorstellen in nette juridische teksten moesten gieten, het niet altijd konden bijbenen. Zo gebeurde het dat er besluiten bekend werden gemaakt waarvoor op dat moment de juridische basis nog niet klaar was. Zo waren de aanwijzigen die er bijvoorbeeld voor moesten zorgen dat burgemeesters noodverordeningen konden uitvaardigen om samenscholingen te verbieden nog niet klaar toen Grappenhaus dat nieuwe beleid bekend maakte. Terzijde, er is ook de Coördinatiewet Uitzonderingstoestanden. Daarmee kan een kabinet in uiterste noodgevallen de noodtoestand laten gelden en eigenmachtig optreden. Tegelijkertijd konden journalisten ook niet meer rondlopen in de wandelgangen van de Kamer om bijvoorbeeld Kamerleden of de premier aan hun mouw te trekken voor een invloedrijke column. En telefonisch nam niet iedereen even makkelijk op, als journalisten belden. Je ergens posten om iemand op te wachten of recht in de ogen te kijken was er niet meer bij.
Terugkijkend zijn er wel enkele lessen te trekken. Nederland was al jaren geleden gewaarschuwd voor een pandemie. In medische kringen gold het als een zekerheid dat het een keertje mis zou gaan. Nederland stak te lang de kop in het zand. Tegelijkertijd leert de ervaring nu dat een infectieziekte een Europese aanpak vraagt. Daar zit ook een lacune. Een andere constatering is het belang van (Nederlandse) zelfvoorzienendheid. Een thema dat voor meerdere terreinen geldt dan alleen de gezondheidszorg.
Max Herold
December 2020