Het tweede machinetijdperk

In het boek ‘Het tweede machinetijdperk: hoe de digitale revolutie ons leven zal veranderen’ gaan de auteurs Erik Brynjolfsson en Andrew McAffee in op de vraag of de nieuwe aankomende automatisering/kunstmatige intelligentie –technologie met bijbehorende apparatuur banen gaat vernietigen en leidt tot minder arbeidsplaatsen?
Die vraag wordt in hun ogen deze keer, anders dan in de vorige golf van ICT, met ‘ja’ beantwoord.

Hun basisargument daarbij is dat we nu pas de lange termijnconsequenties van deze nieuwe technologie-golf beginnen te beseffen. Digitalisering is het omzetten van allerlei soorten informatie en media (tekst, audio, foto’s, video, data van instrumenten en sensoren etc.) in enen en nullen die de moedertaal zijn van computers en aanverwanten apparatuur.

De auteurs starten hun boek met aan te geven dat we aan de vooravond staan van een nieuw MACHINE-tijdperk. Dus niet een nieuw informatie/communicatie-technologie (ICT) tijdperk. Daarbij gaan digitale machines doen voor onze eigen geest wat de stoommachine en de daaropvolgende apparaten voor onze spieren hebben gedaan. Bij geest moet je denken aan ons vermogen onze hersenen te gebruiken om onze omgeving te begrijpen en te vormen. En dat blijkt het opeens hard te gaan.

Robots kunnen tegenwoordig auto’s besturen en zelfstandig de weg in opslagplaatsen vinden. Robothuishouders staan voor de deur en drones gaan post en pakketjes bezorgen.

Computers kunnen nu ook zonder tussenkomst van een arts diagnoses stellen, menselijke taal begrijpen, iets terugzeggen en proza van hoge kwaliteit produceren.
Het interessante daarbij was dat, in plaatst dat er een gigantische hoeveelheid kennis in werd gestopt, de computer wordt getraind om alle goede publicaties op medisch gebied te volgen en die informatie af te zetten tegen de symptomen, de testresultaten en het dossier van de patiënt. De constante toevloed van nieuwe informatie in de medische wereld maken een vinding als deze van groot belang.

De maker van het apparaat, IBM, schat dat een arts 160 uur per week nodig heeft aan lezen om alleen maar bij te blijven. De software bleek niet alleen even nauwkeurig als de arts maar identificeerde bepaalde ziektekenmerken zelfs beter waarmee de overlevingskansen van patiënten werden vergroot.

Brynjolfsson en McAffee hebben drie conclusies getrokken uit hun onderzoeken:

1. We leven in een tijd waarin digitale technologieën, waarvan de kern wordt gevormd door computers, software en netwerken, enorme sprongen voorwaarts maken.

De afgelopen 10 jaar is er een enorme grote hoeveelheid rekenkracht bijgekomen en van laboratoria overgebracht naar huiskamers en studentenhuizen over de hele wereld. Mede daardoor is de ontwikkeling van digitale apparatuur plotseling met grote sprongen vooruit gegaan en ontstonden er mogelijkheden die niemand had verwacht. We staan aan het begin van een 10-jarige overgangsperiode waarin computers die nu nog geen taal begrijpen er heel wat van gaan begrijpen.

Computers zijn nu al in staat effectief patroonherkenning te combineren met complexe communicatie. Het is niet alleen de wet van Moore (verdubbeling geïntegreerde schakelingen elke twee jaar) maar ook de Wet van Hendy (naar de gelijknamige Kodak-medewerker): het aantal pixels per dollar dat door een camera wordt aangeboden verdubbelt zich zo’n beetje elk jaar en alle bijbehorende materialen werden in de loop van de tijd kleiner, lichter, goedkoper en beter.

Een andere wet die een rol speelt, is het netwerkeffect: een situatie waarin de waarde van een hulpmiddel voor elke gebruiker toeneemt met elke gebruiker die aan het netwerk wordt toegevoegd. Daardoor wordt bijv. file-info accurater als je weet waar iedereen zit die een file-app heeft/GPS gebruikt.

De techniek krijgt verder zogenaamd ‘general pupose’ – kenmerken: dat zijn technologieën die van grote invloed zijn op heel veel economische sectoren in plaats van enkele. Meer algemeen gaat het daarbij o.a. om:

  • Natuurlijke taalverwerking
  • Machine-leren (het vermogen van een computer om met behulp van een groeiende hoeveelheid data automatisch methoden bij te stellen en resultaten te verbeteren)
  • Computer vison (automatiseren van visuele inspecties)
  • SLAM (Simultaneous Localisation and Mapping, gebruikt door robots en autonome voertuigen om een onbekende omgeving in kaart te brengen en de eigen positie in kaart te brengen). Door de verdere ontwikkeling in kunstmatige intelligentie zal steeds meer mogelijk worden en de kosten oplaag gaan.

2. Die technologische veranderingen zullen meer keuzes en zelfs meer vrijheid opleveren.
Daarbij gaan andere economische wetten gelden waarbij niet schaarste maar overvloed de norm is. De argumentatie hiervoor halen de auteurs weg bij econoom Paul Romer de nadruk legde op het belang van recombinante innovatie. Dat is het in veelvoud anders combineren van bestaande technieken.

Romer:”Economische groei treedt op wanneer mensen bestaande hulpmiddelen zodanig herschikken dat ze waardevoller worden. Elke generatie heeft de grenzen aan groei waargenomen waar de eindigheid van middelen en de ongewenste bijwerkingen toe zouden leiden als er geen nieuwe ideeën zouden worden gevonden. En elke generatie heeft onderschat hoeveel ideeën er nog mogelijk waren. Daar staan we steeds weer opnieuw verbaasd over. Mogelijkheden laten zich niet alleen optellen maar ook vermenigvuldigen.”

M.a.w. groei wordt alleen maar beperkt, althans in deze visie, door ons onvermogen nieuwe ideeën te zien en deze snel genoeg te verwerken. De belangrijkste drijvende krachten van het tweede machinetijdperk zijn daarbij: duurzame exponentiële verbeteringen in de meeste aspecten van het computergebruik, buitengewoon grote hoeveelheden data en recombinante innovatie.

Om dat laatste te kunnen verwezenlijken, speelt ook het begrip open innovatie een rol. Innovatiewetenschappers Lars Bo Jeppesen en Karim Lakhani bestudeerden 166 gepubliceerde problemen waarvoor de betrokken organisaties geen oplossing hadden weten te vinden, Ze stelden vast dat open aanpakken veel van die problemen juist wél konden oplossen en de sleutel tot de oplossingen vaak afkomstig was van mensen met een expertise die verder van het onderwerp af stond.

M.a.w. als iemand qua opleiding, training, en ervaring weinig te maken leek te hebben met het onderwerp, was dat een pré. Bij het organiseren van open processen hoeven mensen geen doctorsgraad te hebben of in laboratoria te werken om inzage te krijgen in de problemen, data te downloaden of een oplossing te uploaden. Iedereen kan vanuit welke discipline dan ook aan de vraagstukken werken. Zo staat het fysici vrij te werken aan een biologisch probleem.
Zie voor voorbeelden http://www.innocentive.com/  ,  http://www.kaggle.com/  https://www.quirky.com/invent  en http://www.affinnova.com/

3. De derde conclusie is minder optimistisch: de digitalisering stelt ons voor een aantal netelige problemen.
Als bedrijven hebben moeten reorganiseren door een crisis, en ze daarna weer meer orders krijgen, blijken ze minder nieuwe arbeidskrachten aan te nemen maar bereiken schaalvergroting met behulp van nieuwe technologie. Er is duidelijk sprake van een daling van het aandeel arbeid. Er zijn minder mensen werkzaam en de lonen liggen lager dan voorheen. 

Dat heeft natuurlijk een precedent. Halverwege de 19-de eeuw verdween maar liefst 30% van de arbeidsplaatsen in de landbouw omdat de dorsmachine zijn intrede had gedaan. Om nog maar niet te spreken van het effect van industrialisering.Als computers krachtiger worden, komt er binnen het bedrijfsleven vroeg of laat steeds minder vraag naar bepaalde soorten werknemers.

Dat geldt vooral voor mensen die niet meer dan ‘gewone’ vaardigheden te bieden hebben (routinematig en semi-routinematig) en raakt zowel laagopgeleiden als hoogopgeleiden. Waarom zou het werk van kelners, bepaalde soorten wetenschappelijk onderzoek, verpleegkundigen in ziekenhuzien en vele andere beroepen eigenlijk niet geautomatiseerd kunnen worden?  Nota’s schrijven over thema’s kunnen ze ook al. En, zo is de voorspelling, de nieuwe generatie intelligente apparaten zal voornamelijk banen kosten in takken als de petrochemische industrie, ingenieurs, financieel analisten en accountants.

Loopbaanadviseurs, werving en selectie-experts hoeven ook al niet meer. Robots zullen werkzoekenden aan vacatures koppelen die het beste bij hun passen. Digitale beoordelingen en gefilterde zoekopdrachten maken daarbij schifting gemakkelijker. Dat maakt het bedrijven gemakkelijker om te schiften in het aanbod. Aaan de andere kant kunnen kandidaten met de juiste papieren door die filters opeens zeer in trek raken (mits ze de juiste trefwoorden gebruiken).

In de financiële sector staan de banen van tienduizenden belastingadviseurs op termijn op de tocht in de VS (Turbotax van Innuit als concurrent). Het is een misvatting dat alle taken op hoger niveau moeilijk zijn te automatiseren en ‘kleuterschooltaken makkelijk’. De vraag naar routinematige vaardigheden, handmatig én cognitief neemt af Tuinlieden, monteurs, timmerlieden, tandartsen, thuisverpleegkundigen en creatieve koks hoeven zich nog geen zorgen te maken….vooralsnog. 

Ten opzichte van mensen hebben die robots een paar onmiskenbare voordelen. Ze kunnen onafgebroken doorwerken resp. hebben geen behoefte aan slaap, lunch of koffiepauze, wordt niet ziek en je hoeft er geen sociale premies voor te betalen. En ze kunnen dingen die een gewoon mens vaak niet kan. Een flexibele fabrieksrobot met twee armen kan twee volkomen verschillende taken tegelijk verrichten.

Ook dieren lopen gevaar hun ‘baan’ kwijt te raken. Zoals hinden. De nieuwste snuffelrobots kunnen lasten over ruw terrein verplaatsen, steile hellingen beklimmen, over glad ijs lopen en daarbij ook, als hij iets bij zich heeft, alles in evenwicht houden.

Het meeste sexy baantje de komende 10 jaar wordt volgens Hal Varian, die nu bij Google als hoofdeconoom werkt, dat van statisticus. Als je kijkt naar de hoeveelheid data die wordt gegeneerd en je bedenkt hoeveel inzichten er nog liggen te wachten, geen vreemde gedachte.

Terzijde. De staat, in casu het Ministerie van Financiën gaat dit ook merken. Van belang is te beseffen dat het inkomen van de staat uit arbeid minder wordt (inkomstenbelasting) als steeds meer werk door robots wordt gedaan. Er is minder vervangingsvraag. In algemene zin geldt: Hoe beter machines worden in de werkzaamheden van mensen, hoe groter het negatieve effect van belastingen en voorzieningen op de werkgelegenheid zullen zijn.

Toenemende ongelijkheid
Een van de belangrijkste effecten van de toenemende digitalisering, zo stellen de auteurs, is toenemende ongelijkheid.
Een snelle vooruitgang in digitale middelen zorgt voor een ongekende welvaart, maar er is geen economische wet die zegt dat alle werknemers, of zelfs een meerderheid, profijt heeft van deze vooruitgang. Niet alleen financiële cijfers maar ook andere cijfers laten een toenemende ongelijkheid zien. Er ontstaat een diepgaander én structurele probleem.

In veel bedrijfstakken is het verschil in beloning tussen de beste en nummer twee al uitgegroeid tot een gapende kloof. Toppresteerders hebben door digitalisering zowel hun actieradius als hun inkomen zien groeien. Er is veel gemakkelijker schaalvergroting/schaalafzetting van producten te bereiken.

Enerzijds is er sprake van een netto afnemende vraag naar minder geschoolde en een grotere vraag naar goed opgeleide arbeidskrachten. Er is nu eenmaal maar een klein groepje ontwerpers en programmeurs nodig om zoiets als het eerder genoemde Turbotax van Intuit te maken…..en ze worden er rijk van.

En daarbij neemt de concurrentie toe. Een programmeur die een iets betere routeplanner schrijft, die iets sneller laadt, meer date heeft en mooiere pictogrammen, kan de hele markt veroveren. Markten ‘alleen voor winnaars’ worden meer gangbaar omdat de marginale kosten van digitale goederen niet nul meer wel heel laag zijn. 

Dit fenomeen gaat zich ook afspelen in zogenaamde nichemarkten. Kenmerk van de winnaars is dat digitale technologieën hun rendement vergroten. Daarbij zijn de algemene voordelen van de winnaars groter dan het totale verlies van de anderen .

Verder hebben de ‘winnaars’ flinke hoeveelheden van het juiste kapitaal dat ze combineren met digitale technologieën:

  • Niet- menselijk kapitaal te weten apparatuur, structuren, intellectueel eigendom of financiële activa.
  • Menselijk kapitaal zoals training, opleiding, ervaring en vaardigheden.

Eigenlijk blijken er, volgens de auteurs, drie kloven te zijn:

  • Tussen mensen met een baan en zonder een baan.
  • Tussen hooggeschoolde en minder geschoolde arbeidskrachten.
  • Tussen supersterren en de rest.

Erik Brynjolfsson en Andrew McAffee stellen overigens ook dat geld verdienen met kapitaal onder druk zal komen te staan. In een vrije markt gaan de hoogste bedragen naar de meest schaarse productie-input. In een wereld  waarin kapitaal tegen relatief lage kosten kan worden vermenigvuldigd (denk aan computerchips of zelfs software), zal de marginale waarde van kapitaal dalen, zelfs als er in totaal meer kapitaal wordt gebruikt.

Het wordt niet alleen een ongunstige tijd om arbeider te zijn, maar als digitale technologieën ook toenemend de plaats innemen van kapitaal, hoeven kapitaaleigenaren ook gene hoge rendementen te verwachten. Daarbij constateren de auteurs ook dat steeds minder kinderen die aan de onderkant van de spreiding worden geboren nog een kans zullen hebben om te ontkomen aan hun omstandigheden en in hun leven en carrière vooruit te komen.

Inclusiviteit
Dit heeft ook te maken met de mate van inclusiviteit en exclusiviteit. In 2012 publiceerden Acemoglu en Robinson hun befaamde ‘Why Nations Fail’. Zij lieten zien dat voor kansen van mensen in het leven en welvaartsontwikkeling, democratie en eigendomstrecht een grote rol spelen. Waar sprake is van inclusiviteit, en veel mensen mee mogen stemmen, blijkt welvaart het gevolg. Waar er sprake is van exclusiviteit (waar de economie en de regels van het spel ten dienste staan van een vastgeroeste elite) is armoede het gevolg.

Een stelling is dan de volgende: exclusieve instituties kunnen een verantwoorde overgang in het tweede machinetijdperk vertragen en saboteren. Er ontstaat dan werkeloosheid door het onvermogen van instituties, organisaties en bijbehorende bestaande vaardigheden om gelijke tred te houden met de technologische verandering. Medewerkers van instituties zullen hiervoor nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen.
Digitalisering en vastgeroeste instituties met vastgeroeste vaardigheden zijn in combinatie een extra recept voor werkeloosheid.

Van de geprogrammeerde medewerker naar Andere vaardigheden/ander scholen.
De beschreven kloven blijken niet meer met klassiek ‘onderwijs’ te dichten. Onderwijsonderzoeker Sugata Mitra heeft aangetoond hoeveel arme kinderen in ontwikkelingslanden op eigen houtje kunnen leren als ze de juiste technologie krijgen aangereikt. Ze zegt in dat kader over bestaande scholen:

“Ik heb geprobeerd uit te vinden waar de manier van leren zoals we die op school gewend zijn vandaan is gekomen…..Deze manier van leren is afkomstig van ….het laatste grote rijk op aarde, het Britse rijk. Wat zij voor elkaar hebben gekregen is niet minder dan verbazingwekkend. Ze hebben een wereldwijde computer gebouwd die geheel uit mensen bestond. Die computer bestaat nu nog steeds als de bureaucratie van onze overheid. Om zo’n machine te laten draaien, heb je heel veel mensen nodig. En om die mensen te produceren , hebben ze een andere machine gemaakt: de school. De scholen produceren de mensen die vervolgens deel uitmaken van de bureaucratische machine……..Ze moeten drie dingen kunnen: duidelijk schrijven, want de data worden met de hand geschreven, lezen en ze moeten uit hun hoofd kunnen optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. Ze moeten identiek zijn, zodat je een medewerker uit Nieuw-Zeeland zonder problemen in Canada aan het werk kunt zetten.”  

Dat wordt anders binnen zelfsturende gemeenschappen. Dan worden vaardigheden als ideatie (patroonherkenning) en complexe communicatie van belang. Met die vaardigheden ben je in een digitaal technische omgeving in het voordeel en worden sites als de educatieve Kahn academie een voordeel voor je. Zie http://www.khanacademy.nl  Terzijde: dan blijken overigens  Montessori-scholen goed te scoren omdat leerlingen daar ‘hun nieuwsgierigheid moeten volgen.


Idem MOOC’s (Massive Online Open Course). De experimenten daarmee zijn veelbelovend. Deze vorm van onderwijs staat open voor iedereen en is vaak gratis. Bedenk dat de beste leraren, lessen en methoden telkens weer opnieuw kunnen worden gebruikt (zoals nu de beste popartiest of cellist). Scholieren en studenten hebben binnenkort toegang tot  de beste aardrijkskunde-lessen, de beste inzichten in renaissancekunst en de meest effectieve oefeningen om statistiek te doen.

Daarbij zullen het de gemotiveerde starters zijn die gaan profiteren van een online aanbod van dit cursusmateriaal en daarmee, gecombineerd met ondernemerschap en creativiteit, toch weer hun kansen kunnen pakken in de nieuw ontstane samenleving. Dan kun je zelfs thuis naar lessen gaan kijken en gezamenlijk op school het huiswerk doen. Daarnaast genereert digitaal onderwijs enorme hoeveelheden data en daarmee kan de feedback naar docent en student verder worden verbeterd. 

Tot slot: géén basisinkomen!
De auteurs zijn geen voorstander van een basisinkomen in de veranderende wereld. Ze volgen daar Voltaire die ooit stelde dat ‘werk een man beschermt tegen drie grote kwaden: verveling, slechte gewoonten en behoeftigheid.’ Gebrek aan werk is niet alleen schadelijk voor individuen, zo blijkt uit onderzoek, maar ook voor hele gemeenschappen. De socioloog William Julius Wilson vatte talloze onderzoeken als volgt samen:

“De consequenties van werkeloosheid in een wijk zijn erger dan die van armoede. Een wijk met arme mensen die nog werk hebben is heel anders dan een wijk waar mensen zowel zonder geld als zonder werk zitten. Veel van de huidige moeilijkheden in probleemwijken, zoals criminaliteit, uit elkaar gevallen gezinnen, bijstand, slechte sociale organisatie enz. zijn in principe terug te voeren op gebrek aan werk.”

Deze opmerkingen zijn in 2012 verder onderbouwd met cijfers door sociaal onderzoeker Charles Murray in zijn boek ‘Coming Apart’.  

Brynjolfsson en McAffee pleiten daarentegen wél voor negatieve inkomstenbelasting die zowel een gegarandeerd minimum biedt als een prikkel tot werken.

Max Herold
oktober 2014

Meer weten?
Het tweede machinetijdperk: hoe de digitale revolutie ons leven zal veranderen.
Auteurs:Erik Brynjolfsson en Andrew McAffee.
Uitgeverij: Lanno / Spectrum, 2014
http://www.managementboek.nl/boek/9789077445358/het-tweede-machinetijdperk-erik-brynjolfsson?affiliate=1910