Thorbecke en ideologisch-religieuze uitingen in kleding en gedrag ambtenaren

Er zit een Thorbeckiaanse onderstroom en misschien wel paradox in de grondwet die eigenlijk nooit expliciet wordt uitgediscussieerd. Vrijheid van religie versus je beroepsrol als ambtenaar.
Zeker als het gaat over religieuze uitingen binnen een overheid in gedrag en kleding raakt dat diversiteit.

Thorbecke, daarover zegt een enkeling tegen me dat deze staatsman op zijn seculiere punten juist achterhaald is. Het zou kunnen. De vraag kan worden gesteld of dat zo is. Thorbecke was in ieder geval niet dom te noemen en dacht, in die tijd ook al, in lange termijn consequenties.

“Het was Thorbecke die in de grondwet van 1848 de term ‘kerkgenootschappen’ introduceerde, waar de eerdere grondwetten over ‘godsdiensten’ of ‘godsdienstige gezindheden’ hadden gesproken. Religies werden verenigingen….. [in juridische zin gelijk een voetbalvereniging….. en gelijk aan elkaar. De ene niet meer dan de ander. Protestantse varianten of Katholicisme, het maakte niet uit].
Thorbecke realiseerde zich destijds heel goed dat kerkelijke kwesties meer dan wat ook de publieke emotie wekten. Maar de staat en het recht mochten daar niet gevoelig voor zijn. Voor hem waren staat en recht instituties met een eigen, in zekere zin morele verantwoordelijkheid.”
Bron: Thorbecke wil het: portret van een staatsman. Auteur: Remieg Aerts, 2018

Als ik ‘m goed interpreteer (en dat is discutabel) horen ambtenaren, vanuit die Thorbeckiaanse gedachtelijn,  als aanname, ook een neutraliteit uit te stralen. Geen religieuze of andere expliciet ideologische uitingen in hun gedrag en beroepsrol ‘als ambtenaar’, maar juist de eigen seculiere moraliteit van staat en recht, boven en tussen partijen staand, benadrukkend. En, vanuit die seculiere en neutrale moraliteit, juist vrijheid en verdraagzaamheid mogelijk makend in de samenleving. Dat is ook de reden waarom tot nu toe nonnen of priesters in gewaden geen hoge functies binnen de overheid vervullen (wel bijv. in Iran waar er een hoogste bestuurlijke religieuze ‘Raad van Hoeders’ is).

Bovenstaande stelling wordt in mijn ogen de komende jaren een belangrijk discussiepunt in het publieke en politieke debat in menig Europese land als het over diversiteit gaat. Met misschien, net als toen, pro- en contra Thorbeckianen  (contra waren in de jaren 1840-1848 vooral gelovige Protestanten).

Max Herold
Juli, 2018